SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 11
Baixar para ler offline
J a a p G o e d e m o e d
J a a p G o e d e m o e d
‘De etnografische
invloed kwam
via Paul Klee
Max Ernst’&Jaap Goedemoed vertelt
over de relatie
tussen zijn kunstwerken
en etnografica.
Al vanaf 1982 schildert hij
en vier jaar later gaat
hij etnografica verzamelen.
Weer vier jaar later
is de invloed hiervan
in zijn werk waarneembaar.
Jaap, hoe ben je, als farmaceut, in
de kunst terecht gekomen?
Een formele kunstopleiding heb ik niet gehad. Op
de middelbare school was ik wel al creatief bezig
en kwam ik in aanraking met technieken als ets
en zeefdruk. De toen nog taaie en langdurige
studie farmacie bood niet veel gelegenheid om
er kunst bij te doen, maar na afronding van mijn
studie in 1982 kwam er meer tijd beschikbaar en
verschenen de eerste meer serieuze schilderijen.
Met de chemische kennis heb ik mij nadien gemak-
kelijk de principes van het schilderen met olieverf
(op oliebasis) en het schilderen met acrylverf (op
waterbasis) eigen kunnen maken. Contacten met
lijk, maar aan etnografica viel nog wel te komen.
Aanvankelijk kocht ik stukken die zich aandienden,
ik had nog geen uitgesproken voorkeur. Later
kregen de meer geabstraheerde etnografica-vormen
de voorkeur, waaronder de fraaie Kuba shoowa’s
(rechthoekige poolborduursels met geometrisch pa-
troon), ’Kasai fluwelen’ en dansrokken, en schilden
van Asmat en Kamoro (Mimika). Zoals, denk ik,
wel meer verzamelende kunstenaars, kijk ik vooral
naar vormgeving en expressiviteit van etnografica;
een door vele certificaten authentiek verklaard stuk
maar lelijk gesneden, boeit mij niet. In een eerder
nummer van het tijdschrift van de Vereniging
Tribale Kunst & Cultuur was een Salam-
andere kunstenaars zoals Frank Lodeizen, George
Degenhart en Theo Niermeijer zorgden voor ver-
dere aanvulling van de technische vaardigheden.
Door perioden van werkloosheid ten gevolge van
faillissementen van biomedische firma’s heb ik
enkele malen langdurig kunnen schilderen, daarom
is er bijvoorbeeld zo’n hoge productie van grote en
arbeidsintensieve werken in 1996 en 1997.
En hoe ben je in de etnografische
kunst geïnteresseerd geraakt?
Eigenlijk kwam dat door mijn interesse in de
moderne kunst. De meeste klassiek-moderne kun-
stenaars zoals Picasso, Matisse, Klee en Ernst waren
in etnografische kust geïnteresseerd en hadden
etnografische collecties.
De catalogus Primitivism in 20th Century
Art [Lit.1] naar aanleiding van de beroemde ex-
positie van William Rubin in het MOMA in New
York maakte grote indruk op mij. Op deze indirecte
wijze is mijn belangstelling voor de etnografische
kunst aangewakkerd, vooral toen bleek dat in
mijn woonplaats Amsterdam veel aanbod was van
etnografica. De klassiek-moderne meesters waren
voor mijn budget uiteraard niet meer toeganke-
pasu-beeld uit mijn collectie te zien: mogelijk niet
heel oud, maar wel zeer fraai gesneden. Voor mij is
dit een eigentijds kunstwerk.
Op welke wijze heeft etnografische
kunst invloed gehad op je eigen
kunstwerken?
Vanaf 1986 begon ik veel etnografica te verzamel-
en, kwam wekelijks een borrel halen in de Rarekiek
van Ger Lambregts. Rond 1990 komt er een duide-
lijke omslag in mijn werken: daarvoor was het nog
veelal ruimtelijk en figuratief, zeg maar enigszins
traditioneel, ondanks het experimenteren met tape
en reliëf was mijn werk sterk verhalend. Vanaf
1990 laten mijn werken nu meer uitgebalanceerde
composities op een plat vlak zien, met een veelvul-
dig gebruik van tekens en symbolen; ze vertellen
niet langer een eenduidig verhaal. Anderen zeggen
dat mijn werk een sterk etnografische uitstraling
heeft; de grote openingsfoto laat in elk geval zien
dat mijn werk in hoge mate harmonieert met de
etnografica van Asmat en Kamoro (Mimika).
Het werk Changing tiling on a wooden
plank 60 x 200 cm (Afb.1) heeft weliswaar
nog een Escher-achtig motief (metamorfose), maar
laat in zijn uitwerking etnografische invloeden
zien zoals het accentueren van de structuur van
het hout. Een ander werk uit 1990 is Chang-
ing pattern with opening I 1990,
90 x 95 cm (Afb.2) dat als omslag van mijn
proefschrift is benut. Dit werk is onmiskenbaar
etnografisch, geïnspireerd door motieven uit een
Ngeende dansrok uit het Kuba-gebied. Het is een
sterke compositie met enkele lijnen, met daartus-
sen subtiele kleurovergangen. Ook het patroon van
een shoowa is verder gedeformeerd in een werk uit
1990: Changing pattern with relief I
1990, 100 x 100 cm (Afb.3). Hierna werd
de invloed van etnografica als inspiratiebron voor
vormen en patronen minder direct; wel zijn er een
aantal basale etnografische invloeden gebleven:
het gebruik van (schrift)tekens in allerlei vormen,
het gebruik van herhalingen, en de kleurstelling
in meestal zachte aardekleuren. Vanaf 1994 kwam
daar de zgn. acryl/Arabische gom-spoeltechniek
bij, waardoor de acryl kleurvlakken er niet nieuw
en homogeen uitzien, maar enigszins al ‘versleten’
of ‘doorleefd’, een zekere ouderdom suggererend,
net als bij kleurvlakken in etnografische objecten.
Kun je die acryl/Arabische Gom-
spoeltechniek wat nader toelichten?
Eenmaal aangebrachte en gedroogde acrylverf
kun je niet meer van het doek spoelen. Meng je
echter de acrylverf eerst met Arabische gom dan
kan dat wel. Na droging wordt de acrylverf met
het water weggespoeld. Gebruik je veel water,
dan spoelt alles weg. Gebruik je weinig water, dan
ontstaan meer grillige acrylresten op het doek.
Spoel je helemaal niet, dan gaat het acryl/gom-
mengsel craqueleren, wat ook voor mooie effecten
kan zorgen. Om het ‘houdbaar’ te krijgen, heb je
dan een afsluitende vernislaag nodig. In veel van
mijn werken koos ik voor de afgespoelde versie, in
andere voor de kristallijne (craquelé) versie, en in
sommige van mijn werken kwamen beide versies
tegelijk voor. Bij de ‘Batik’-techniek, geleerd van
Frank Lodeizen, breng  je rondom het patroon van
de voorstelling eerst de gom aan. Daarna laat je
het drogen en breng je over het hele oppervlak de
acrylverf aan. De opengelaten stukken zullen door
de acryl permanent gekleurd worden, en niet weg-
gespoeld. Zie afbeelding 4 waarbij een oud hand-
schrift met Arabische gom/acryl vervaardigd is en
vervolgens behandeld werd met natte doeken. Het
resultaat doet denken aan ‘n archaïsch handschrift.
Afb. 4 Ancient handwriting 1997, 42 x 30 cm. Acryl/Arabische gom gum/modeling paste op karton. De acryl/gom-spoeltechniek die een on-
regelmatige verwijdering van de acrylverf geeft past perfect bij dit oude handschrift. Na enig speurwerk (alsnog gedaan na 17 jaar) blijkt het hier
om een (fragment uit een) oud Samaritaans schrift te gaan uit de 13e eeuw voor Christus. De Samaritanen, een Joodse sekte, hebben dit schrift
lange tijd gebruikt. Het tekstfragment betreft Genesis 21:4-14. Het Samaritaanse manuscript wordt bewaard in de Chester Beaty Library in Dublin.
Afb. 2
Afb. 3
Afb. 1
Les Tramways d’Iékaterinoslaw 2013,
40 x 50 cm
Oud aandeelpapier uit 1897 op doek,
acryl met Arabische gom, schors-
delen van Italiaanse denneboom, ver-
zameld in Montescudaio, Toscane.
De rode vlakverdeling in het binnenwerk
is afgeleid van gevonden Pinus schors-
deeltjes. In het buitenwerk zijn andere
gevonden schorsvormen aangebracht.
De rode vlakverdeling doet enigszins ‘et-
nografisch’ aan, hoewel daar niet bewust
naar gestreefd werd. De schorsdelen aan
de buitenkant lijken een geheel eigen
bestaan te hebben, en lijken wel om de
binnenkant heen te cirkelen. In de serie
oude aandeelkunstwerken was de buiten-
kant meestal bedoeld als de decoratieve
afsluiting van het kunstwerk, maar zowel
in dit werk als het bovenstaande werk
zijn de buitenkanten gaan concurreren
met de binnenkant. Echt directe relaties
met etnografische kunst zijn er niet,
toch geeft dit werk een etnografische
sfeer door de kleurstelling, de houten
schorsdelen en de vormen.
In dit werk zie je dat behalve de vor-
men die aangebracht zijn er ook nieuwe
vormen ontstaan als je let op de tus-
senruimtes. Deze ’restvormen’ spelen
bewust of onbewust een rol bij de
waardering van het werk. Dit gegeven
zien we ook terug in veel schilden uit
Oceanië.
Is de etnografische inspiratie na
die genoemde voorbeelden uit 1990
minder geworden?
Dat kun je zo niet stellen. Na de eerste kennisma-
king is het enthousiasme voor etnografica uiter-
aard groot, evenals de neiging om geïnspireerde
toepassingen te maken. In mijn geval kwamen daar
andere invloeden bij: vlakverdelingen door compu-
ters ontworpen, regelmatige veelvlakken, patronen
die onze hersenen niet kunnen produceren. Dou-
glas R. Hofstadter, bekend van Gödel-Escher-Bach,
heeft hier aandacht aan besteed [Lit.2]. Eén zo’n
basispatroon komt in veel van mijn werken voor.
Andere invloeden zijn bijvoorbeeld mooie patronen
uit de natuur, zoals de fraaie pigment patronen
van tropische zeeschelpen, bijv. Oliva prophyria L.
Deze patronen zijn beschreven door de onderzoeker
Hans Meinhardt [Lit.3]. Ten aanzien van patronen
van bijvoorbeeld tropische zeeschelpen is het op-
merkelijk dat je die niet aantreft bij etnografische
cultuuruitingen van Oceanische volkeren. Kennelijk
kijken wij westerlingen (zie Afb.5) daar toch anders
tegen aan dan deze volkeren, en hebben deze
oceanische bewoners iets minder de neiging om
zich te laten inspireren door fraaie patronen uit de
natuur, iets dat wij wel enigszins zouden ver-
wachten. Een andere inspiratiebron was de pracht
van bekende en onbekende handschriften uit oude
