SlideShare uma empresa Scribd logo
1 de 72
Baixar para ler offline
Steek WATT in je zak!
CREDITS


   COÖRDINATIE:

Willy Ivens – Voka Kamer van Koophandel Mechelen

   ALGEMENE PROJECTLEIDING:
Laetitia Lemahieu – Voka Kamer van Koophandel Kempen en Mechelen

   REDACTIE:
An Maes – Voka - Kamer van Koophandel arr. Leuven
Els Heyvaert – Voka - Kamer van Koophandel Halle-Vilvoorde
Katrien Moens – Voka - Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen
Laetitia Lemahieu – Voka - Kamer van Koophandel Kempen en Mechelen
Lieven Dehandschutter – Voka - Kamer van Koophandel arr. Leuven en Halle-Vilvoorde

   EINDREDACTIE:

Luc van Balberghe - Ready Press Agency

   BIJZONDERE DANK AAN DE LEDEN VAN DE BEGELEIDINGSCOMMISSIE EN DE TESTBEDRIJVEN VOOR HUN
   BEREIDWILLIGE MEDEWERKING AAN EN ONDERSTEUNING VAN HET PROJECT.

Jeroen Persyn - OVAM
Johan Liekens - VITO
 Katleen Marien - Voka - VEV
 Kirsten Loncke - GEDIS
Paul Zeebroek - ANRE

   TESTBEDRIJVEN:
Provincie Antwerpen:
Bulo Kantoormeubelen NV
Novotel Mechelen Centrum
Sopraco NV
Xeikon International NV

Provincie Oost-Vlaanderen:
Argo Reclame BVBA
Autojet Technologies BVBA
Confiserie Trefin NV
 De Cuyper – Robberecht Drukkerij NV
Gates Europe NV
Transport Mervielde NV

Provincie Vlaams-Brabant:
Antalis NV
Carrosserie Celis NV
Fithuis BVBA
L.M.S. International NV
Van Os - Sonnevelt BVBA


   Met dank aan Electrabel die het project ondersteunde met o.a. de uitvoering van energiescans bij de testbedrijven.

   Contactadres: milieu@kvkov.voka.be




                                                                                                                        Steek WATT in je zak 01
Een lichtpuntje zonder energieverbruik…

Beste ondernemer,

“Steek Watt in je zak!” Het klinkt leuk als slogan, maar eigenlijk zit er veel meer achter. Het betekent gewoon:‘Keep the money in your
pocket'! Gewoontes en een gevoel van evidentie bepalen het leven van ons allemaal. Tot op zekere hoogte geeft dat ook een rust en
een veiligheid. Maar boven een bepaalde grens, begint het geld te kosten. Erger, we zijn belangrijke dingen –van ons, van anderen, van
de gemeenschap- aan 't verspillen.

Dat is zeker het geval met energie. Staan we er nog bij stil dat het verklikkerlampje van ons pc-scherm elektriciteit verbruikt en geen
hele nacht moet blijven branden? Beseffen we genoeg dat we ons in de winter bij 20°C behaaglijk voelen, maar dat we in de zomer tot
minder dan 16°C zouden koelen en daarvoor heel wat dure energie verbruiken? Maakten we al de berekening dat een spaarlamp op
een periode van 2 jaar eigenlijk veel goedkoper is dan een gewone gloeilamp, door de winst op minder verbruik en langere levensduur,
ook al is ze bij de aankoop duurder?

Dit werk is een uniek initiatief, uitgewerkt door de milieucellen van vijf Voka – Kamers van Koophandel, onder coördinatie van Voka –
Kamer van Koophandel Mechelen, in het kader van Presti 5.

Elke bedrijfsleider, hoe groot of hoe klein ook, heeft hier iets aan.

Het werk is zeer volledig en bestrijkt zowat alle terreinen waarop een bedrijf energie verbruikt. Telkens staat uitgelegd hoe dat gebeurt,
hoe bepaalde mechanismen in hun werk gaan, wat de alternatieven zijn. Praktische voorbeelden van energiebesparing zijn zeer herken-
baar en zullen u ongetwijfeld aansporen om in uw eigen omgeving het energieverbruik bewust te evalueren. Ook aan de wetgeving
terzake besteedt dit werk aandacht.

Lees de volgende bladzijden aandachtig. De tijd die u daarvoor nodig heeft, is de beste investering van de laatste jaren! Dit werk bevat
een lichtpunt dat zelfs geen energie verbruikt.

Deze handleiding heeft een dubbel doel: u en de toekomst.

Wat u nu bespaart, heeft u het eerst verdiend. Maar wat u bespaart, blijft over voor de volgende generatie.

Veel succes!

Willy Ivens
Directeur

Voka – Kamer van Koophandel Mechelen




                                                                                                                      Steek WATT in je zak 02
Inhoudsopgave
 INLEIDING

 1. RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK
   1.1. Wetgevend kader
               1.1.1. Reductie van de broeikasgassen
               1.1.2. Energiemarkt na de vrijmaking
     1.2. Wat is rationeel energiegebruik?
               1.2.1. Inleiding
               1.2.2. Primair energiegebruik
               1.2.3. Energiekosten
     1.3. Algemene principes van REG

 2. ENERGIEBOEKHOUDING
      2.1. Energieboekhouding: wat en waarom?
                2.1.1. Wat is een energieboekhouding?
                2.1.2. Waarom een energieboekhouding bijhouden?
      2.2. Elektriciteitsverbruiken in kaart brengen
                2.2.1. Uw elektriciteitsinstallatie
                2.2.2. Registratie van elektriciteitsverbruik
                2.2.3. Opvolging van het hoogspanningsverbruik met behulp van softwareprogramma’s
      2.3. REG-mogelijkheden in kaart brengen
               2.3.1. Principes

 3. REG-MAATREGELEN
      3.1. Inleiding
      3.2. Verlichting
               3.2.1. Binnenverlichting
               3.2.2. Gebouw- en terreinverlichting
               3.2.3. LED-verlichting
               3.2.4. Energiebesparende mogelijkheden verlichting
      3.3. Verwarming
                3.3.1. Verwarmen van grote ruimtes
                3.3.2. Verwarmen van kantoren
                3.3.3. Productiegebonden verwarming
     3.4. Koeling
                3.4.1. Inleiding
                3.4.2. Het koelproces
                3.4.3. Koel- & vriescel-installaties
                3.4.4. Klimaatkoeling (airco)
      3.5. Bureautica
                3.5.1. Energiebesparende stand
                3.5.2. Screensaver (schermbeveiliging)
                3.5.3. Power-management
                3.5.4. Voordelen
                3.5.5. Energielabels
                3.5.6. Besparingstips
      3.6. Productiegerelateerde maatregelen
                3.6.1. Actief - Reactief energieverbruik
                3.6.2. Kwartuurpiekbewaking
                3.6.3. Motoren
                 3.6.4. Perslucht


