3. 1 Grote God, wij loven U, Heer, o sterkste aller sterken! Heel de wereld buigt voor U en bewondert uwe werken. Die Gij waart te allen tijd, blijft Gij ook in eeuwigheid.
4. 2 Alles wat U prijzen kan, U, de Eeuwge, Ongeziene, looft uw liefd' en zingt ervan. Alle englen, die U dienen, roepen U nooit lovensmoe: `Heilig, heilig, heilig' toe!
5. 3 Heer, ontferm U over ons, open uwe Vaderarmen, stort uw zegen over ons, neem ons op in uw erbarmen. Eeuwig blijft uw trouw bestaan laat ons niet verloren gaan.
6. Welkom op deze avonddienst Voorganger dhr van Dijk organist Joh. de Vries Thema “Prijzen kost wat”
8. Hoe sprong mijn hart hoog op in mij, toen men mij zeide: "Gord u aan om naar des HEREN huis te gaan! Kom ga met ons en doe als wij!" Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in, u, Godsstad, mogen wij ontmoeten! Jeruzalem, van ver aanschouwd, wel saamgevoegd en welgebouwd, o schone stede, die wij groeten.
9. Hoe zijn de stammen opgegaan! Hier gingen ons de voeten voor der pelgrims, die de HEER verkoor, hier, waar uw heilge muren staan! Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in naar 's HEREN woord, om zijns naams ere! Zo is het Israël gezegd: hier zijn de zetels van het recht, de troon, waar David zal regeren!
10. Bidt heil toe aan dit Vredesoord: dat die u mint bevredigd zij, dat vrede in uw wallen zij, gezegend zij uw muur en poort! Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in om u met vrede te ontmoeten! Om al mijn broeders binnen u, om 's HEREN tempel wil ik u, o stad van God, met vrede groeten.
13. 1 Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt. De nacht valt in, waarin geen licht meer straalt. Andere helpers, Heer, ontvallen mij. Der hulpelozen hulp, wees mij nabij.
14. 2 Wees bij mij, nu de dag ten einde spoedt. Alles verdoft wat glans bezat en gloed. Alles vervalt in 't wisselend getij, maar Gij die eeuwig zijt, blijf mij nabij.
15. 3 U heb ik nodig, uw genade is mijn enig licht in nacht en duisternis. Wie anders zal mijn leidsman zijn dan Gij? In nacht en ontij, Heer, blijf mij nabij.
16. 4 Ik vrees geen kwaad, want bij mij is de Heer. Tranen en leed zijn nu niet bitter meer. Waar is uw prikkel, dood, wat dreigt ge mij? Ik triomfeer, mij is de Heer nabij.
17. 5 Houd, Heer, uw kruis hoog voor mijn brekend oog, licht in het duister, wijs de weg omhoog. Uw dag breekt aan, de schaduw gaat voorbij. In dood en leven, Heer, wees Gij nabij.
20. 1 Alles wat adem heeft love de Here, zinge de lof van Isrels God! Zolang ik hier in het licht mag verkeren, roem ik zijn liefde en prijs mijn lot. Die lijf en ziel geschapen heeft worde geloofd door al wat leeft. Halleluja! Halleluja!
21. 2 Vorsten zijn mensen uit aarde geboren, zij keren eens tot aarde weer; rijkdom en macht, het gaat alles verloren, niemand gedenkt hun daden meer. Machtigen wanklen in hun waan, - roepen wij dan de Here aan. Halleluja! Halleluja!
22. 5 O gij verdrukte, die onrecht moet lijden, Hij die u recht verschaft is hier! Hongrige, Hij wil u spijze bereiden, dorstige, zie de heilsrivier! Zijt gij geboeid, Hij maakt u vrij; God schenkt genade velerlei. Halleluja! Halleluja!
23. 6 Vreemdeling, die hier op aard moet gedogen, dat u de haat der mensen treft, Hij richt u op, als gij neer zijt gebogen en Hij buigt neer wie zich verheft. Zijt gij in rouw, God is uw licht; Hij schenkt, o blinde, u 't gezicht. Halleluja! Halleluja!
24. 7 Roemt dan, gij mensen, en lofzingt tezamen Hem die zo grote dingen doet. Alles wat adem heeft, roepe nu amen, zinge nu blijde: God is goed! Love dan ieder die Hem vreest Vader en Zoon en Heilge Geest! Halleluja! Halleluja!
25. Gezang 255 – 1, 2, 3, 4 Ere zij aan God, de Vader,
26. 1 Ere zij aan God, de Vader, ere zij aan God, de Zoon, eer de Heilge Geest, de Trooster, de Drieeenge in zijn troon. Halleluja, halleluja, de Drieeenge in zijn troon!
27. 2 Ere zij aan Hem, wiens liefde ons van alle smet bevrijdt, eer zij Hem die ons gekroond heeft, koningen in heerlijkheid. Halleluja, halleluja, ere zij het Lam gewijd.