culturen en uiteraard ook invloeden van werken
van andere kunstenaars, voor zover hun werken
ook ‘etnografisch aandoen’.
Zo heb ik vrij veel werk van Frank Lodeizen
verzameld. Zijn abstracte werken deden mij sterk
aan etnografische ordeningen denken. Toen
hij bij mij thuis kwam en mijn Kuba-doeken en
ander etnografisch werk zag, was hij zeer ver-
Afb. 5 Division of the plane no. II 1997, 58 x 42 cm. Acryl/Arabische gom on paper, gespoeld met water.
Les Tr amwa y s d’Iéka ter inosla w 2013, 40 x 50 cm
Les Tramways de Kiew 2013,
40 x 50 cm
Oud aandeelpapier uit 1905 op doek,
acryl met Arabische gom.
Dit is een voorbeeld van recent werk
met grote hoeveelheid tekens, waarbij
herhaling optreedt. In alle kunstvormen
in Afrika en Oceanië is herhaling een
vast gegeven in de muziek, de vertel-
lingen, de beeldende kunst, de dansen
(bijv. met de maskers). De wijze van
ordenen van de tekens kent een onregel-
matige regelmaat. Symmetrisch maar net
niet kloppend: de truc van veel tribale
kunstenaars uit Oceanië en Afrika. Die
weten dat al te grote regelmaat voor-
spelbaar en daardoor saai is.
Jaap: ‘Ik herinner mij nog goed het
Asmat schild uit het Volkenkundig mu-
seum in Rotterdam (nu: Wereldmuseum)
met het patroon van de zoolafdruk
van een westerse laars die in het schild
verwerkt zat tussen de gebruikelijke
Asmat-tekens in: de maker zag hier een
eigentijds en interessant teken in. Zoiets
is hier ook gaande: een 3-dimensionaal
kartonnen ‘KIDS’ label dat mijn weg
kruiste was de inspiratiebron, klein
beetje gemanipuleerd, en inderdaad, het
roept associaties met het patroon van
een Asmat-schild op, hoewel ik daar niet
met voorbedachte rade op uit was.’
rast. Waarschijnlijk kende hij dit niet. Dat is heel
interessant. Het betekent dat hij zijn stijl, die wij
nu als ‘etnografisch’ ervaren, waarschijnlijk heeft
opgedaan door indringend naar het werk van Klee,
Miro, en verwante kunstenaars te kijken en in zich
op te nemen. Het leek mij geen man die er een
archief met kunstzinnige patronen en motieven
op nahield, want zijn kunst moest ‘spontaan’ zijn.
Daarom denk ik dat de invloed van etnografische
vormen op kunstenaars na 1945 veel groter is
dan menigeen voor mogelijk houdt: de secundaire
invloed is waarschijnlijk heel groot, maar niet alle
kunstenaars zijn er zich van bewust waar hun stijl
vandaan komt.
Overigens zijn veel van mijn patronen ook eigen
vondsten, veelal ontstaan tijdens de relaxuurtjes
met potlood en een schetsblok gedurende de
vakantie, en door vormpjes die zich aandienden uit
de omgeving.
Verder is mijn laatste werk (afgebeeld op de ope-
ningsfoto met kunstenaar), 100x100 cm, gemaakt
gedurende september-december 2014, toch ook
wel weer verwant met Asmat-schilden: gebruik van
natuurlijk materiaal (afgevallen boomschorsde-
len van Pinus pinacea bomen uit Toscane), bijna
hetzelfde eenvoudige kleurenschema (wit-zwart-
okerbruin, in mijn werk met extra oranjerood
kleurtje), en met een sterk reliëf. Natuurlijk, mijn
werk is wel volledig abstract, en bij Asmat schilden
gaat het om gestileerde symbolische voorstellingen.
Het prachtige Mimika-schild wat er naast hangt
is volgens mij wel volledig als abstracte kunst te
beschouwen. In mijn werk speelt het toeval door de
grillige vormen van de schorsdelen een grote rol,
en bij de Asmat-patronen speelt toeval veel minder
een rol: de patronen worden er van generatie op
generatie doorgegeven. Het zou aardig zijn om
mee te maken hoe Asmat- en Mimika-snijders op
mijn werk zouden reageren.
Waarom wilde je die twee boeken
afgebeeld zien op de openingsfoto?
Onlangs heb ik de recente biografie Savage Harvest
van Carl Hoffman gelezen, en dit heeft grote
indruk op mij gemaakt. De zeer jonge Michael
Rockefeller, als jonge antropoloog hartstochtelijk
op zoek naar cultuuruitingen van nog authentiek
levende natuurvolkeren, kwam zeer waarschijnlijk
met zijn gammele (en voor de zee niet voldoende
toegeruste) catamaran met buitenboordmotor
enkele kilometers buiten de kust van Nieuw-Guinea
in slecht weer terecht (in november 1961), waarbij
de boot omsloeg om. Michael besloot om, vastge-
ketend aan een leeg benzineblik, naar de kilo-
meters verre kust te zwemmen, zijn Nederlandse
begeleider bleef achter bij de omgeslagen catama-
ran. Michael had echter de duivelse pech net in het
gebied van een Asmat-dorp terecht te komen, dat
geen wraak meer ‘mocht’ nemen na het ‘koppen-
snellen’ door een naburige dorp, terwijl dit Asmat-
dorp Otsjanep ook nog een vijftal stamleden had
verloren door een ‘corrigerende’ actie van een
Nederlandse patrouille. En toen kwam zo maar die
‘witte man’ uit de zee te voorschijn lopen, helemaal
alleen en zonder beschermers, uitgeput na een
mogelijk 18-urige zwemtocht, gadegeslagen door
een groepje Asmat-krijgers uit het dorp Otsjanep
dat na een tocht juist daar aan het uitrusten was,
krijgers die Michael waarschijnlijk al kenden van
zijn eerdere verzameltochten.
Zeer waarschijnlijk kreeg Michael bij de eerste
nadering van de Asmat-krijgers meteen al een
speer door zijn lijf, werd zijn hoofd gekliefd van de
romp en opgewarmd op een vuurtje, en werd de
inhoud geconsumeerd, ‘opgeslurpt van een sago-
blad’.] [Lit.5] Het blijft een dramatisch verhaal over
de jonge Rockefeller, die zo graag tegenover zijn
dominante vader met iets belangwekkends voor de
dag wilde komen en dat gevonden leek te hebben
Les Tr amwa y s d e K iew 2013, 40 x 50 cm
met zijn onderzoekingstochten naar de laatste
natuurvolkeren op deze aarde, het beschrijven
van ‘Primitive Art’, en verzamelen van etnogra-
fica voor het nieuw geopende Primitive Art
Museum in New York. Het is ongelooflijk dat hij
al op 23-jarige leeftijd op eigen houtje zo’n grote
collectie (te zien in Metropolitan Museum
in NY) bij elkaar wist te sprokkelen. Onthullend
ook zijn de beschrijvingen in het boek dat enkele
zeer grote en imponerende Bisjpalen door Michael
voor een appel en een ei werden aangeschaft, juist
in dat dorp Otsjanep. Iemand die Bisjpalen koopt,
moet in de ogen van de Asmat wel zeer machtig
zijn, en het consumeren van Michael’s levens-
krachten werd in de Asmat-beleving dan ook gezien
als een compensatie voor de eerdere geleden Asmat
verliezen door de Nederlandse patrouilleactie.
In dit boek worden ook de achtergronden uitgelegd,
waarom de Nederlandse bestuurders en missie-
leden er belang bij hadden om de dood van Michael
Rockefeller als een tragisch verdrinkingsgeval te
presenteren, en niet als slachtoffer van kanniba-
lisme: Nederland stond onder grote internationale
druk om afstand te doen van westelijk Nieuw
Guinea ten gunste van Indonesië, en zocht steun
bij Amerika (wat overigens niet heeft geholpen).
Gevallen van koppensnellen en kannibalisme
zouden geen goede indruk maken op de buiten-
wereld ten aanzien van de Nederlandse rol als
beheerder van het gebied, en de familie Rockefeller
was een invloedrijke familie in Amerika waar
rekening mee moest worden gehouden. Aanneme-
lijk wordt gemaakt dat de Nederlandse bestuur-
ders en missieleden van de werkelijke tragedie
van Michael Rockefeller al vrij direkt op de hoogte
waren, en het op bevel van hogerhand ‘onder de
pet hebben gehouden’. Tot op heden blijven de
Nederlandse archieven echter gesloten. Gezien de
Nederlandse betrokkenheid en interesses, is het
merkwaardig dat er van dit interessante boek
geen Nederlandse vertaling is verschenen.
Het verhaal hield mij zo bezig, dat ik ook het reis-
verslag over de Michael Rockefeller expedities heb
aangeschaft [Lit.6], een uitgave uit 1967.
Dit boekwerk is inmiddels een collector’s item
merkte ik, op internet worden forse prijzen
gevraagd. Fascinerend is te weten dat in dit boek-
werk veel foto’s aanwezig zijn van Otsjanep en zijn
dorpelingen, waaronder mogelijk ook de krijgers
die Michael Rockefeller hebben gedood en gekan-
nibaliseerd. Als een soort eerbetoon, laat ik gaarne
het boekwerk The Asmat of New Guinea
The Michael C. Rockefeller Expeditions 1961 mee
afbeelden op de openingsfoto.
Vooral abstracte etnografische kunst
spreekt je het meest aan?
Ik blijf het fascinerend vinden dat ‘kunstenaars’
bij sommige zogenaamde primitieve volkeren, die
economische niet een zelfde ontwikkeling hebben
ondergaan als de westerse samenlevingen, qua
vormgeving en kunstuitingen vaak veel eerder
een ontwikkeling tot abstractie doormaakten dan
kunstenaars in onze westerse samenleving. Bij ons
kwam de abstractie pas in de 20e eeuw goed op
gang, sommige van de eerdere genoemde Shoowa’s
worden echter al eeuwenlang (sinds de 17e eeuw)
bewaard in Europese collecties of musea. Kennelijk
hebben ze toen nooit voor een omslag gezorgd,
Europese kunstenaars stonden er kennelijk destijds
niet voor open.
Ik sprak eerder van het fraaie abstracte patroon
van het Mimika-schild naast het kunstwerk op de
openingsfoto. Onvermijdelijk kijken we nu met
een ‘westers oog’ naar deze etnografica, en het
voor onze beleving volledig abstracte patroon van
het Mimika-schild raakt bij ons nu net een iets
gevoeliger snaar dan de – evenwel ook zeer fraaie
Composition 2014, 100 x 100 cm
Drie dimensionaal werk met schors-
delen van Pinus pinacea (‘parasol-
den’) uit Toscane.
De schorsdelen zijn dit keer licht oran-
jebruin gekleurd. Eén van de feloranje
vormpjes was een origineel schorsdeeltje
van de Pinus boom, inclusief zo’n ‘oog’.
Dit deeltje is nog steeds herkenbaar aan
de nerfstructuur. Alle andere feloranje
vormpjes zijn nagebootst en uitgesned-
en uit karton. Er ontstaat een stevige
