2. VDD G 320 Zingt een nieuw lied voor God de Here
3. 1Zingt een nieuw lied voor God de Hereen weest van harte zeer verblijd.God wil alhier met ons verkeren,hier wordt een huis voor Hem bereid.Hij heeft de handen het verstandgezegend voor het werk,de bouw van Christus' kerk.
4. 2Kinderen van éénzelfde Vader,komt nu tesaam van zuid en noord.Van oost en west treden wij nadertot dit welaangename oord.Kracht van de jeugd,breng nu verheugdde stenen bij elkaar.God helpt u wonderbaar.
5. 3God wil aan ons telkens weer tonendat Hij genadig is en trouw.Dat Hij met ons samen wil wonen,geeft ons de moed voor dit gebouw.maar niet met steenen hout alleenis 't grote werk gedaan.'t Zal om onszelve gaan.
6. 4De Heilge Geest geeft taal en teken.Christus deelt al zijn gaven uit.De Vader zelf wil tot ons sprekenen elk verstaat wat het beduidt.Wees ons nabijen maak ons vrijin dit uw heiligdom.Kom, Here Jezus, kom!
8. P 75 – 1 U alleen, U loven wij,U loven wij, onze Heer,
9. 1U alleen, U loven wij,U loven wij, onze Heer,want uw naam zo rijk van eeris tot onze vreugd nabij.Men vertelt in heel het landal de wondren van uw hand.
10. P 119 – 12, 49 Ik klem mij vast aan uw getuigenis.O HEER, laat niet vergeefs mij op U hopen!
11. 12Ik klem mij vast aan uw getuigenis.O HEER, laat niet vergeefs mij op U hopen!Gij zijt mijn licht, mijn dag bij duisternis,Gij doet uw woorden voor mijn ogen open,verruimt mijn hart en maakt mijn reis gewis.Ik zal de weg van uw geboden lopen.
12. 49Hoe wonderbaar is uw getuigenis.Ik zal het altijd in mijn hart bewaren.Wanneer uw heilig woord geopend iszal 't als een licht het duister op doen klaren.Gij maakt verdwaalden van hun doel gewis,uw kennis maakt onkundigen ervaren.
13. Lezen Joh 21 : 1 t/m 14 De verschijning aan het meer van Tiberias
14. 1 Hierna openbaarde Jezus Zich opnieuw aan de discipelen bij de zee van Tiberias en Hij openbaarde Zich aldus. 2 Daar waren bijeen Simon Petrus, Tomas, genaamd Didymus, Natanaël van Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn discipelen. 3 Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan met u mede. Zij vertrokken en gingen scheep, en in die nacht vingen zij niets.
15. 4 Toen het reeds morgen werd, stond Jezus aan de oever; de discipelen wisten echter niet, dat het Jezus was. 5 Jezus zeide tot hen: Kinderen, hebt gij ook enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. 6 Hij nu zeide tot hen: Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het (net) uit en konden het niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. 7 Die discipel dan, dien Jezus liefhad, zeide tot Petrus:
16. Het is de Here. Simon Petrus dan, toen hij hoorde, dat het de Here was, sloeg zijn opperkleed om, want hij was ongekleed, en wierp zich in zee; 8 maar de andere discipelen kwamen met het schip, want zij waren niet ver van het land, slechts ongeveer tweehonderd el, en zij sleepten het net met de vissen. 9 Toen zij dan aan land gekomen waren, zagen zij een kolenvuur liggen en vis daarop en brood.
17. 10 Jezus zeide tot hen: Brengt van de vissen, die gij thans gevangen hebt. 11 Simon Petrus ging aan boord en sleepte het net aan land, vol grote vissen, honderd drieënvijftig; en hoewel er zovele waren, scheurde het net niet. 12 Jezus zeide tot hen: Komt en houdt de maaltijd. Niemand van de discipelen durfde Hem de vraag stellen: Wie zijt Gij? Want zij wisten, dat het de Here was.
18. 13 Jezus kwam en Hij nam het brood en gaf het hun en evenzo de vis. 14 Dit was reeds de derde maal, dat Jezus na zijn opwekking uit de doden Zich aan zijn discipelen geopenbaard heeft.
19. G 454 – 1, 2 Wat zou ik zonder U geweest zijn,hoe zou ik zonder U bestaan?
20. 1Wat zou ik zonder U geweest zijn,hoe zou ik zonder U bestaan?Ik zou ten prooi aan angst en vrees zijnen eenzaam door de wereld gaan.Mijn liefde tastte in den blinde.Een afgrond lag in het verschiet.En waar zou ik een trooster vindendie werklijk wist van mijn verdriet?
21. 2Een diepe nacht zou mij omvangenwaarna geen blijde morgen daagt.Ik werd verteerd door wild verlangen,door 's levens maalstroom weggevaagd.Ik zou alleen zijn, van het hedenen van de toekomst ongewis.Wie kan er aarden hier benedenals er geen open hemel is?
23. G 454 – 3, 4 Maar Christus gaf mij taal en tekenen ik ben zeker van zijn stem.
24. 3Maar Christus gaf mij taal en tekenen ik ben zeker van zijn stem.De nacht is voor het licht geweken,het grondloos lot krijgt zin door Hem.Nu word ik mens, herkrijg mijn vrijheidbij water, woord en brood en wijn,omdat ik weet van zijn nabijheidwaar twee of drie vergaderd zijn.
25. 4Gaat uit in wegen en in veldenen brengt verdwaalden bij ons thuis.Reikt hun de broederhand en meldt hun:`De Koning noodt u in zijn huis'.Door het geloof zien wij het ware:de eeuwigheid vervult de tijd.En iedereen mag dat ervarendie Christus' naam met ons belijdt.
28. Opw 346 Maak ons tot een stralend lichtvoor de volken,
29. Maak ons tot een stralend lichtvoor de volken,een stralend lichtvoor de mensen om ons heen.Tot de wereld zietwie haar het leven geeft.Laat het schijnen door ons heen.
30. Maak ons tot een woordvan hoop voor de volken,een levend woordvoor de mensen om ons heen.Tot de wereld weetdat U verlossing geeft.Uw genade door ons heen.
31. Maak ons tot een zegeningvoor de volken,een zegeningvoor de mensen om ons heen.Tot de wereld weetwie elke schuld vergeeft.Uw genezing door ons heen.
32. Maak ons tot een vrolijk liedvoor de volken,een lied van dankvoor de mensen om ons heen.Tot de wereld zingtvoor degeen die eeuwig leeft.Laat het klinken door ons heen.
33. En bouw uw koninkrijkin de volken,uw wil geschied'in de mensen om ons heen.Tot de wereld weetdat Jezus Christus heerst.Bouw uw koninkrijk in ons.Bouw uw koninkrijk op aard'!