                                                                                                    Steek WATT in je zak 03
4. DUURZAME ENERGIE
     4.1. Waarom is duurzame energie belangrijk?
     4.2. Warmte uit zonlicht: passieve thermische zonne-energie
     4.3. Warmte uit zonlicht: de zonneboiler
     4.4. Elektriciteit uit zonlicht: fotovoltaïsche panelen of zonnecellen
     4.5. Windenergie
     4.6. Energie uit biomassa
     4.7. Waterkracht
     4.8. Warmtekrachtkoppeling (WKK)
     4.9. Warmtepomp

5. REG-STEUNMAATREGELEN
     5.1. Vlaams Gewest
               5.1.1. Ecologiepremie
               5.1.2. Steun voor demonstratieprojecten energietechnologieën
               5.1.3. Adviescheques
               5.1.4. PRODEM-steun
     5.2. Acties van de distributienetbeheerders
     5.3. Federale Overheid
              5.3.1. Energie-investeringsaftrek
              5.3.2. Acties van het IWT

6. WETGEVING
     6.1. Acties in het kader van het Vlaams Klimaatsbeleidsplan
               6.1.1. REG-decreet dd. 2 april 2004
               6.1.2. Energieprestatiedecreet dd. 7 mei 2004
     6.2. Wetgeving m.b.t de specifieke thema’s vermeld onder hoofdstuk 3
               6.2.1. Verlichting
               6.2.2. Elektrische installaties
               6.2.3. PCB-houdende apparaten (condensatoren, transformatoren,…)
               6.2.4. Verwarming
               6.2.5. Koeling
               6.2.6. Perslucht
               6.2.7. Isolatie van gebouwen

Bijlage 1 - Definities en eenheden

Bijlage 2 - Spreadsheets hoofdstuk 2
  Inventaris verbruikers.xls
  Steekkaart X1.doc
  Rekenblad primair energiegebruik.xls
  Registratieformulier laagspanning.xls
  Registratieformulier hoogspanning.xls

Referenties




                                                                                  Steek WATT in je zak 04
INLEIDING

Energie brengt welvaart en zorgt voor een comfortabel leven. Maar ons energiegebruik heeft ook nadelen: milieuvervuiling, kli-
maatverandering, uitputting van de natuurlijke voorraden.

Wat kunnen we daartegen doen? Allereerst het terugdringen van de energievraag, dus energie zo efficiënt mogelijk gebruiken.
Vervolgens duurzame bronnen inzetten, zoals zon, wind en biomassa. Tenslotte, zolang ze nog niet kunnen worden gemist, de fossiele
brandstoffen zo schoon mogelijk aanwenden.



                                            1. Reduceer de vraag
                                            (energiebesparing)


                                     2. Zet duurzame                                 3. Gebruik fossiele brand-
                                     energiebronnen in                               stoffen zo schoon mogelijk



                                                                   Energievraag


Rationeel EnergieGebruik, kortweg REG, kadert precies binnen die maatregelen om het energieverbruik te verminderen. Rationeel
energiegebruik is immers het zo efficiënt mogelijk omspringen met energie zodat het energieverbruik daalt zonder verlies aan produc-
tiecapaciteit, veiligheid en comfort.

Voor bedrijven heeft REG nog een ander belangrijk voordeel: minder energieverbruik betekent ook een lagere energierekening. Studies
tonen immers aan dat de energiekost een groot aandeel vertegenwoordigt in de totale werkingskosten van de bedrijven. Zeker voor
kmo’s kan deze kost zwaar doorwegen. Precies zij kunnen door rationalisering hun energieverbruik doen dalen.

Binnen het door de Vlaamse Overheid gesubsidieerde Presti 5-project “Steek Watt in je zak !” hebben vijf Voka - Kamers van Koophandel
deze handleiding opgesteld rond rationeel energiegebruik in een kmo.

De handleiding is modulair opgebouwd rond 6 hoofdstukken: rationeel energiegebruik, energieboekhouding, REG-maatregelen,
duurzame energie, REG-steunmaatregelen en wetgeving. Bedrijven kunnen dus rechtstreeks het hoofdstuk raadplegen waar hun inter-
esse naar uitgaat. De handleiding is opgemaakt op maat van de kmo met veel tips en praktische voorbeelden, met een aantal direct
bruikbare hulpmiddelen (spreadsheets) en met verwijzingen naar interessante websites.




                                                                                                                     Steek WATT in je zak 05
1. RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK
       1.1. Wetgevend kader
          1.1.1. Reductie van de broeikasgassen

Woestijnen in Spanje en Italië, tropische onweersbuien en tornado’s in onze streken, stijging van het zeeniveau met 5 meter,… u heeft
die doemscenario’s over klimaatsveranderingen en de mogelijke gevolgen de laatste jaren vast ook gehoord.

Broeikasgassen, CFK’s, Kyoto, ozon,… aan moeilijke woorden geen gebrek in deze materie. Wat houdt dit nu in, en vooral welke invloed
heeft dit op uw bedrijf en kunnen we er misschien ook voordeel uit halen ?

Klimaatverandering door broeikasgassen is een feit!

Om te beginnen, broeikaseffect en klimaatverandering zijn natuurlijke fenomenen. Meer nog, zonder broeikaseffect zou er op aarde
geen leven mogelijk zijn.

De aarde wordt omgeven door een atmosfeer, bestaande uit stikstof en zuurstof, maar ook uit broeikasgassen zoals waterdamp, ozon,
koolstofdioxide (CO2), methaan en andere. Zonder atmosfeer zou de temperatuur op aarde overdag zeer hoog en ’s nachts zeer laag
zijn.

De atmosfeer vermindert de hoeveelheid zonnewarmte die de aarde bereikt. Op aarde wordt de zonnewarmte gedeeltelijk geab-
sorbeerd en gedeeltelijk teruggekaatst als infraroodstraling. Deze wordt door de broeikasgassen in de atmosfeer geabsorbeerd en
teruggekaatst naar de aarde. Broeikasgassen zorgen er dus voor dat de warmte niet verloren gaat en ze ken als een serre. Zonder
broeikasgassen zou de gemiddelde temperatuur op aarde –18°C zijn.
Samen maken de broeikasgassen minder dan 1 procent van de atmosfeer uit, maar kleine verschillen in de concentraties kunnen grote




gevolgen hebben voor het terugkaatsendevermogen en dus voor de gemiddelde temperatuur op aarde en ons klimaat.