rithmiek tussen de structuren van de
boomschorsdelen en de kleinere fel
oranje vormpjes. Tijdens het foto-
graferen komt het kunstwerk helemaal
tot leven als na elven ’s ochtends zon-
licht diagonaal en gedeeltelijk over het
kunstwerk komt te vallen; de schors-
delen van het zonverlichte deel krijgt
opeens veel meer diepte en lijken van
het platte vlak te spatten, de witte
achtergrond (titanium acryl verf ver-
mengd met zand) licht helwit op.
Composition 2014, 100 x 100 cm
– gestileerde symbolen van de Asmat-etnografica.
Eveneens een echt abstract patroon is het patroon
van een Mbuti tapas [Afb.6] uit het Ituri-gebied
van Congo. Het is een prachtige vlakverdeling
met slechts een paar zich herhalende basisele-
menten. Ik heb deze tapas al een jaar of 30 in
bezit en heb er nooit veel aandacht aan besteed,
ten onrechte. Bij Ger Lambregts kon je zulke tapas
voor 100 gulden kopen in de 80-er jaren, toch een
onwaarschijnlijk gering bedrag voor zulk prachtig
en verdwijnend cultuurgoed. Overigens was ik mij
dat toen ook nog niet heel erg bewust, anders had
ik er wel meer van aangeschaft. De tapas wordt
door de mannen gemaakt uit een mengsel van de
bast van 6 boomsoorten, de vrouwen maken de
kleurpigmenten (in deze tapas alleen zwart) en
vervaardigen de afbeeldingen. Waarschijnlijk is het
patroon toch een geabstraheerde voorstelling van
iets kenmerkends uit het dichte regenwoud.
Er zijn overigens veel overgangen bekend voor
Mbuti-tapas van abstract, halfabstract en figuratief.
Het is wonderbaarlijk dat deze half-nomadische
mensen, in zo’n vochtig klimaat en zo’n barre
leefomgeving, waar geen enkel ander volk dan
enkele van deze pygmeeënvolkeren het uithouden,
tot zulke verfijnde kunstuitingen kunnen komen. En
mogelijk maken zij deze abstracte voorstellingen
ook al vele honderden jaren! Als Paul Klee deze
Mbuti-tekeningen had gezien, zou hij vermoedelijk
zeer geïnspireerd zijn geraakt. Ook bij hem zie je
dat samengaan van een bepaalde vlakverdelingen
met zekere dromerige of poëtische elementen
eraan toegevoegd, de opbouw vanuit eenvoudige
lijnen en het belang van ‘tekens’. Het is jam-
mer voor de kunstgeschiedenis dat tijdens Klee’s
leven de Mbuti-tapas nog niet uit het Ituri-woud te
voorschijn waren gekomen. Je ziet de Mbuti wel
nagevolgd worden bij enkele andere kunstenaars,
zoals de streepjeswerken van Jasper Johns, maar
deze werken zijn toch minder verfijnd en missen
het poëtische van de Mbuti en Klee. Ook worden
ze te rűcksichtlos nagebootst zonder dat deze
kunstenaars daar zelf wat tegenover stellen. Dat
is altijd het grote gevaar van de zeer inspirerende
etnografische voorbeelden: dat je te blindelings een
navolger wordt, ook de klassiek-moderne meesters
Afb. 6 Mbuti tapas uit het Ituri-gebied. Afb. 7 Polychroom Ituri-masker.
dat het er nog eens van komt. Momenteel is het
herontdekken van die drie Maya steden Chactún,
Lagunita, en Tamchen, in Yucatan, Mexico in het
nieuws. Op internet [Lit.4] staan prachtige foto’s
van expeditieleider Ivan Sprajc. Ze deden mij
denken aan mijn eigen foto’s uit 1989 (te zien
op www.jaapgoedemoed.com, Afb.8), toen ik met
gidsen de Maya ruïnes Bonampak en Yaxchilan in
het nabijgelegen Chiapas bezocht, beide eveneens
overwoekerd door de jungle. Yaxchilan is alleen
per boot over de Usumacinta-rivier te bereiken en
Bonampak na een fikse voettocht door de Lacandon
jungle. Beide sites werden toen door Mexicaanse
soldaten bewaakt om plunderingen te voorkomen.
De bouwwerken en sculpturen in Yaxchilan en de
muurschilderingen in Bonampak waren schitterend.
De tochten naar deze Maya-sites in de jungle waren
een geweldige ervaring!
waren daar beducht voor, en hielden vaak plots-
klaps op om nog langer etnografische elementen in
hun werken toe te passen.
Opmerkelijk is dat naast deze evenwichtige en
rustige Mbuti-voorstellingen op de tapas, uit het-
zelfde Ituri-gebied (maar dan van andere volkeren)
ook de meest krachtige polychrome maskers komen
die ik ken. Ik heb er enkele in mijn verzameling.
[Afb.7] Ze zijn zo krachtig, dat mijn gezinsleden
bezwaar maakten om ze in de woonkamer op te
hangen.
Ben je ook in Afrika of andere
landen waar etnografica vandaan
komen, geweest?
Nee, ik ben door mijn interesse in de Egyptologie
wel in Egypte geweest, maar niet in donker Afrika.
Het afzakken van de brede Congo-rivier lijkt mij
wel de mooiste ervaring die er kan zijn, ik hoop
Afb. 8 Maya-ruïne en stèle op voorgrond te Yatchilan, december 1989.
Jaap Goedemoed
•1974-1982 Studie Farmacie
Groningen; apotheker
•1982-1985 Farmaceutische
industrie
•1986-1990 Promotieonderzoek
VU Amsterdam
•1991-1996 Researcher voor
biomedische firma’s
•Augustus 1996
US Patent No. 8/699,896:
‘Polyetherester copolymers as
drug delivery matrices’
•1997 Groepstentoonstelling
Montague Art Gallery,
New York
•Groepstentoonstelling
Galerie Hommage, Amsterdam
•1998 - heden Farmaceutisch
beoordelaar eerst bij RIVM,
vanaf 2012 bij
College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (CBG) te Utrecht
•2008 Solotentoonstelling
Galerie Ruimte, Amsterdam
•Vanaf 2008 Wallprints van
werk Jaap Goedemoed in
Cohengebouw, RIVM, Bilthoven
www.jaapgoedemoed.com
Je bent nu 59. Waar wil je in
kustzinnig opzicht nog naar
streven?
Het artistieke oeuvre verloopt tot nu toe in een
aantal golfbewegingen: 1984-1985 met de afslui-
ting van het figuratieve werk en openstaan voor
multiculturele invloeden. Rond 1990 een overgang
naar grotere abstracte werken, en rond 1997 met
de grote, multiculturele mozaïeken. Daarna een
wat rustiger fase met de aandelen als ondergrond,
wat wel een mooie serie is geworden. Dit rustiger
vaarwater werd ook veroorzaakt door een groter
tijdsbeslag van baan en gezinsleven. Zo langzamer-
hand komt er nu weer wat meer tijd beschikbaar
voor het maken van kunst en wil ik
weer werken van een groter formaat
tot stand brengen. De opgedane
ervaringen en technieken wil ik
dan toepassen. Dus de acryl/gom
spoeltechniek en het gebruik van
bijzondere materialen zoals Pinus
pinacea schorsdelen en oude docu-
menten. Vermoedelijk zullen deze
toekomstige werken een ‘etnografi-
sche uitstraling’ blijven behouden,
dat zit nu wel ingebakken in de aard
van het beestje.
Een andere taak nog te volbrengen
is het beschrijven van mijn etno-
grafische collectie van ca. 350 stuks.
Zoals gezegd, het meeste is tussen
1986 en 2000 verzameld, en toen
was er nog niet veel etnografische
informatie op internet. Dat is nu wel
anders, en voor enkele stukken ben ik
al eens wat meer de diepte ingegaan
om achtergronden te verzamelen en
de stukken zo goed als mogelijk te
beschrijven. Tot nu toe heeft iets mij
er van weerhouden om mijn hele collectie zo
volledig als mogelijk te beschrijven, misschien
is het wel een soort levensangst… als je jouw
genen hebt doorgegeven, jouw kunstwerken hebt
beschreven en gedocumenteerd, en ook nog jouw
etnografische verzameling eveneens volledig hebt
beschreven en gedocumenteerd… tja, wat blijft er
dan nog over in dit leven om te doen? Dan ben je
eigenlijk niet meer nodig en kun je de boel net zo
goed meteen al doorgeven, en opstappen uit dit
leven… Ik zeg het nu wat gechargeerd, maar toch
ga je dingen zo voelen als je leven er voor ruim
tweederde op zit, en dat het niet aanlokkelijk is
om alles nu al te voltooien.
Tot troost moge de huidige verering
dienen van de ‘late’ kunstenaars die
alle schroom van zich af wisten te
werpen en tot grootse vernieuwing in
staat waren: de late (en zieke) Klee
(met de mooiste olieverfschilderijen
in zijn laatste jaren), de late Mondri-
aan (Victory Boogie Woogie!), de late
Picasso (tijdje geleden een hype), de
late Matisse (met de knipsels, nu ex-
positie in Tate Modern), de late Turner
(recente expositie in Tate Britain),
de late Mark Rothko (zeer donkere
schilderijen, recentelijk te zien in
Gemeentemuseum te Den Haag) en
dan nu weer de late Rembrandt in het
Rijksmuseum. Niet dat ik mij alvast
tot dit rijtje kunstenaars reken, maar
ik hoop in mijn laatste 20-30 jaar, als
de late ‘Goedemoed’, alle opgedane
ervaringen zowel in de kunst als in de
etnografie, te kunnen toepassen, en
bevrijd van werk en kinderzorg, nog
tot een aantal grote, verrassende en
arbeidsintensieve werken te komen.
Literatuur:
Lit. 1: Primitivism in 20th Century Art,
Affinity of the Tribal and the Modern, The
Museum of Modern Art, New York, Edited
by William Rubin, Volumes I & II,
ISBN 0-87070-518-0, 1984.
Lit. 2: Metamagical Themas, Questioning for
the Essence of Mind and Pattern, Douglas
R. Hofstadter, Basic Books, Inc., Publish-
ers, New York, ISBN 0-465-04540-5,1985,
p. 191-212: Parquet Deformations: A Subtle,
Intricate Art Form.
Lit. 3: The Algorithmic Beauty of Sea Shells,
Hans Meinhardt, Springer Verlag Berlin
Heidelberg New York,
ISBN 3-540-57842-0, 1995.
Lit. 4: Photos: Scientists Found Three Lost
Mayan Cities in the Mexican Jungle, with
photos made by Ivan Sprajc,
http://www.ryot.org/lost-mayan-cities-
chactun-lagunita-tamchen/791177.
Lit. 5: Savage Harvest – A Tale of Cannibals,
Colonialism, and Michael Rockefeller’s Tragic
Quest for Primitive Art, Carl Hoffman,
William Morrow/Harper Collins Publishers,
322 pagina’s.
Lit. 6: Gerbrands, Adrian A., ed. The Asmat
of New Guinea: The Journal of Michael
Clark Rockefeller. New York: Museum of
Primitive Art, 1967.
Fotografie: Jaap Goedemoed, fotografie omslag en portret: Anja Ditzel, Vormgeving: Ger Schoolenaar
‘De etnografische invloed kwam via Paul Klee & Max Ernst’, interview met Jaap Goedemoed