28. 3 Ere zij de Heer der englen, ere zij de Heer der kerk, ere aan de Heer der volken; aard' en hemel looft uw werk! Halleluja, halleluja, looft de Koning, heel zijn kerk!
29. 4 Halleluja, lof, aanbidding brengen englen U ter eer, heerlijkheid en kracht en machten legt uw schepping voor U neer. Halleluja, halleluja, lof zij U, der heren Heer!
32. Mijn hoop is op U Heer, mijn kracht is in U Heer, mijn hart is van U Heer, van U. Mijn hoop is op U Heer, mijn kracht is in U Heer, mijn hart is van U Heer, van U.
33. Ik prijs U met heel mijn hart, ik prijs U met al mijn kracht. Met heel mijn hart, met al mijn kracht, heel mijn hart is van U
35. De Heer regeert, de Heer regeert, de Heer regeert. Dat de aarde juicht, dat de aarde juicht, dat de aarde juicht. Dat het volk zich verheugt, want Hij regeert.
36. Het vuur dat voor Hem uitgaat, verteert zijn sterkste vijanden. De bergen zijn als was bij 't verschijnen van de Heer. bij 't verschijnen van de Heer.
37. De Heer regeert, de Heer regeert, de Heer regeert. Dat de aarde juicht, dat de aarde juicht, dat de aarde juicht. Dat het volk zich verheugt, want Hij regeert.
38. De hemel toont zijn heerlijkheid. De volken zien zijn grootheid. Want U, o Heer, bent verheven boven al wat leeft. boven al wat leeft.
39. De Heer regeert, de Heer regeert, de Heer regeert. Dat de aarde juicht, dat de aarde juicht, dat de aarde juicht. Dat het volk zich verheugt, want Hij regeert.
41. Heer ik kom tot U; neem mijn hart, verander mij, als ik U ontmoet vind ik rust bij U. Want Heer ik heb ontdekt, dat als ik aan uw voeten ben, trots en twijfel wijken voor de kracht van uw liefde.
42. Refrein: Houd mij vast, laat uw liefde stromen. Houd mij vast, heel dichtbij uw hart. Ik voel uw kracht en stijg op als een arend; dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde.
43. Heer, kom dichterbij dan kan ik uw schoonheid zien en uw liefde voelen, diep in mij. En Heer, leer mij uw wil, zodat ik U steeds dienen kan en elke dag mag leven door de kracht van uw liefde.
44. Refrein: Houd mij vast, laat uw liefde stromen. Houd mij vast, heel dichtbij uw hart. Ik voel uw kracht en stijg op als een arend; dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde.
45. Refrein: Houd mij vast, laat uw liefde stromen. Houd mij vast, heel dichtbij uw hart. Ik voel uw kracht en stijg op als een arend; dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde.
46. dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde
47. Lezen Psalm 34 1 Van David, toen hij zich aan het hof van Abimelech als een krankzinnige voordeed en pas wegging toen deze hem verjoeg.
48. 2 De HEER wil ik prijzen, elk uur van de dag, mijn mond is altijd vol van zijn lof. 3 Laat mijn leven een loflied zijn voor de HEER , de nederigen zullen het met vreugde horen.
49. 4 Roem met mij de grootheid van de HEER, sluit u aan om zijn naam te verheffen. 5 Ik zocht de HEER en hij gaf antwoord, hij heeft mij van alle angst bevrijd.
50. 6 Wie naar hem opzien, stralen van vreugde, schaamte zal hun gezicht niet kleuren. 7 In mijn verdrukking riep ik tot de HEER, hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered.
51. 8 De engel van de HEER waakt over wie hem vrezen, en bevrijdt hen. 9 Proef, en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig de mens die bij hem schuilt.
52. 10 Vromen, heb ontzag voor de HEER: wie hem vreest lijdt geen gebrek. 11 Jonge leeuwen lopen hongerig rond, wie de HEER zoekt, ontbreekt het aan niets.
53. 12 Kom, kinderen, luister naar mij, ik leer je ontzag voor de HEER. 13 Hebben jullie het leven lief, wil je goede jaren genieten?
54. 14 Behoed dan je tong voor het kwaad, je lippen voor woorden van bedrog. 15 Mijd het kwade, doe wat goed is, streef naar vrede, jaag die na.
55. 16 Het oog van de HEER rust op de rechtvaardigen, zijn oor luistert naar hun hulpgeroep. 17 Toornig ziet de HEER wie kwaad doen aan, hij wist hun namen op aarde uit.
56. 18 De HEER hoort de kreten van de rechtvaardigen, hij bevrijdt hen uit de nood, 19 gebroken mensen is de HEER nabij, hij redt wie zwaar wordt getroffen.
57. 20 Al blijft de rechtvaardige niets bespaard, de HEER zal hem steeds weer bevrijden. 21 Hij waakt zelfs over zijn beenderen, niet één ervan wordt verbrijzeld.
58. 22 Een slecht mens komt om door eigen kwaad, wie een rechtvaardige haat zal boeten, 23 de HEER redt het leven van zijn dienaren, nooit zal boeten wie schuilt bij hem.