Klimaatveranderingen worden voor een groot deel veroorzaakt door natuurlijke fenomenen zoals de continentendrift, vulkaanuit-
barstingen, bosbranden, …

Ondertussen weten we met zekerheid dat ook menselijke activiteiten bijdragen aan klimaatveranderingen, onder meer door de pro-
ductie van broeikasgassen en ozonafbrekende stoffen.
Deze klimaatveranderingen zullen zeker hun invloed hebben op de wereldorganisatie, zowel sociaal als economisch.

Tijd voor actie!

De verandering van het wereldklimaat is per definitie een internationale zaak: elk land zal er vroeg of laat mee geconfronteerd worden.
Daarom besliste het hoogste orgaan van de Verenigde Naties, de Algemene Vergadering, in 1990 om een verdrag voor te bereiden om
iets aan het probleem te doen.

In 1992, tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling, ondertekenden in Rio de Janeiro (Brazilië) de
afgevaardigden van 150 landen het Verdrag van Rio.

De EU speelde een belangrijke rol bij de onderhandelingen in Rio en heeft nog steeds een voortrekkersfunctie op wereldvlak. Reeds in
1986 keurde het Europese Parlement de eerste resoluties over klimaatbeheer goed. In 1990 besloot de Europese Unie om tegen het jaar
2000 de uitstoot van broeikasgassen te stabiliseren op het peil van 1990.




                                                                                                               Steek WATT in je zak   06
De landen die het Klimaatverdrag ondertekenden, moeten:
  - een inventaris opmaken van hun emissie aan broeikasgassen;
  - nationale plannen uitwerken voor de stabilisering of vermindering van de uitstoot van broeikasgassen;
  - het wetenschappelijke en technische onderzoek steunen over het klimaatsysteem, evenals de ontwikkeling en verspreiding
    van relevante technologieën;
  - promotie voeren voor educatie- en sensibiliseringprogramma's over klimaatverandering.

Het Verdrag duidt de geïndustrialiseerde landen aan als hoofdverantwoordelijke voor de uitstoot, nu en in het verleden. Zij moeten
daarom de voortrekkersrol spelen bij het nemen van maatregelen en hebben een aantal bijkomende verplichtingen:
  - een beleid voeren zodat de netto emissie aan broeikasgassen in 2000 niet hoger is dan in 1990;
  - bijkomende financiële en technische ondersteuning aan ontwikkelingslanden geven, zodat ook zij aan hun verplichtingen kunnen
    voldoen;
  - ontwikkelingslanden die speciaal kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering financieel bijstaan, zodat zij zich aan
    deze gevolgen kunnen aanpassen.

Reeds in 1995 bleek dat de verplichtingen, die de geïndustrialiseerde landen door het Verdrag van Rio kregen, niet volstaan. Daarom
ondertekenden ze in december 1997 in het Japanse Kyoto een bijkomend Protocol.

Dit Protocol van Kyoto bevat onder meer een concrete doelstelling voor de vermindering van de emissies van broeikasgassen door de
geïndustrialiseerde landen.

Het Kyoto protocol voorziet voor de EU een vermindering van de emissie van 8% ten opzichte van referentiejaar 1990 voor de volgende
           2
gassen: CO , CH4, N2O, HFK's, PFK's en SF6 tegen de periode 2008-2012. Deze 8 % werd binnen de EU verdeeld over de Lidstaten.

Ook Vlaanderen engageert zich!

In Kyoto heeft België zich verbonden om een reductie te bekomen van 7,5 % broeikasgassen in 2010 t.o.v.. het referentiejaar 1990.
Voor Vlaanderen werd een reductie van 5,2 % vooropgesteld.
In 2004 zaten we aan 77.000 kton CO2 en de doelstelling die we moeten halen in 2010 is 62.000 kton. We hebben nog een lange weg
voor de boeg, vooral omdat de prognoses nog wijzen op een stijging in plaats van op een daling op korte termijn.

De overheid wil de reductie bewerkstelligen bij die groepen, die verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de CO2-uitstoot: de
huishoudens, de energiesector en de industrie.

Om de kloof tussen de doelstellingen en de reële emissies van CO2 te dichten, heeft Vlaanderen een Vlaams Klimaatsbeleidsplan (VKP)
opgemaakt. Om dit plan te verwezenlijken kan de Vlaamse overheid verschillende beleidsinstrumenten inzetten die zowel de
CO2-emissie aan de bron als het energieverbruik verminderen.

                                 Totale CO2-emissie = CO2-emissie aan de bron x energieverbruik

De mogelijkheden om CO2 te reduceren aan de bron bestaan (vb. windenergie, zonne-energie, warmtekrachtcentrales,…), maar ze zijn
beperkt. Ook kernenergie biedt mogelijkheden om een CO2-reductie te bekomen, maar heeft dan weer andere nadelen. De reductie zal
dus vooral moeten komen door een vermindering van het energieverbruik. Rationeel energiegebruik is de boodschap!

Om onze Kyoto-doelstellingen te behalen werkte de Vlaamse overheid een aantal acties om minder energie te verbruiken. Specifiek
voor de sector Industrie voorziet de overheid in een aanpassing van de milieureglementering (wettelijke verplichtingen voor processen,
installaties en gebouwen) en in het afsluiten van convenanten (vrijwillige overeenkomsten). Daarnaast houdt de overheid een fiscale
stok achter de deur om de CO2-emissie te doen dalen: de CO2-taks.

Als de doelstelling voor 2010 dan nog niet binnen handbereik is, kunnen we nog altijd emissierechten verhandelen met het buitenland.
Ter ondersteuning van de industrie voorziet de overheid een aantal directe (vernieuwde ecologiesteun, fiscale aftrek, adviescheques,…)
en indirecte (via de elektriciteitsnetbeheerders) steunmaatregelen.
  TIP
   Meer info over de Vlaamse acties in het kader van
   het Vlaamse Klimaatsbeleidsplan: raadpleeg hoofdstuk 6, punt 6.1.



  TIP
   Meer info over de steunmaatregelen op Vlaams en federaal niveau
   en de acties van de distributienetbeheerders:
   raadpleeg hoofdstuk 5.