Mais conteúdo relacionado

Mais procurados

De Twinstigste Eeuw Hst 6
De Twinstigste Eeuw Hst 6De Twinstigste Eeuw Hst 6
De Twinstigste Eeuw Hst 6guest2fb9f65
 
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...MMLT
 
Gezichtsbedrog powerpoint
Gezichtsbedrog powerpointGezichtsbedrog powerpoint
Gezichtsbedrog powerpointbrandsyouri
 
Peter boersma collages
Peter boersma collagesPeter boersma collages
Peter boersma collageshehallo
 
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...MMLT
 
Bauhaus stijl-macht 1
Bauhaus stijl-macht 1Bauhaus stijl-macht 1
Bauhaus stijl-macht 1mavalu
 

Mais procurados (7)

Bauhaus
BauhausBauhaus
Bauhaus
 
De Twinstigste Eeuw Hst 6
De Twinstigste Eeuw Hst 6De Twinstigste Eeuw Hst 6
De Twinstigste Eeuw Hst 6
 
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
 
Gezichtsbedrog powerpoint
Gezichtsbedrog powerpointGezichtsbedrog powerpoint
Gezichtsbedrog powerpoint
 
Peter boersma collages
Peter boersma collagesPeter boersma collages
Peter boersma collages
 
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
Spreekbeurt Milan Groep 8 15-12-2014: M.C.Escher - Nederlands Grafisch Kunste...
 
Bauhaus stijl-macht 1
Bauhaus stijl-macht 1Bauhaus stijl-macht 1
Bauhaus stijl-macht 1
 

Destaque (7)

ART B A U H A U S
ART  B A U H A U SART  B A U H A U S
ART B A U H A U S
 
PaulKlee
PaulKleePaulKlee
PaulKlee
 
Paul klee.ppt
Paul klee.pptPaul klee.ppt
Paul klee.ppt
 
Paul Klee
Paul KleePaul Klee
Paul Klee
 
Paul klee
Paul kleePaul klee
Paul klee
 
Paul klee
Paul kleePaul klee
Paul klee
 
Paul klee
Paul kleePaul klee
Paul klee
 

Semelhante a ‘De etnografische invloed kwam via Paul Klee & Max Ernst’, interview met Jaap Goedemoed

ARTONN O 2
ARTONN O 2ARTONN O 2
ARTONN O 2Onno Dr
 
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889Ludion Publishers
 
cultureel werk 1.1 cultuur
cultureel werk 1.1 cultuurcultureel werk 1.1 cultuur
cultureel werk 1.1 cultuurde borre
 
Het klassieke ideaal in de kunst - Les II
Het klassieke ideaal in de kunst - Les II Het klassieke ideaal in de kunst - Les II
Het klassieke ideaal in de kunst - Les II Michiel C.C. Kersten
 
