24. Breng dus met vreugde dank aan de
Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de
erfenis die alle heiligen wacht in het
licht. 13 Hij heeft ons gered uit de macht
van de duisternis en ons overgebracht
naar het rijk van zijn geliefde Zoon, 14 die
ons de verlossing heeft gebracht, de
vergeving van onze zonden.
26. • Door Jezus wordt duidelijk 22 dat u uw
vroegere levenswandel moet opgeven
en de oude mens, die te gronde gaat
aan bedrieglijke begeerten, moet
afleggen,23 dat uw geest en uw denken
voortdurend vernieuwd moeten
worden 24 en dat u de nieuwe mens
moet aantrekken, die naar Gods wil
geschapen is in waarachtige
rechtvaardigheid en heiligheid.
27. Het nieuwe leven
25 Leg daarom de leugen af en spreek de
waarheid tegen elkaar, want wij zijn
elkaars ledematen. 26 Als u boos wordt,
zondig dan niet: laat de zon niet
ondergaan over uw boosheid, 27 geef de
duivel geen kans. 28 Laat wie steelt niet
meer stelen, maar eerlijk de kost
verdienen door zelf hard te werken om
iets weg te kunnen geven aan wie het
nodig heeft.
28. 29 Laat geen vuile taal over uw lippen
komen, maar alleen goede en waar nodig
opbouwende woorden, die goeddoen aan
wie ze hoort. 30 Maak Gods heilige Geest
niet bedroefd, want hij is het stempel
waarmee u gemerkt bent voor de dag van
de verlossing. 31 Laat alle wrok en drift en
boosheid varen, alle geschreeuw en
gevloek, en alle kwaadaardigheid.
29. • 32 Wees goed voor elkaar en vol
medeleven; vergeef elkaar zoals God u in
Christus vergeven heeft.
• 51 Volg dus het voorbeeld van God, als
kinderen die hij liefheeft, 2 en ga de weg
van de liefde, zoals Christus, die ons heeft
liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als
offer, als een geurige gave voor God.
• 3 Laat er bij u geen sprake zijn van ontucht
of zedeloosheid, of van hebzucht – deze
dingen horen niet bij heiligen. 4 Ook
dubbelzinnige, oppervlakkige en platvloerse
taal is ongepast – spreek liever woorden
van dank.
30. • Let dus goed op welke weg u bewandelt,
gedraag u niet als dwazen maar als
verstandige mensen. 16 Gebruik uw
dagen goed, want we leven in een
slechte tijd. 17 Wees niet onverstandig,
maar probeer te begrijpen wat de Heer
wil. 18 Bedrink u niet, want dat leidt tot
uitspattingen, maar laat de Geest u
vervullen
31. 19 en zing met elkaar psalmen, hymnen
en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en
jubel met heel uw hart voor de Heer 20 en
dank God, die uw Vader is, altijd voor
alles in de naam van onze Heer Jezus
Christus.
•
46. 5 Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik
verzeker u: niemand kan het koninkrijk
van God binnengaan, tenzij hij geboren
wordt uit water en geest.6 Wat geboren is
uit een mens is menselijk, en wat geboren
is uit de Geest is geestelijk.
47. want door het geloof en in Christus Jezus
bent u allen kinderen van God.
6 En omdat u zijn kinderen bent, heeft
God ons de Geest van zijn Zoon gegeven,
die ‘Abba, Vader’ roept.
48. 22 Maar de vrucht van de Geest is liefde,
vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid
en goedheid, geloof, 23 zachtmoedigheid
en zelfbeheersing.
49. 7 In iedereen is de Geest zichtbaar
aan het werk, ten bate van de
gemeente. 8 Aan de een wordt door de
Geest het verkondigen van wijsheid
geschonken, aan de ander door diezelfde
Geest het overdragen van kennis; 9 de een
ontvangt van de Geest een groot geloof,
de ander de gave om te genezen. 10 En
weer anderen de kracht om wonderen te
verrichten,
50. om te profeteren, om te onderscheiden
wat wel en wat niet van de Geest
afkomstig is, om in klanktaal te spreken of
om uit te leggen wat daar de betekenis
van is. 11 Al deze gaven worden
geschonken door een en dezelfde Geest,
die ze aan iedereen afzonderlijk
toebedeelt zoals hij wil.
51. 12 Een lichaam is een eenheid die uit vele
delen bestaat; ondanks hun veelheid
vormen al die delen samen één lichaam.
Zo is het ook met het lichaam van
Christus. 13 Wij zijn allen gedoopt in één
Geest en zijn daardoor één lichaam
geworden, wij zijn allen van één Geest
doordrenkt,
52. 6 We hebben verschillende gaven,
onderscheiden naar de genade die ons
geschonken is. Wie de gave heeft te
profeteren, moet die in overeenstemming
met het geloof gebruiken. 7 Wie de gave
heeft bijstand te verlenen, moet bijstand
verlenen. Wie de gave heeft te
onderwijzen, moet onderwijzen.
53. 8 Wie de gave heeft te troosten, moet
troosten. Wie iets weggeeft, moet dat
zonder bijbedoeling doen. Wie leiding
geeft, moet dat doen met volle inzet. Wie
barmhartig voor een ander is, moet
daarin blijmoedig zijn.
54. 11 Welke vader onder jullie zou zijn kind,
als het om een vis vraagt, in plaats van
een vis een slang geven? 12 Of een
schorpioen, als het om een ei
vraagt? 13 Als jullie dus, ook al zijn jullie
slecht, je kinderen al goede gaven
schenken, hoeveel te meer zal de Vader in
de hemel dan niet de heilige Geest geven
aan wie hem erom vragen.’
56. 10 Heb elkaar lief met de innige
liefde van broeders en zusters en acht de
ander hoger dan uzelf. 11 Laat uw
enthousiasme niet bekoelen, maar laat u
aanvuren door de Geest en dien de
Heer. 12 Wees verheugd door de hoop die
u hebt, wees standvastig wanneer u
tegenspoed ondervindt, en bid
onophoudelijk.
69. Geest van hierboven, leer ons geloven
Hopen, liefhebben door Uw kracht!
Hemelse vrede, deel U nu mede
Aan een wereld die U verwacht
Wij mogen zingen van grote dingen,
Als wij ontvangen al ons verlangen
70. Met Christus opgestaan, Halleluja!
Eeuwigheidsleven heeft Hij gegeven,
Sinds wij herboren Hem toebehoren,
Die ons is voorgegaan, Halleluja!