                                                                                                                Steek WATT in je zak    07
1.1.2. Energiemarkt na de vrijmaking

Vroeger was de band tussen u en uw elektriciteits- of gasleverancier een band voor het leven. Een gearrangeerd huwelijk, waar niemand
zich echt vragen bij stelde. Die tijden zijn voorbij. Met de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt in Vlaanderen kan u zelf kiezen
waar u uw energie vandaan haalt.

Sinds 1 juli 2003 is de elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest volledig vrijgemaakt.
De vroegere energiemarkt, waarin de intercommunales/netbeheerders zowel voor de levering van de energie als het beheer van het
distributienetwerk zorgden, ligt nu al een tijdje achter ons. In de vrije markt zijn beide activiteiten strikt gescheiden.

Aan de ene kant zijn er de netbeheerders die het distributienet uitbaten, onderhouden en ontwikkelen. De Vlaamse
Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (kortweg VREG) wijst deze netbeheerders aan voor een periode van 12 jaar. Het
beheer van het distributienet blijft een monopolieactiviteit. Dit laat toe, het bestaande net zo efficiënt mogelijk te gebruiken en
voorkomt dat verschillende elektriciteits- en gasnetten naast elkaar zouden bestaan, zoals in de telecomsector wel het geval was.

Aan de andere kant is de levering of de verkoop van elektriciteit en gas in de vrijgemaakte markt een concurrentiële activiteit. In tegen-
stelling tot vroeger, kunt u dus kiezen tussen diverse leveranciers, onder andere op basis van de prijs en de kwaliteit van dienstverlening.

De bevoegdheden van de VREG zijn beperkt door de Vlaamse energiebevoegdheid. De VREG zorgt voor een efficiënte organisatie en
werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt. Ze wijst de netbeheerders aan en reikt leveringsvergunningen uit aan de lever-
anciers. Daarnaast geeft ze adviezen aan de Vlaamse overheid om de organisatie en de werking van de energiemarkt te optimaliseren.

Het Vlaamse gewest blijft ook aandacht schenken aan de bevordering van het rationele energiegebruik en de promotie van hernieuw-
bare energiebronnen. Dergelijke, belangrijke elementen mogen door de vrije markt zeker niet in het gedrang komen.

De elektriciteits- en aardgasprijs in de vrijgemaakte markt

Als vrije afnemer heeft u een leverancier en een netbeheerder. Uw leverancier levert u elektriciteit en/of aardgas, uw netbeheerder stelt
zijn distributienet ter beschikking om deze energie te vervoeren tot bij u op het bedrijf. Beiden hebben recht op een vergoeding voor
hun prestaties.

Toch krijgt u net zoals vroeger, maar een factuur. De vergoeding van de netbeheerder is een onderdeel van de elektriciteits- en
aardgasprijs die de leverancier u aanrekent op uw factuur. De leverancier stort deze vergoeding door naar de betrokken netbeheerder.
   TIP
    Meer info over de voordelen en andere aspecten van
    de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt
    of wil u de verschillende leveranciers
    voor elektriciteit en aardgas vergelijken:
    surf naar http://www.vreg.be


         1.2. Wat is rationeel energiegebruik?
            1.2.1. Inleiding

Rationeel EnergieGebruik, kortweg REG, is een onderdeel van een beleid van duurzame ontwikkeling. REG tracht dit te doen door
enerzijds minder energie te gebruiken en anderzijds over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen.

Economische groei op lange termijn is enkel houdbaar wanneer we rekening houden met de draagkracht van het milieu en de
eindigheid van de fossiele brandstoffen aardolie, aardgas en steenkool.


                                                      REG = energieverspilling, waar mogelijk, elimineren
                                                      met behoud (of verbetering) van prestatie, veiligheid en comfort


            1.2.2. Primair energiegebruik

Om de verschillende energievormen met elkaar te vergelijken, moet we meten met dezelfde maten. Bijgevolg dienen we steeds alles te
herleiden tot primair energiegebruik.

Primaire energie omvat de ingekochte brandstoffen zoals aardgas en stookolie. Voor de opwekking van ingekochte, secundaire
energiedragers zoals elektriciteit is echter eveneens een hoeveelheid brandstof nodig. Ook deze hoeveelheid brandstof dienen we in
rekening te brengen. Voor de omrekening van secundaire naar primaire energie, gaan we uit van een energetisch rendement van 40%
voor elektriciteit en 90% voor warmte. Op bedrijfsniveau bedrijf ligt dit energetisch rendement lager door van de verliezen bij het over-
brengen van de elektriciteit van de centrale naar de machines (o.a. door transport en transformeren).


                                                                                                                         Steek WATT in je zak   08
Aangezien de percentages van een elektrische centrale algemeen gelden binnen Europa in het kader van de CO2-problematiek en de
benchmarkconvenanten (zie ook hoofdstuk 6, punt 6.1.1.2 Energiebeleidsovereenkomsten), gebruiken we in deze handleiding de pri-
maire energetische rendementen van 40% voor elektriciteit en 90% voor warmte, om de secundaire energie naar primaire energie te
berekenen.

Gebruik dus steeds volgende omrekeningsfactoren bij het vergelijken van secundaire energievormen en primaire energievormen.

Herleiden tot primair energiegebruik (voor een preciezer berekening van de waarden kan u gebruik maken van het “rekenblad voor de
berekening van het primair energiegebruik” in bijlage 1):


                              • Elektriciteit:      1,0 kWhe = 2,5 kWhprim

                                           (OPGELET: DE KWH VERMELD OP DE ELEKTRICITEITSFACTUUR IS STEEDS
                                           UITGEDRUKT ALS HET SECUNDAIRE VERBRUIK EN DIENT DUS OMGEREKEND
                                           NAAR PRIMAIR VERBRUIK)

∑                               • Stoom:            1,0 kWhth = 1,1 kWhprim

∑                             • Aardgas:            1,0 kWhB = 1,0 kWhprim
                                                        ~ 0,1 m3 gas

∑                               • Stookolie:        1,0 kWhB = 1,0 kWhprim
                                                             ~ 0,1 liter




         1.2.3. Energiekosten

In de vrijgemaakte elektriciteits- en aardgasmarkt zijn het de leveranciers die de elektriciteits- en aardgasprijzen factureren aan de
bedrijven, de eindafnemers.

De prijs die de leveranciers aanrekenen hangt meestal af van verschillende factoren: het totale jaarlijkse verbruik van de afnemer, het
aansluitvermogen, de netbeheerder, het aantal tellers,...