Het Begin Slidesharedoc
Het  Begin SlidesharedocHet  Begin Slidesharedoc
Het Begin SlidesharedocEsther Didden
 
Presentatie boek
Presentatie boekPresentatie boek
Presentatie boekMimmy Ebobo
 
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...bvba kerat
 
Art sanctuary catalogue 2016
Art sanctuary catalogue 2016Art sanctuary catalogue 2016
Art sanctuary catalogue 2016ToneAa
 
BA cata Ensor 167x242
BA cata Ensor 167x242BA cata Ensor 167x242
BA cata Ensor 167x242Philip Serck
 
Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985
Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985
Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985Carla Oldenburger
 
De Renaissance 1
De Renaissance   1De Renaissance   1
De Renaissance 1tanjakc
 
Kwartaalblad Kunstcentrum
Kwartaalblad KunstcentrumKwartaalblad Kunstcentrum
Kwartaalblad Kunstcentrumisabelladejong
 
Portfolio kunst - Kopie
Portfolio kunst - KopiePortfolio kunst - Kopie
Portfolio kunst - KopieAnne Gielissen
 
Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'
Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'
Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'Corné Van de Kraats
 
Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented' CBK 's-Hertogenbosch Text by F....
Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented'  CBK 's-Hertogenbosch Text by F....Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented'  CBK 's-Hertogenbosch Text by F....
Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented' CBK 's-Hertogenbosch Text by F....Raimon Sibilo
 
Caravaggio en zijn invloed op de beeldende kunst
Caravaggio en zijn invloed op de beeldende kunstCaravaggio en zijn invloed op de beeldende kunst
Caravaggio en zijn invloed op de beeldende kunstAnnie Bauwens
 

Semelhante a ‘De etnografische invloed kwam via Paul Klee & Max Ernst’, interview met Jaap Goedemoed (20)

ARTONN O 2
ARTONN O 2ARTONN O 2
ARTONN O 2
 
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
 
cultureel werk 1.1 cultuur
cultureel werk 1.1 cultuurcultureel werk 1.1 cultuur
cultureel werk 1.1 cultuur
 
Pieter van goudzwaard on sale
Pieter van goudzwaard on salePieter van goudzwaard on sale
Pieter van goudzwaard on sale
 
Het klassieke ideaal in de kunst - Les II
Het klassieke ideaal in de kunst - Les II Het klassieke ideaal in de kunst - Les II
Het klassieke ideaal in de kunst - Les II
 
Het Begin Slidesharedoc
Het  Begin SlidesharedocHet  Begin Slidesharedoc
Het Begin Slidesharedoc
 
Het Begin
Het BeginHet Begin
Het Begin
 
Presentatie boek
Presentatie boekPresentatie boek
Presentatie boek
 
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
Deel van cursus restauratie van schilderijen op andere dan geweven dragers sy...
 
Art sanctuary catalogue 2016
Art sanctuary catalogue 2016Art sanctuary catalogue 2016
Art sanctuary catalogue 2016
 
BA cata Ensor 167x242
BA cata Ensor 167x242BA cata Ensor 167x242
BA cata Ensor 167x242
 
Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985
Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985
Carla Oldenburger: P.Broekhoven1985
 
De Renaissance 1
De Renaissance   1De Renaissance   1
De Renaissance 1
 
Kwartaalblad Kunstcentrum
Kwartaalblad KunstcentrumKwartaalblad Kunstcentrum
Kwartaalblad Kunstcentrum
 
H3 expressionisme
H3 expressionismeH3 expressionisme
H3 expressionisme
 
Portfolio kunst - Kopie
Portfolio kunst - KopiePortfolio kunst - Kopie
Portfolio kunst - Kopie
 
Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'
Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'
Documentatie \'gecomponeerde architectuur\'
 
Expressionisme
ExpressionismeExpressionisme
Expressionisme
 
Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented' CBK 's-Hertogenbosch Text by F....
Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented'  CBK 's-Hertogenbosch Text by F....Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented'  CBK 's-Hertogenbosch Text by F....
Kelderwerk 1 'I didn't think I experimented' CBK 's-Hertogenbosch Text by F....
 
Caravaggio en zijn invloed op de beeldende kunst
Caravaggio en zijn invloed op de beeldende kunstCaravaggio en zijn invloed op de beeldende kunst
Caravaggio en zijn invloed op de beeldende kunst
 

‘De etnografische invloed kwam via Paul Klee & Max Ernst’, interview met Jaap Goedemoed

