2. 2
SUPERDIVERSITEIT
Steven Vertovec
(Max Planck Institute
for the Study of Religious and Ethnic Diversity, Göttingen)
Groter wordende diversiteit:
• Toename aantal groepen migranten
• Interactie tussen etnische achtergrond, verblijfsstatus, arbeidsmarktpositie,
opleidingsniveau, religie, taal, sekse, leeftijd en ruimtelijke verdeling
3. 3
SUPERDIVERSITEIT IN HET
ONDERWIJS
Percentages leerlingen naar type voortgezet onderwijs, leerjaar 3,
Jaarrapport integratie CBS 2012, p. 74.
“Van de Somalische leerlingen ging in het schooljaar
2011/’12 nog geen vijfde naar havo of vwo, terwijl van de
Iraanse leerlingen meer dan de helft in een havo- of vwo-
klas zat. Dat aandeel was zelfs hoger dan van autochtone
leerlingen. Ook van de Afghaanse leerlingen ging een groot
deel naar havo of vwo (44 procent). De Iraakse leerlingen
zaten met 34 procent maar net iets vaker dan de
gemiddelde niet-westers allochtone leerling in havo of
vwo.”
(CBS, 2012, p. 74).
autochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
Overig niet-westers
4. 4
SUPERDIVERSITEIT IN HET
ONDERWIJS
Tomlinson (2003): Een reguliere klas is alleen nog qua leeftijd homogeen.
In de gemiddelde klas heb je kinderen:
met leerproblemen, die hoogbegaafd zijn, wiens moedertaal anders is dan de
instructietaal, die onderpresteren, kinderen met verschillende culturele
achtergronden, verschillende sociaal economische achtergronden, kinderen uit
een ouder gezinnen, jongens en meisjes, gemotiveerde en ongemotiveerde
kinderen, die in meerdere categorieën thuishoren, die ongeveer op niveau
presteren, met uiteenlopende interesses, met verschillende voorkeuren voor
manieren van leren, etc etc
5. VAN VERSCHIL NAAR ONGELIJKHEID
Welke van deze verschillen leiden tot
ongelijkheid?
8. VEEL FACTOREN SPELEN EEN ROL
Op microniveau: de leerling: processen rondom de leerling
zelf: sociaal psychologische factoren, interactie met
docenten
Op mesoniveau: de school: het curriculum, schoolbeleid,
relaties met ouders en in de wijk
Op macroniveau: maatschappelijke opvattingen over
verschillen en integratie
9. OMGAAN MET VERSCHILLEN IN
ONDERWIJSWETENSCHAPPEN
Cognitieve verschillen:
Tomlinson’s model voor gedifferentieerde instructie (1999)
Sociaal en etnisch/culturele verschillen:
Cultureel responsief lesgeven (Ladson Billings, 2001; Gay, 2000)
Kennisbronnen theorie (Moll, 1992)
Multidimensionele klas (Cohen & Lotan, 2004)
11. 11
PROFESSIONELE
CAPACITEIT
Kenmerken effectieve scholen in superdiverse wijken (Muijs et
al, 2004):
• Leerkrachten werken samen in teams
• Continue professionele ontwikkeling
• Ontwikkeling in relatie tot onderzoeksliteratuur en/of in
samenwerking met een kennisinstelling
Hargreaves en Fullan: versterken sociaal kapitaal van de
professionals in de school is het fundament voor
schoolontwikkeling
Hargreaves & Fullan, 2012
12. TOEPASSING VAN HET MODEL
in een professionele leergemeenschap!
PLG Superdiversiteit
Voorbeeld Albeda College
Groep van 12 docenten: bijeenkomsten om de 6 weken, gedurende 2 jaar
Actie-onderzoek: Ontwerpen en onderzoeken van gedifferentieerd lesgeven
Onderzoek naar het proces van de PLG
13. VOORBEELDEN UIT DE PLG
Eerste vragen van groepjes docenten:
Sociaal systeem: hoe te verbeteren?
Sociaal systeem: hoe handhaaf je regels?
Individuele factoren: afstemming student en opleiding in de intake
Volgende fase: Lesontwerp aanpassen volgens model
14. KORTOM
• Superdiversiteit: opzoeken van complexiteit
• Model “Gedifferentieerd lesgeven in de superdiverse klas”
startpunt bij opzoeken van complexiteit
• Meer voorbeelden nodig van toepassingen in PLGs