De onderstaande tabel geeft indicatief de kostprijs voor een aantal energievormen weer.

Voor de juiste energieprijzen die de leveranciers aanrekenen, kunnen we best contact opnemen met de leveranciers zelf. Zij vragen dan
de nodige gegevens op en bieden een aangepaste offerte.

In de tabel zien we een onderscheid tussen de energievorm die het bedrijf toegeleverd krijgt en ook direct moet betalen (energievorm
direct) en de energievorm die het bedrijf zelf produceert (energievorm indirect).

 Energievorm                                                                                      Gemiddelde kostprijs (EUR/kWh)*
 Energievorm direct
 Elektriciteit hoogspanning                                                                       0,04 … 0,12
 (de zogenaamde Elia klanten en klanten recht-                                                    (gemiddeld 0,07 … 0,1)
 streeks aangesloten op het distributienet)

 Elektriciteit laagspanning                                                                       0,12 … 0,17
 Aardgas              niet-huishoudelijk                                                          0,012 … 0,021
 gebruik
 Aardgas huishoudelijk gebruik                                                                    0,021 … 0,025
 Stookolie                                                                                        0,017 … 0,045
 Energievorm indirect
 Warm water uit CV                                  1,2 ...1,4 x brandstofprijs                   0,015 … 0,05
 Koeling op –20°C                                   0,4 x elektriciteitsprijs                     (0,015 …) 0,03 … 0,04 (…0,07)
 Koeling op –40°C                                   0,6 x elektriciteitsprijs                     (0,025 …) 0,045 … 0,06 (… 0,1)
 Perslucht op 7 bar                                 5 … 7 x elektriciteitsprijs                   (0,2 …) 0,37 … 0,7 (… 1,2)

* De elektriciteits- en aardgasprijzen die door de leveranciers aangerekend worden, bestaan uit verschillende factoren, niet altijd
afhankelijk van de leverancier. Ze zijn de som van de transmissiekost, de distributiekost, de heffingen en de energiekost.

                                                                                                                    Steek WATT in je zak   09
TIP
  Perslucht is een zeer dure vorm van energie. Enige acties rond het persluchtverbruik leveren dan ook een mooie besparing op,
  want een persluchtlek van 1 mm3 kost algauw zo’n 325 EUR per jaar. Ga naar hoofdstuk 3 en bekijk onder het punt 3.6.4
  de mogelijkheden om energie te besparen op een persluchtinstallatie.


        1.3. Algemene principes van REG

Om te komen tot rationeel energiegebruik binnen een onderneming, dienen we steeds de volgende stappen en in de onderschreven
volgorde, te respecteren:

Stap 1: Minimaliseer de energiebehoefte
Stap 2: Maximaliseer de energierecuperatie
Stap 3: Optimaliseer de energieconversie

REG vergt een kritische kijk op het proces en het bedrijf, maar met gezond boerenverstand en met behulp van de onderstaande “regels
van de goede huisvader” ligt REG binnen handbereik.

  Regel 1: Onderhoud de machines: een slecht onderhoud leidt tot een kwalitatief slecht product en een enorme energieverspilling

  Regel 2: Schakel uit wat niet moet werken: denk aan de verlichting overdag, afzetten van doseerunits, menglijnen, enz.

  Regel 3: Doe niet meer dan nodig: produceren met overbodige handelingen leidt tot een overdreven slijtage van de machines, een
           capaciteitsdaling en een hoger energiegebruik

In hoofdstuk 3 “REG-maatregelen” bespreken we een aantal mogelijkheden van energiebesparing rond de specifieke thema’s: verlicht-
ing, verwarming, koeling, bureautica en productiegerelateerde maatregelen (waaronder perslucht).

  TIP
  Wanneer u rond de specifieke thema’s aan de slag gaat, vergeet dan niet dat er voor elk van de besproken faciliteiten
  in hoofdstuk 3 regelgevingen bestaan die een aantal verplichtingen opleggen aan de bedrijven zoals een vergunningsplicht,
  periodieke keuringen en metingen.
  Volledigheidshalve worden de belangrijkste wettelijke verplichtingen voor elk van de faciliteiten onder hoofdstuk 6,
  punt 6.2 besproken.




                                                                                                              Steek WATT in je zak   10
2. ENERGIEBOEKHOUDING
      2.1. Energieboekhouding: wat en waarom?
         2.1.1. Wat is een energieboekhouding ?

Een energieboekhouding volgt het energieverbruik kritisch op. De doelstelling van een energieboekhouding is immers, inzicht verwer-
ven in het energieverbruik om het op te volgen en te optimaliseren.

De basis voor een energieboekhouding is een analyse van het energieverbruik gedurende een representatieve en voldoende lange
periode. Deze analyse is mogelijk met een systeem dat het verbruik met een vaste regelmaat registreert (wekelijks, maandelijks,…) .
Dit kan handmatig, door het noteren van de meterstanden van de energiemeters in een tabel, of automatisch via energiemeters die aan
een verwerkingspakket op pc (intern of bij de energieleverancier) gekoppeld zijn.
Een hoogspanningsklant kan bij zijn elektriciteitsleverancier zijn verbruiksprofiel opvragen. Ook deze gegevens leveren veel informatie.

Een energieboekhouding omvat naast de registratie van de verbruiken ook het kritisch opvolgen van de geregistreerde gegevens.
Voorstelling van de gegevens in grafieken over een voldoende ruime periode is hiervoor het meest geschikt. In de softwarepakketten
voor energieopvolging zijn steeds grafieken voorzien, voor handmatig geregistreerde gegevens kan dit vrij eenvoudig in Excel.

In deze handleiding beperken we ons tot het elektriciteitsverbruik. De registratie ervan bespreken we uitvoerig met uitgewerkte voor-
beelden in punt 2.2.2.
Vanzelfsprekend kunnen we deze principes ook toepassen om het verbruik van andere soorten energie op te volgen (aardgas, brand-
stof, …). Deze registraties gebeuren analoog maar we behandelen ze niet verder in deze handleiding.

         2.1.2. Waarom een energieboekhouding bijhouden?

Het regelmatig opvolgen van het energieverbruik maakt energieverbruikpatronen zichtbaar. Voordelen hiervan zijn :
        • U kan afwijkende verbruiken snel opsporen door het geregistreerde verbruik te vergelijken met het verbruik in vergelijkbare
        periodes, komen onregelmatigheden sneller aan het licht en kunnen we fouten lokaliseren.