  • 1. J a a p G o e d e m o e d
  • 2. J a a p G o e d e m o e d ‘De etnografische invloed kwam via Paul Klee Max Ernst’&Jaap Goedemoed vertelt over de relatie tussen zijn kunstwerken en etnografica. Al vanaf 1982 schildert hij en vier jaar later gaat hij etnografica verzamelen. Weer vier jaar later is de invloed hiervan in zijn werk waarneembaar.
  • 3. Jaap, hoe ben je, als farmaceut, in de kunst terecht gekomen? Een formele kunstopleiding heb ik niet gehad. Op de middelbare school was ik wel al creatief bezig en kwam ik in aanraking met technieken als ets en zeefdruk. De toen nog taaie en langdurige studie farmacie bood niet veel gelegenheid om er kunst bij te doen, maar na afronding van mijn studie in 1982 kwam er meer tijd beschikbaar en verschenen de eerste meer serieuze schilderijen. Met de chemische kennis heb ik mij nadien gemak- kelijk de principes van het schilderen met olieverf (op oliebasis) en het schilderen met acrylverf (op waterbasis) eigen kunnen maken. Contacten met lijk, maar aan etnografica viel nog wel te komen. Aanvankelijk kocht ik stukken die zich aandienden, ik had nog geen uitgesproken voorkeur. Later kregen de meer geabstraheerde etnografica-vormen de voorkeur, waaronder de fraaie Kuba shoowa’s (rechthoekige poolborduursels met geometrisch pa- troon), ’Kasai fluwelen’ en dansrokken, en schilden van Asmat en Kamoro (Mimika). Zoals, denk ik, wel meer verzamelende kunstenaars, kijk ik vooral naar vormgeving en expressiviteit van etnografica; een door vele certificaten authentiek verklaard stuk maar lelijk gesneden, boeit mij niet. In een eerder nummer van het tijdschrift van de Vereniging Tribale Kunst & Cultuur was een Salam- andere kunstenaars zoals Frank Lodeizen, George Degenhart en Theo Niermeijer zorgden voor ver- dere aanvulling van de technische vaardigheden. Door perioden van werkloosheid ten gevolge van faillissementen van biomedische firma’s heb ik enkele malen langdurig kunnen schilderen, daarom is er bijvoorbeeld zo’n hoge productie van grote en arbeidsintensieve werken in 1996 en 1997. En hoe ben je in de etnografische kunst geïnteresseerd geraakt? Eigenlijk kwam dat door mijn interesse in de moderne kunst. De meeste klassiek-moderne kun- stenaars zoals Picasso, Matisse, Klee en Ernst waren in etnografische kust geïnteresseerd en hadden etnografische collecties. De catalogus Primitivism in 20th Century Art [Lit.1] naar aanleiding van de beroemde ex- positie van William Rubin in het MOMA in New York maakte grote indruk op mij. Op deze indirecte wijze is mijn belangstelling voor de etnografische kunst aangewakkerd, vooral toen bleek dat in mijn woonplaats Amsterdam veel aanbod was van etnografica. De klassiek-moderne meesters waren voor mijn budget uiteraard niet meer toeganke- pasu-beeld uit mijn collectie te zien: mogelijk niet heel oud, maar wel zeer fraai gesneden. Voor mij is dit een eigentijds kunstwerk. Op welke wijze heeft etnografische kunst invloed gehad op je eigen kunstwerken? Vanaf 1986 begon ik veel etnografica te verzamel- en, kwam wekelijks een borrel halen in de Rarekiek van Ger Lambregts. Rond 1990 komt er een duide- lijke omslag in mijn werken: daarvoor was het nog veelal ruimtelijk en figuratief, zeg maar enigszins traditioneel, ondanks het experimenteren met tape en reliëf was mijn werk sterk verhalend. Vanaf 1990 laten mijn werken nu meer uitgebalanceerde composities op een plat vlak zien, met een veelvul- dig gebruik van tekens en symbolen; ze vertellen niet langer een eenduidig verhaal. Anderen zeggen dat mijn werk een sterk etnografische uitstraling heeft; de grote openingsfoto laat in elk geval zien dat mijn werk in hoge mate harmonieert met de etnografica van Asmat en Kamoro (Mimika). Het werk Changing tiling on a wooden plank 60 x 200 cm (Afb.1) heeft weliswaar nog een Escher-achtig motief (metamorfose), maar
  • 4. laat in zijn uitwerking etnografische invloeden zien zoals het accentueren van de structuur van het hout. Een ander werk uit 1990 is Chang- ing pattern with opening I 1990, 90 x 95 cm (Afb.2) dat als omslag van mijn proefschrift is benut. Dit werk is onmiskenbaar etnografisch, geïnspireerd door motieven uit een Ngeende dansrok uit het Kuba-gebied. Het is een sterke compositie met enkele lijnen, met daartus- sen subtiele kleurovergangen. Ook het patroon van een shoowa is verder gedeformeerd in een werk uit 1990: Changing pattern with relief I 1990, 100 x 100 cm (Afb.3). Hierna werd de invloed van etnografica als inspiratiebron voor vormen en patronen minder direct; wel zijn er een aantal basale etnografische invloeden gebleven: het gebruik van (schrift)tekens in allerlei vormen, het gebruik van herhalingen, en de kleurstelling in meestal zachte aardekleuren. Vanaf 1994 kwam daar de zgn. acryl/Arabische gom-spoeltechniek bij, waardoor de acryl kleurvlakken er niet nieuw en homogeen uitzien, maar enigszins al ‘versleten’ of ‘doorleefd’, een zekere ouderdom suggererend, net als bij kleurvlakken in etnografische objecten. Kun je die acryl/Arabische Gom- spoeltechniek wat nader toelichten? Eenmaal aangebrachte en gedroogde acrylverf kun je niet meer van het doek spoelen. Meng je echter de acrylverf eerst met Arabische gom dan kan dat wel. Na droging wordt de acrylverf met het water weggespoeld. Gebruik je veel water, dan spoelt alles weg. Gebruik je weinig water, dan ontstaan meer grillige acrylresten op het doek. Spoel je helemaal niet, dan gaat het acryl/gom- mengsel craqueleren, wat ook voor mooie effecten kan zorgen. Om het ‘houdbaar’ te krijgen, heb je dan een afsluitende vernislaag nodig. In veel van mijn werken koos ik voor de afgespoelde versie, in andere voor de kristallijne (craquelé) versie, en in sommige van mijn werken kwamen beide versies tegelijk voor. Bij de ‘Batik’-techniek, geleerd van Frank Lodeizen, breng  je rondom het patroon van de voorstelling eerst de gom aan. Daarna laat je het drogen en breng je over het hele oppervlak de acrylverf aan. De opengelaten stukken zullen door de acryl permanent gekleurd worden, en niet weg- gespoeld. Zie afbeelding 4 waarbij een oud hand- schrift met Arabische gom/acryl vervaardigd is en vervolgens behandeld werd met natte doeken. Het resultaat doet denken aan ‘n archaïsch handschrift. Afb. 4 Ancient handwriting 1997, 42 x 30 cm. Acryl/Arabische gom gum/modeling paste op karton. De acryl/gom-spoeltechniek die een on- regelmatige verwijdering van de acrylverf geeft past perfect bij dit oude handschrift. Na enig speurwerk (alsnog gedaan na 17 jaar) blijkt het hier om een (fragment uit een) oud Samaritaans schrift te gaan uit de 13e eeuw voor Christus. De Samaritanen, een Joodse sekte, hebben dit schrift lange tijd gebruikt. Het tekstfragment betreft Genesis 21:4-14. Het Samaritaanse manuscript wordt bewaard in de Chester Beaty Library in Dublin. Afb. 2 Afb. 3 Afb. 1
  • 5. Les Tramways d’Iékaterinoslaw 2013, 40 x 50 cm Oud aandeelpapier uit 1897 op doek, acryl met Arabische gom, schors- delen van Italiaanse denneboom, ver- zameld in Montescudaio, Toscane. De rode vlakverdeling in het binnenwerk is afgeleid van gevonden Pinus schors- deeltjes. In het buitenwerk zijn andere gevonden schorsvormen aangebracht. De rode vlakverdeling doet enigszins ‘et- nografisch’ aan, hoewel daar niet bewust naar gestreefd werd. De schorsdelen aan de buitenkant lijken een geheel eigen bestaan te hebben, en lijken wel om de binnenkant heen te cirkelen. In de serie oude aandeelkunstwerken was de buiten- kant meestal bedoeld als de decoratieve afsluiting van het kunstwerk, maar zowel in dit werk als het bovenstaande werk zijn de buitenkanten gaan concurreren met de binnenkant. Echt directe relaties met etnografische kunst zijn er niet, toch geeft dit werk een etnografische sfeer door de kleurstelling, de houten schorsdelen en de vormen. In dit werk zie je dat behalve de vor- men die aangebracht zijn er ook nieuwe vormen ontstaan als je let op de tus- senruimtes. Deze ’restvormen’ spelen bewust of onbewust een rol bij de waardering van het werk. Dit gegeven zien we ook terug in veel schilden uit Oceanië. Is de etnografische inspiratie na die genoemde voorbeelden uit 1990 minder geworden? Dat kun je zo niet stellen. Na de eerste kennisma- king is het enthousiasme voor etnografica uiter- aard groot, evenals de neiging om geïnspireerde toepassingen te maken. In mijn geval kwamen daar andere invloeden bij: vlakverdelingen door compu- ters ontworpen, regelmatige veelvlakken, patronen die onze hersenen niet kunnen produceren. Dou- glas R. Hofstadter, bekend van Gödel-Escher-Bach, heeft hier aandacht aan besteed [Lit.2]. Eén zo’n basispatroon komt in veel van mijn werken voor. Andere invloeden zijn bijvoorbeeld mooie patronen uit de natuur, zoals de fraaie pigment patronen van tropische zeeschelpen, bijv. Oliva prophyria L. Deze patronen zijn beschreven door de onderzoeker Hans Meinhardt [Lit.3]. Ten aanzien van patronen van bijvoorbeeld tropische zeeschelpen is het op- merkelijk dat je die niet aantreft bij etnografische cultuuruitingen van Oceanische volkeren. Kennelijk kijken wij westerlingen (zie Afb.5) daar toch anders tegen aan dan deze volkeren, en hebben deze oceanische bewoners iets minder de neiging om zich te laten inspireren door fraaie patronen uit de natuur, iets dat wij wel enigszins zouden ver- wachten. Een andere inspiratiebron was de pracht van bekende en onbekende handschriften uit oude culturen en uiteraard ook invloeden van werken van andere kunstenaars, voor zover hun werken ook ‘etnografisch aandoen’. Zo heb ik vrij veel werk van Frank Lodeizen verzameld. Zijn abstracte werken deden mij sterk aan etnografische ordeningen denken. Toen hij bij mij thuis kwam en mijn Kuba-doeken en ander etnografisch werk zag, was hij zeer ver- Afb. 5 Division of the plane no. II 1997, 58 x 42 cm. Acryl/Arabische gom on paper, gespoeld met water. Les Tr amwa y s d’Iéka ter inosla w 2013, 40 x 50 cm
