13. Psalm 141 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. Genève 1562
14. Psalm 141 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. Genève 1562
15. Psalm 141 (LvdK) t. J.W. Schulte Nordholt, J. Wit; m. Genève 1562
16. Stil gebed
Votum en groet
Klein Gloria
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
36. 24 De God die de wereld heeft gemaakt en
alles wat er leeft, hij die over hemel en
aarde heerst, woont niet in door
mensenhanden gemaakte tempels. 25 Hij
laat zich ook niet bedienen door
mensenhanden alsof er nog iets is dat hij
nodig heeft, hij die zelf aan iedereen
leven en adem en al het andere schenkt.
37. 26 Uit één mens heeft hij de hele
mensheid gemaakt, die hij over de hele
aarde heeft verspreid; voor elk volk heeft
hij een tijdperk vastgesteld en hij heeft
de grenzen van hun woongebied
bepaald. 27 Het was Gods bedoeling dat
ze hem zouden zoeken en hem al tastend
zouden kunnen vinden, aangezien hij van
niemand van ons ver weg is.
39. De aard' is van God
en al wat daarin is.
De aard' is van God,
het werk van zijn hand.
De aard' is van God
en al wat daarin is.
En alles schiep Hij tot zijn glorie.
40. Van Hem zijn de bergen,
de zeeën en landen,
de steden en dorpen,
elk huis, elke straat.
Laat wie rebelleert,
zich buigen, Hem eren.
Want alles schiep Hij tot zijn glorie.
42. 1 De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit
je land, verlaat je familie, verlaat ook je
naaste verwanten, en ga naar het land dat
ik je zal wijzen. 2 Ik zal je tot een groot volk
maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien
geven, een bron van zegen zul je zijn. 3 Ik
zal zegenen wie jou zegenen, wie jou
bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op
aarde zullen wensen gezegend te worden
als jij.’
43. 4-5 Abram ging uit Charan weg, zoals de
HEER hem had opgedragen. Hij was toen
vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw
Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer,
en ook alle bezittingen die ze hadden
verworven en de slaven en slavinnen die
ze in Charan hadden verkregen. Zo
gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze
daar waren aangekomen,
45. 16 De elf leerlingen gingen naar Galilea,
naar de berg die Jezus hun had genoemd,
17 en toen ze hem zagen bewezen ze
hem eer, al twijfelden enkelen nog. 18
Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle
macht gegeven in de hemel en op de
aarde. 19 Ga dus op weg en maak alle
volken tot mijn leerlingen,
46. door hen te dopen in de naam van de
Vader en de Zoon en de heilige Geest, 20
en hun te leren dat ze zich moeten
houden aan alles wat ik jullie opgedragen
heb. En houd dit voor ogen: ik ben met
jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing
van deze wereld.’