        • Door het kritisch analyseren van de verbruiksgegevens kan u verbeter-mogelijkheden in kaart brengen. Hoge piekvermogens
        kunnen bij voorbeeld leiden tot maatregelen zoals piekuurbewaking. Bij hoog verbruik gedurende de nacht, kan u nagaan of
        alle toestellen die gedurende de nacht blijven opstaan, noodzakelijk zijn.

        • U kan de doeltreffendheid van maatregelen voor energiebesparing opvolgen.
        Door het energieverbruik na de maatregel te vergelijken met de vroegere verbruiken kan u de gerealiseerde energiebesparing
        in kaart brengen en vergelijken met de verwachte besparing. Indien het gaat om organisatorische maatregelen (vb. doven van lichten,
        uitschakelen van niet gebruikte toestellen, …) kan u door het opvolgen van het verbruik ook nagaan of de instructies na enkele
        maanden nog steeds worden opgevolgd.

        • U kan de gegevens gebruiken om uw medewerkers te motiveren voor energiebesparingen.
        Veel energiebesparingen zijn afhankelijk van de inzet van de verbruikers, bijvoorbeeld het doven van lichten of uitschakelen
        van niet gebruikte apparatuur. Het zichtbaar maken van de gerealiseerde besparingen overtuigt hen van het nut van de
        geleverde inspanningen en motiveert hen.

        • U krijgt een beter zicht op uw energieverbruik. Door het opvolgen van een energieboekhouding krijgt u een beter zicht op
        uw energieverbruik en kan u eventuele fouten in de facturatie opsporen.
        Bovendien kan u deze kennis gebruiken bij tariefonderhandelingen met uw elektriciteitsleverancier.

        • Door het opvolgen van uw elektriciteitsverbruik, gekoppeld aan productiecijfers kan u correlaties tussen elektriciteitsverbruik
        en productie ontdekken, waardoor u een beter zicht krijgt op de elektriciteitskosten, veroorzaakt door bepaalde niet-continue
        producties.

Bij het in kaart brengen van uw energieverbruik merken we nogal wat begrippen uit de wereld van energie en elektriciteit. Indien u
hierin niet thuis bent, kan u in bijlage 1 uitleg vinden over de meest gebruikte termen en eenheden.

      2.2. Elektriciteitsverbruik in kaart brengen
         2.2.1. Uw elektriciteitsinstallatie

De eerste stap bij het in kaart brengen van uw energieverbruik, is de elektriciteitsinstallatie zelf.
De antwoorden op volgende vragen zullen u reeds heel wat informatie geven.

Hoogspanning of laagspanning ?

Indien hoogspanning :

   - Welke transformator is aanwezig, wat is het vermogen (in kVA) van deze transformator?
   Opgelet : transformatoren zijn vergunningplichtig vanaf een individueel nominaal vermogen van 100 kVA –
   zie hoofdstuk 6, punt 6.2.2
                                                                                                                 Steek WATT in je zak   11
- Indien er een transformator aanwezig is, hoe wordt deze gekoeld? Olie, PCB-olie of luchtgekoeld?
   PCB-houdende toestellen zijn niet meer toegelaten tenzij u een afwijking hebt verkregen. In het laatste geval moet u bij verwijdering
   een strikte reglementering volgen – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.3

   - Zijn er cos-phi batterijen aanwezig? Zijn deze PCB-vrij?
   Opgelet: PCB-houdende toestellen zijn slechts in bepaalde gevallen nog toegelaten en dienen volgens een strikte reglementering
   verwijderd te worden – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.3

   - Wordt de installatie regelmatig gekeurd? Zijn de laatste keuringsattesten ter beschikking?

Indien laagspanning ;

- Wat is het aansluitvermogen? (terug te vinden op de factuur van uw elektriciteitsleverancier)
- Beschikt u over drijfkracht (380 V)?

U kunt hierbij gebruik maken van de voorbeeld-steekkaart in bijlage 2. Indien u verscheidene aansluitingen hebt, moet u voor elke
aansluiting een steekkaart opmaken.

VOORBEELD STEEKKAART X1




                                                                                                               Steek WATT in je zak   13
2.2.2. Registratie van elektriciteitsverbruik

Een systematische en regelmatige registratie van elektriciteitsverbruik vormt de basis van een goede energieboekhouding.
De voordelen van een energieboekhouding kwamen reeds eerder aan bod.
Registratie van elektriciteitsverbruik gebeurt best met een vaste regelmaat, bijvoorbeeld dagelijks, wekelijks of maandelijks.
Welke periodiciteit u voor uw bedrijf best hanteert, is afhankelijk van de activiteiten en het elektriciteitsverbruik. Voor kleine verbruikers
met een vrij stabiel verbruikspatroon, volstaat een maandelijkse registratie. Voor grotere verbruikers kan een wekelijkse of zelfs
dagelijkse registratie aangewezen zijn.
Voor verbruikers met een stabiel verbruikspatroon geeft het bijhouden van een tabel met de verbruiksgegevens voldoende informatie.
Visuele voorstelling van de gegevens in een grafiek, maakt het eenvoudiger om afwijkingen vast te stellen en eventuele acties op te
volgen.
In de volgende hoofdstukken bespreken we met enkele voorbeelden hoe een dergelijke registratie kan gebeuren.
U kan bij de bijlagen een excel-file downloaden om direct te gebruiken of eventueel aan uw eigen behoeften aan te passen.

Verbruikers met een sterk wisselend verbruikspatroon zullen uit deze eenvoudige tabellen niet voldoende informatie halen.
Voor deze bedrijven bestaat een gamma softwarepakketten om hun elektriciteitsverbruik op te volgen. De mogelijkheden hiervan
bespreken we verder.
Ook bedrijven die een sterk wisselend piekvermogen hebben en aan piekvermogenbeheer – zie hoofdstuk 3, punt 3.6.2 - willen doen,
zijn wellicht gebaat met een softwarepakket.
Om te beoordelen of een dergelijk pakket interessant is, maakt u een afweging tussen de kosten voor het pakket en de bijkomende
informatie die u erdoor verkrijgt.
Bij de beoordeling van de kosten houdt u niet alleen rekening met de aankoop- of abonnementskosten voor het pakket, maar ook met
de noodzakelijke aanpassingen aan de elektriciteits- of andere meters, de kosten voor het invoeren van gegevens, de eventuele kosten
voor aanpassingen (updates) of technische bijstand, ….
De meeste van de aangeboden pakketten kunnen naast het elektriciteitsverbruik ook het aardgasverbruik en stookolieverbruik opvol-
gen, waardoor u een volledige energieboekhouding kunt voeren. Onder het punt 2.2.3 vindt u meer informatie over deze pakketten.