  • 6. Les Tramways de Kiew 2013, 40 x 50 cm Oud aandeelpapier uit 1905 op doek, acryl met Arabische gom. Dit is een voorbeeld van recent werk met grote hoeveelheid tekens, waarbij herhaling optreedt. In alle kunstvormen in Afrika en Oceanië is herhaling een vast gegeven in de muziek, de vertel- lingen, de beeldende kunst, de dansen (bijv. met de maskers). De wijze van ordenen van de tekens kent een onregel- matige regelmaat. Symmetrisch maar net niet kloppend: de truc van veel tribale kunstenaars uit Oceanië en Afrika. Die weten dat al te grote regelmaat voor- spelbaar en daardoor saai is. Jaap: ‘Ik herinner mij nog goed het Asmat schild uit het Volkenkundig mu- seum in Rotterdam (nu: Wereldmuseum) met het patroon van de zoolafdruk van een westerse laars die in het schild verwerkt zat tussen de gebruikelijke Asmat-tekens in: de maker zag hier een eigentijds en interessant teken in. Zoiets is hier ook gaande: een 3-dimensionaal kartonnen ‘KIDS’ label dat mijn weg kruiste was de inspiratiebron, klein beetje gemanipuleerd, en inderdaad, het roept associaties met het patroon van een Asmat-schild op, hoewel ik daar niet met voorbedachte rade op uit was.’ rast. Waarschijnlijk kende hij dit niet. Dat is heel interessant. Het betekent dat hij zijn stijl, die wij nu als ‘etnografisch’ ervaren, waarschijnlijk heeft opgedaan door indringend naar het werk van Klee, Miro, en verwante kunstenaars te kijken en in zich op te nemen. Het leek mij geen man die er een archief met kunstzinnige patronen en motieven op nahield, want zijn kunst moest ‘spontaan’ zijn. Daarom denk ik dat de invloed van etnografische vormen op kunstenaars na 1945 veel groter is dan menigeen voor mogelijk houdt: de secundaire invloed is waarschijnlijk heel groot, maar niet alle kunstenaars zijn er zich van bewust waar hun stijl vandaan komt. Overigens zijn veel van mijn patronen ook eigen vondsten, veelal ontstaan tijdens de relaxuurtjes met potlood en een schetsblok gedurende de vakantie, en door vormpjes die zich aandienden uit de omgeving. Verder is mijn laatste werk (afgebeeld op de ope- ningsfoto met kunstenaar), 100x100 cm, gemaakt gedurende september-december 2014, toch ook wel weer verwant met Asmat-schilden: gebruik van natuurlijk materiaal (afgevallen boomschorsde- len van Pinus pinacea bomen uit Toscane), bijna hetzelfde eenvoudige kleurenschema (wit-zwart- okerbruin, in mijn werk met extra oranjerood kleurtje), en met een sterk reliëf. Natuurlijk, mijn werk is wel volledig abstract, en bij Asmat schilden gaat het om gestileerde symbolische voorstellingen. Het prachtige Mimika-schild wat er naast hangt is volgens mij wel volledig als abstracte kunst te beschouwen. In mijn werk speelt het toeval door de grillige vormen van de schorsdelen een grote rol, en bij de Asmat-patronen speelt toeval veel minder een rol: de patronen worden er van generatie op generatie doorgegeven. Het zou aardig zijn om mee te maken hoe Asmat- en Mimika-snijders op mijn werk zouden reageren. Waarom wilde je die twee boeken afgebeeld zien op de openingsfoto? Onlangs heb ik de recente biografie Savage Harvest van Carl Hoffman gelezen, en dit heeft grote indruk op mij gemaakt. De zeer jonge Michael Rockefeller, als jonge antropoloog hartstochtelijk op zoek naar cultuuruitingen van nog authentiek levende natuurvolkeren, kwam zeer waarschijnlijk met zijn gammele (en voor de zee niet voldoende toegeruste) catamaran met buitenboordmotor enkele kilometers buiten de kust van Nieuw-Guinea in slecht weer terecht (in november 1961), waarbij de boot omsloeg om. Michael besloot om, vastge- ketend aan een leeg benzineblik, naar de kilo- meters verre kust te zwemmen, zijn Nederlandse begeleider bleef achter bij de omgeslagen catama- ran. Michael had echter de duivelse pech net in het gebied van een Asmat-dorp terecht te komen, dat geen wraak meer ‘mocht’ nemen na het ‘koppen- snellen’ door een naburige dorp, terwijl dit Asmat- dorp Otsjanep ook nog een vijftal stamleden had verloren door een ‘corrigerende’ actie van een Nederlandse patrouille. En toen kwam zo maar die ‘witte man’ uit de zee te voorschijn lopen, helemaal alleen en zonder beschermers, uitgeput na een mogelijk 18-urige zwemtocht, gadegeslagen door een groepje Asmat-krijgers uit het dorp Otsjanep dat na een tocht juist daar aan het uitrusten was, krijgers die Michael waarschijnlijk al kenden van zijn eerdere verzameltochten. Zeer waarschijnlijk kreeg Michael bij de eerste nadering van de Asmat-krijgers meteen al een speer door zijn lijf, werd zijn hoofd gekliefd van de romp en opgewarmd op een vuurtje, en werd de inhoud geconsumeerd, ‘opgeslurpt van een sago- blad’.] [Lit.5] Het blijft een dramatisch verhaal over de jonge Rockefeller, die zo graag tegenover zijn dominante vader met iets belangwekkends voor de dag wilde komen en dat gevonden leek te hebben Les Tr amwa y s d e K iew 2013, 40 x 50 cm
  • 7. met zijn onderzoekingstochten naar de laatste natuurvolkeren op deze aarde, het beschrijven van ‘Primitive Art’, en verzamelen van etnogra- fica voor het nieuw geopende Primitive Art Museum in New York. Het is ongelooflijk dat hij al op 23-jarige leeftijd op eigen houtje zo’n grote collectie (te zien in Metropolitan Museum in NY) bij elkaar wist te sprokkelen. Onthullend ook zijn de beschrijvingen in het boek dat enkele zeer grote en imponerende Bisjpalen door Michael voor een appel en een ei werden aangeschaft, juist in dat dorp Otsjanep. Iemand die Bisjpalen koopt, moet in de ogen van de Asmat wel zeer machtig zijn, en het consumeren van Michael’s levens- krachten werd in de Asmat-beleving dan ook gezien als een compensatie voor de eerdere geleden Asmat verliezen door de Nederlandse patrouilleactie. In dit boek worden ook de achtergronden uitgelegd, waarom de Nederlandse bestuurders en missie- leden er belang bij hadden om de dood van Michael Rockefeller als een tragisch verdrinkingsgeval te presenteren, en niet als slachtoffer van kanniba- lisme: Nederland stond onder grote internationale druk om afstand te doen van westelijk Nieuw Guinea ten gunste van Indonesië, en zocht steun bij Amerika (wat overigens niet heeft geholpen). Gevallen van koppensnellen en kannibalisme zouden geen goede indruk maken op de buiten- wereld ten aanzien van de Nederlandse rol als beheerder van het gebied, en de familie Rockefeller was een invloedrijke familie in Amerika waar rekening mee moest worden gehouden. Aanneme- lijk wordt gemaakt dat de Nederlandse bestuur- ders en missieleden van de werkelijke tragedie van Michael Rockefeller al vrij direkt op de hoogte waren, en het op bevel van hogerhand ‘onder de pet hebben gehouden’. Tot op heden blijven de Nederlandse archieven echter gesloten. Gezien de Nederlandse betrokkenheid en interesses, is het merkwaardig dat er van dit interessante boek geen Nederlandse vertaling is verschenen. Het verhaal hield mij zo bezig, dat ik ook het reis- verslag over de Michael Rockefeller expedities heb aangeschaft [Lit.6], een uitgave uit 1967. Dit boekwerk is inmiddels een collector’s item merkte ik, op internet worden forse prijzen gevraagd. Fascinerend is te weten dat in dit boek- werk veel foto’s aanwezig zijn van Otsjanep en zijn dorpelingen, waaronder mogelijk ook de krijgers die Michael Rockefeller hebben gedood en gekan- nibaliseerd. Als een soort eerbetoon, laat ik gaarne het boekwerk The Asmat of New Guinea The Michael C. Rockefeller Expeditions 1961 mee afbeelden op de openingsfoto. Vooral abstracte etnografische kunst spreekt je het meest aan? Ik blijf het fascinerend vinden dat ‘kunstenaars’ bij sommige zogenaamde primitieve volkeren, die economische niet een zelfde ontwikkeling hebben ondergaan als de westerse samenlevingen, qua vormgeving en kunstuitingen vaak veel eerder een ontwikkeling tot abstractie doormaakten dan kunstenaars in onze westerse samenleving. Bij ons kwam de abstractie pas in de 20e eeuw goed op gang, sommige van de eerdere genoemde Shoowa’s worden echter al eeuwenlang (sinds de 17e eeuw) bewaard in Europese collecties of musea. Kennelijk hebben ze toen nooit voor een omslag gezorgd, Europese kunstenaars stonden er kennelijk destijds niet voor open. Ik sprak eerder van het fraaie abstracte patroon van het Mimika-schild naast het kunstwerk op de openingsfoto. Onvermijdelijk kijken we nu met een ‘westers oog’ naar deze etnografica, en het voor onze beleving volledig abstracte patroon van het Mimika-schild raakt bij ons nu net een iets gevoeliger snaar dan de – evenwel ook zeer fraaie Composition 2014, 100 x 100 cm Drie dimensionaal werk met schors- delen van Pinus pinacea (‘parasol- den’) uit Toscane. De schorsdelen zijn dit keer licht oran- jebruin gekleurd. Eén van de feloranje vormpjes was een origineel schorsdeeltje van de Pinus boom, inclusief zo’n ‘oog’. Dit deeltje is nog steeds herkenbaar aan de nerfstructuur. Alle andere feloranje vormpjes zijn nagebootst en uitgesned- en uit karton. Er ontstaat een stevige rithmiek tussen de structuren van de boomschorsdelen en de kleinere fel oranje vormpjes. Tijdens het foto- graferen komt het kunstwerk helemaal tot leven als na elven ’s ochtends zon- licht diagonaal en gedeeltelijk over het kunstwerk komt te vallen; de schors- delen van het zonverlichte deel krijgt opeens veel meer diepte en lijken van het platte vlak te spatten, de witte achtergrond (titanium acryl verf ver- mengd met zand) licht helwit op. Composition 2014, 100 x 100 cm