            2.2.2.1. Registratie van het elektriciteitsverbruik voor laagspanningsverbruikers

Registratie van het elektriciteitsverbruik op basis van meterstanden

Het regelmatig aflezen van de elektriciteitsmeters en het noteren van deze gegevens in een tabel, geeft veel informatie over het
verloop van het elektriciteitsverbruik.

Bij het noteren van de meterstanden is het belangrijk, de periodiciteit te respecteren. U kan bijvoorbeeld telkens de eerste werkdag van
de maand de meterstanden noteren.
  TIP
Noteer dit als taak in uw elektronische of papieren agenda!


De meterstanden noteert u vervolgens in een tabel, samen met de datum van de opname.
Om een correcte vergelijking te maken tussen de verschillende maanden kan u rekening houden met het aantal werkdagen in de
afgelopen periode en het gemiddeld verbruik per werkdag berekenen.
U kan het elektriciteitsverbruik ook koppelen aan productiegegevens en in plaats van ‘aantal werkdagen’, ‘productieaantallen’ als refer-
entie gebruiken.

Hieronder staat een voorbeeld gegeven van een dergelijke opvolgingstabel voor maandelijkse registratie van de meterstanden.
U kan dit formulier – opgemaakt in Excel - downloaden bij de bijlagen.

Gebruik van de excel-file voor het registreren van elektriciteitsverbruik per maand

Deze file kan als basis dienen voor uw registraties. U kan deze file aanpassen aan de eigen behoeften van uw bedrijf.

Let op: indien u meer aansluitingen hebt, kan u een afzonderlijke registratie starten voor elk van de meters (bijvoorbeeld dag en nacht-
meter). U kan elk afzonderlijk verbruik samentellen zodat u een overzicht hebt van het totale verbruik.

Opbouw van de file

De file bevat een afzonderlijk tabblad voor 5 jaren (2002 –2006) en een tabblad met grafieken.

U kan de tabbladen aanpassen om ook de gegevens van andere jaren te noteren. U kan het jaartal gewoon vervangen in het vak J7,
waardoor alle vermeldingen van jaartallen aangepast worden.
U kan dan ook de naam van het tabblad wijzigen (op de tab – rechtermuisklik – naam wijzigen – nieuw jaartal intypen).

De grafieken worden automatisch opgemaakt bij het invullen van de gegevens.



                                                                                                                    Steek WATT in je zak    14
INVULLEN VAN DE GEGEVENS

De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen.
Enkel in de witte vakken dienen gegevens ingevuld te worden.

In de 2de kolom (datum opname begin maand) vult u de datum van de eerste meteropname voor januari in.
Voor de volgende maanden wordt telkens de datum van de meteropname op het einde van de vorige maand overgenomen.

In de 3de kolom (datum opname einde maand) vermeldt u de datum van de meteropname op het einde van de maand.

In de 4de kolom (meterstand begin maand) vult u voor de maand januari de meterstand van het begin van de maand in.
Voor de andere maanden wordt telkens de meterstand van het einde van de vorige maand overgenomen.

In de 5de kolom (meterstand einde maand) vult u telkens de meterstand op het einde van de maand in.

In de 6de kolom ( jaartal Verbruik per maand (kWh)) wordt het verbruik automatisch berekend door het verschil te maken tussen de
meterstand op het einde van de maand en bij het begin van de maand.

In de 7de kolom (aantal gewerkte dagen) vult u het aantal werkdagen in voor de periode tussen de twee meteropnames (dag van de
laatste meteropname inbegrepen). U kan in deze kolom ook een andere parameter invoeren, zoals bijvoorbeeld productiehoeveel-
heden. Let wel op dat de gebruikte parameter een eenduidig verband heeft met het energieverbruik.

In de 8ste kolom (jaartal Verbruik / werkdag (kWh)) wordt het gemiddeld verbruik per werkdag voor de betreffende periode berekend.

In de 9de kolom (jaartal Kost per maand in euro) kan u de kost voor de betreffende periode noteren. Indien u slechts jaarlijks een
afrekeningfactuur krijgt, kan u op basis van deze afrekeningfactuur de totale kost per kWh berekenen en deze kost vermenigvuldigen
met het totale verbruik voor de betreffende periode.
Dit kan u slechts berekenen na afloop van de facturatieperiode. U kan natuurlijk van tevoren de berekeningen uitvoeren met de
kostprijs per kWh van de vorige facturatieperiode en de gegevens updaten na ontvangst van de factuur.

In de 10de kolom (Opmerkingen) hebt u de mogelijkheid om abnormale omstandigheden of nieuwigheden te noteren.
Voorbeeld: plaatsing van een nieuwe installatie, storing van de airco-installatie, vervanging van installatie, in werking treding van een
REG-maatregel,…




                                                                                                                   Steek WATT in je zak     15
Volgende grafieken worden dan automatisch aangemaakt :

- Verbruik per maand
- Gemiddeld verbruik per werkdag
- Elektriciteitskost / maand




UW VERBRUIK REGISTREREN OP BASIS VAN FACTUREN

* Verbruik opvolgen op basis van jaarlijkse afrekeningen

Indien u slechts jaarlijks een afrekening ontvangt waarop ook meterstanden zijn vermeld, zal u hieruit weinig informatie halen. U kan
dan enkel een gemiddeld maandelijks verbruik over het volledige jaar bepalen.
De maandelijkse of driemaandelijkse voorschotfacturen die u ontvangt, zijn berekend op basis van het verbruik van het vorige jaren en
bevatten geen informatie over de huidige verbruiken.
We raden u dan ook aan om minimaal maandelijks de meterstanden op te nemen en te registreren zodat u een beter zicht krijgt op de
schommelingen in het verbruik .
Verbruiksgegevens op basis van jaarlijkse afrekeningen uit het recente verleden (1 tot 2 jaar) kunnen u evenwel nuttige informatie
geven en als vergelijkingsbasis dienen voor de geregistreerde gegevens.
Indien u niet de beschikking hebt over maandelijkse registraties van meterstanden van de vorige jaren, kan u in elk geval op basis van
de elektriciteitsfacturen een gemiddeld maandelijks verbruik voor deze periode bepalen.
U kan deze informatie invoeren in de Excel-file voor opvolging van de maandelijkse meteropnames. De kolommen 2 tot en met 5 (data
en meterstanden) blijven dan blanco.
In kolom 6 (verbruik per maand in kW) voert u het gemiddeld maandelijks verbruik over de facturatieperiode in.