  • 8. – gestileerde symbolen van de Asmat-etnografica. Eveneens een echt abstract patroon is het patroon van een Mbuti tapas [Afb.6] uit het Ituri-gebied van Congo. Het is een prachtige vlakverdeling met slechts een paar zich herhalende basisele- menten. Ik heb deze tapas al een jaar of 30 in bezit en heb er nooit veel aandacht aan besteed, ten onrechte. Bij Ger Lambregts kon je zulke tapas voor 100 gulden kopen in de 80-er jaren, toch een onwaarschijnlijk gering bedrag voor zulk prachtig en verdwijnend cultuurgoed. Overigens was ik mij dat toen ook nog niet heel erg bewust, anders had ik er wel meer van aangeschaft. De tapas wordt door de mannen gemaakt uit een mengsel van de bast van 6 boomsoorten, de vrouwen maken de kleurpigmenten (in deze tapas alleen zwart) en vervaardigen de afbeeldingen. Waarschijnlijk is het patroon toch een geabstraheerde voorstelling van iets kenmerkends uit het dichte regenwoud. Er zijn overigens veel overgangen bekend voor Mbuti-tapas van abstract, halfabstract en figuratief. Het is wonderbaarlijk dat deze half-nomadische mensen, in zo’n vochtig klimaat en zo’n barre leefomgeving, waar geen enkel ander volk dan enkele van deze pygmeeënvolkeren het uithouden, tot zulke verfijnde kunstuitingen kunnen komen. En mogelijk maken zij deze abstracte voorstellingen ook al vele honderden jaren! Als Paul Klee deze Mbuti-tekeningen had gezien, zou hij vermoedelijk zeer geïnspireerd zijn geraakt. Ook bij hem zie je dat samengaan van een bepaalde vlakverdelingen met zekere dromerige of poëtische elementen eraan toegevoegd, de opbouw vanuit eenvoudige lijnen en het belang van ‘tekens’. Het is jam- mer voor de kunstgeschiedenis dat tijdens Klee’s leven de Mbuti-tapas nog niet uit het Ituri-woud te voorschijn waren gekomen. Je ziet de Mbuti wel nagevolgd worden bij enkele andere kunstenaars, zoals de streepjeswerken van Jasper Johns, maar deze werken zijn toch minder verfijnd en missen het poëtische van de Mbuti en Klee. Ook worden ze te rűcksichtlos nagebootst zonder dat deze kunstenaars daar zelf wat tegenover stellen. Dat is altijd het grote gevaar van de zeer inspirerende etnografische voorbeelden: dat je te blindelings een navolger wordt, ook de klassiek-moderne meesters Afb. 6 Mbuti tapas uit het Ituri-gebied. Afb. 7 Polychroom Ituri-masker.
  • 9. dat het er nog eens van komt. Momenteel is het herontdekken van die drie Maya steden Chactún, Lagunita, en Tamchen, in Yucatan, Mexico in het nieuws. Op internet [Lit.4] staan prachtige foto’s van expeditieleider Ivan Sprajc. Ze deden mij denken aan mijn eigen foto’s uit 1989 (te zien op www.jaapgoedemoed.com, Afb.8), toen ik met gidsen de Maya ruïnes Bonampak en Yaxchilan in het nabijgelegen Chiapas bezocht, beide eveneens overwoekerd door de jungle. Yaxchilan is alleen per boot over de Usumacinta-rivier te bereiken en Bonampak na een fikse voettocht door de Lacandon jungle. Beide sites werden toen door Mexicaanse soldaten bewaakt om plunderingen te voorkomen. De bouwwerken en sculpturen in Yaxchilan en de muurschilderingen in Bonampak waren schitterend. De tochten naar deze Maya-sites in de jungle waren een geweldige ervaring! waren daar beducht voor, en hielden vaak plots- klaps op om nog langer etnografische elementen in hun werken toe te passen. Opmerkelijk is dat naast deze evenwichtige en rustige Mbuti-voorstellingen op de tapas, uit het- zelfde Ituri-gebied (maar dan van andere volkeren) ook de meest krachtige polychrome maskers komen die ik ken. Ik heb er enkele in mijn verzameling. [Afb.7] Ze zijn zo krachtig, dat mijn gezinsleden bezwaar maakten om ze in de woonkamer op te hangen. Ben je ook in Afrika of andere landen waar etnografica vandaan komen, geweest? Nee, ik ben door mijn interesse in de Egyptologie wel in Egypte geweest, maar niet in donker Afrika. Het afzakken van de brede Congo-rivier lijkt mij wel de mooiste ervaring die er kan zijn, ik hoop Afb. 8 Maya-ruïne en stèle op voorgrond te Yatchilan, december 1989. Jaap Goedemoed •1974-1982 Studie Farmacie Groningen; apotheker •1982-1985 Farmaceutische industrie •1986-1990 Promotieonderzoek VU Amsterdam •1991-1996 Researcher voor biomedische firma’s •Augustus 1996 US Patent No. 8/699,896: ‘Polyetherester copolymers as drug delivery matrices’ •1997 Groepstentoonstelling Montague Art Gallery, New York •Groepstentoonstelling Galerie Hommage, Amsterdam •1998 - heden Farmaceutisch beoordelaar eerst bij RIVM, vanaf 2012 bij College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) te Utrecht •2008 Solotentoonstelling Galerie Ruimte, Amsterdam •Vanaf 2008 Wallprints van werk Jaap Goedemoed in Cohengebouw, RIVM, Bilthoven www.jaapgoedemoed.com Je bent nu 59. Waar wil je in kustzinnig opzicht nog naar streven? Het artistieke oeuvre verloopt tot nu toe in een aantal golfbewegingen: 1984-1985 met de afslui- ting van het figuratieve werk en openstaan voor multiculturele invloeden. Rond 1990 een overgang naar grotere abstracte werken, en rond 1997 met de grote, multiculturele mozaïeken. Daarna een wat rustiger fase met de aandelen als ondergrond, wat wel een mooie serie is geworden. Dit rustiger vaarwater werd ook veroorzaakt door een groter tijdsbeslag van baan en gezinsleven. Zo langzamer- hand komt er nu weer wat meer tijd beschikbaar voor het maken van kunst en wil ik weer werken van een groter formaat tot stand brengen. De opgedane ervaringen en technieken wil ik dan toepassen. Dus de acryl/gom spoeltechniek en het gebruik van bijzondere materialen zoals Pinus pinacea schorsdelen en oude docu- menten. Vermoedelijk zullen deze toekomstige werken een ‘etnografi- sche uitstraling’ blijven behouden, dat zit nu wel ingebakken in de aard van het beestje. Een andere taak nog te volbrengen is het beschrijven van mijn etno- grafische collectie van ca. 350 stuks. Zoals gezegd, het meeste is tussen 1986 en 2000 verzameld, en toen was er nog niet veel etnografische informatie op internet. Dat is nu wel anders, en voor enkele stukken ben ik al eens wat meer de diepte ingegaan om achtergronden te verzamelen en de stukken zo goed als mogelijk te beschrijven. Tot nu toe heeft iets mij er van weerhouden om mijn hele collectie zo volledig als mogelijk te beschrijven, misschien is het wel een soort levensangst… als je jouw genen hebt doorgegeven, jouw kunstwerken hebt beschreven en gedocumenteerd, en ook nog jouw etnografische verzameling eveneens volledig hebt beschreven en gedocumenteerd… tja, wat blijft er dan nog over in dit leven om te doen? Dan ben je eigenlijk niet meer nodig en kun je de boel net zo goed meteen al doorgeven, en opstappen uit dit leven… Ik zeg het nu wat gechargeerd, maar toch ga je dingen zo voelen als je leven er voor ruim tweederde op zit, en dat het niet aanlokkelijk is om alles nu al te voltooien. Tot troost moge de huidige verering dienen van de ‘late’ kunstenaars die alle schroom van zich af wisten te werpen en tot grootse vernieuwing in staat waren: de late (en zieke) Klee (met de mooiste olieverfschilderijen in zijn laatste jaren), de late Mondri- aan (Victory Boogie Woogie!), de late Picasso (tijdje geleden een hype), de late Matisse (met de knipsels, nu ex- positie in Tate Modern), de late Turner (recente expositie in Tate Britain), de late Mark Rothko (zeer donkere schilderijen, recentelijk te zien in Gemeentemuseum te Den Haag) en dan nu weer de late Rembrandt in het Rijksmuseum. Niet dat ik mij alvast tot dit rijtje kunstenaars reken, maar ik hoop in mijn laatste 20-30 jaar, als de late ‘Goedemoed’, alle opgedane ervaringen zowel in de kunst als in de etnografie, te kunnen toepassen, en bevrijd van werk en kinderzorg, nog tot een aantal grote, verrassende en arbeidsintensieve werken te komen.
  • 10. Literatuur: Lit. 1: Primitivism in 20th Century Art, Affinity of the Tribal and the Modern, The Museum of Modern Art, New York, Edited by William Rubin, Volumes I & II, ISBN 0-87070-518-0, 1984. Lit. 2: Metamagical Themas, Questioning for the Essence of Mind and Pattern, Douglas R. Hofstadter, Basic Books, Inc., Publish- ers, New York, ISBN 0-465-04540-5,1985, p. 191-212: Parquet Deformations: A Subtle, Intricate Art Form. Lit. 3: The Algorithmic Beauty of Sea Shells, Hans Meinhardt, Springer Verlag Berlin Heidelberg New York, ISBN 3-540-57842-0, 1995. Lit. 4: Photos: Scientists Found Three Lost Mayan Cities in the Mexican Jungle, with photos made by Ivan Sprajc, http://www.ryot.org/lost-mayan-cities- chactun-lagunita-tamchen/791177. Lit. 5: Savage Harvest – A Tale of Cannibals, Colonialism, and Michael Rockefeller’s Tragic Quest for Primitive Art, Carl Hoffman, William Morrow/Harper Collins Publishers, 322 pagina’s. Lit. 6: Gerbrands, Adrian A., ed. The Asmat of New Guinea: The Journal of Michael Clark Rockefeller. New York: Museum of Primitive Art, 1967. Fotografie: Jaap Goedemoed, fotografie omslag en portret: Anja Ditzel, Vormgeving: Ger Schoolenaar