* Verbruik opvolgen op basis van maandelijkse afrekeningsfacturen

Indien u maandelijks een factuur ontvangst met vermelding van meterstanden kan u deze gegevens invoeren in de Excel-file voor reg-
istratie van de maandelijkse meteropnames.

  TIP

   Bij laagspanning bepaalt het aansluitvermogen het maximale vermogen dat u kan afnemen. Indien u meer vermogen afneemt, zal
   de zekering springen.
   Indien u uw machinepark uitbreidt, kan het dus nodig zijn om het aansluitvermogen te laten verhogen.
   Ga echter eerst na of de stroombanen gelijkmatig verdeeld zijn over de drie fasen. Misschien kan u door een gelijkmatige verdeling
   vermijden dat u een verzwaring van het aansluitvermogen moet vragen en kan u besparen op uw elektriciteitskost. Voor het
   aansluitvermogen wordt immers een vaste vergoeding per maand aangerekend.

                                                                                                              Steek WATT in je zak   16
2.2.2.2. Registratie van energieverbruik voor hoogspanningsverbruikers

Voor hoogspanningsverbruikers geeft het aflezen van de meterstand slechts een deel van de informatie. De waarde van cos-phi en het
kwartiervermogen (piekvermogen) kan u immers niet op de meters aflezen. In bijlage 1 vindt u een omschrijving van een aantal vaak
gebruikte termen, zoals cos phi en piekvermogen.
Indien u van uw elektriciteitsleverancier maandelijks afrekeningfacturen ontvangt, kan u deze gegevens gebruiken om uw elek-
triciteitsverbruik op te volgen.
Volgende gegevens zal u op uw factuur terugvinden :
    - verbruik normale uren (in kWhnu)
    - verbruik stille uren (in kWhsu)
    - reactief verbruik (in kVAhr), eventueel opgesplitst naar inductief en capacitief verbruik
    - cos phi
    - kwartiervermogen (in kW) of piekvermogen
    - maximale kwartuurpiek (in kW, soms ook opgedeeld in een piekvermogen tijdens de stille uren en een piekvermogen
      tijdens de normale uren)

Deze gegevens kan u opvolgen in een Excel werkblad. U kan in bijlage een excelwerkblad downloaden waarin u deze gegevens over
een periode van vijf jaar kan invullen.
De file bevat afzonderlijke tabbladen voor 5 jaren (2002 –2006) en drie tabbladen met grafieken. Het tabblad Tabellen dient enkel om
de grafieken op te maken – u hoeft hierin niets in te vullen.
De grafieken worden automatisch opgemaakt bij het invullen van de gegevens.

U kan de tabbladen aanpassen om ook de gegevens van andere jaren te noteren. U kan het jaartal gewoon vervangen in het vak J7,
waardoor alle vermeldingen van jaartallen aangepast worden.
U kan dan ook de naam van het tabblad wijzigen (op de tab – rechtermuisklik – naam wijzigen – nieuw jaartal intypen).




Invullen van de gegevens

De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen.
Enkel in de witte vakken dienen gegevens ingevuld te worden.

In de 2de kolom (jaartal verbruik Normale uren (kWh nu) komt het verbruik gedurende de normale uren (op de factuur vermeld als
verbruik normale uren of verbruik dag)

In de 3de kolom (jaartal verbruik stille uren (kWh su) komt het verbruik gedurende de stille uren (nacht – weekend), op de factuur ver-
meld als verbruik stille uren, verbruik nacht of verbruik weekend.

In de 4de kolom (jaartal Totaal verbruik) komt het totale elektriciteitsverbruik, berekend door de som te maken van kolom 2 en kolom 3

In de 5de kolom (Aantal werkdagen) vult u het aantal werkdagen in voor de periode tussen de twee meteropnames (dag van de laatste
meteropname inbegrepen).

                                                                                                               Steek WATT in je zak    17
U kan in deze kolom ook een andere parameter invoeren, zoals bijvoorbeeld productiehoeveelheden.
Let wel op dat de gebruikte parameter een eenduidig verband heeft met het energieverbruik.

In de 6de kolom ( jaartal Verbruik per werkdag normale uren) komt het verbruik per werkdag voor de normale uren automatisch, berek-
end door het verbruik normale uren te delen door het aantal werkdagen.

In de 7de kolom ( jaartal Verbruik per werkdag stille uren) komt het verbruik per werkdag voor de stille uren, automatisch berekend
door het verbruik stille uren te delen door het aantal werkdagen.


In de 8ste kolom (jaartal totaal verbruik per werkdag) wordt het verbruik automatisch berekend door het totaal verbruik te delen door
het aantal werkdagen.

In de 9de kolom (cos phi) vult u de cos phi waarde in.

In de 10de kolom (maximaal vermogen) noteert u het piekvermogen.

In de 11de kolom (Opmerkingen) hebt u de mogelijkheid om abnormale omstandigheden of nieuwigheden te noteren. Voorbeeld:
plaatsing van een nieuwe installatie, storing van de airco-installatie, vervanging van installatie, inwerkingtreding van een REG-maatregel,
…


Volgende grafieken worden automatisch aangemaakt :
- verbruik normale uren
- verbruik stille uren
- totaal verbruik
- gemiddeld verbruik per werkdag
- Overzicht elektriciteitsverbruik (tab overzicht – grafieken)
- Overzicht cos phi (tab grafieken – cos phi –piekv)
- Overzicht piekvermogens (tab grafieken – cos phi –piekv)




                                                                                                                 Steek WATT in je zak   18
2.2.3. Opvolging van het hoogspanningsverbruik met behulp van softwareprogramma’s

Er bestaat een heel gamma softwareprogramma’s voor opvolging van energiegebruik, zowel aangeboden door elektriciteitsleveranciers
als door softwareleveranciers.
Met behulp van deze softwaretoepassingen kan u uw (hoogspannings)verbruik opvolgen en er een beter inzicht in krijgen. Voor
laagspanning zijn deze toepassingen niet geschikt.
Beter inzicht in uw elektriciteitsverbruik laat u toe om uw verbruik bij te sturen en een efficiënt energiebeleid uit te werken.
De aangeboden softwaretoepassingen variëren van zeer eenvoudige toepassingen die slechts toelaten het elektriciteitsverbruik uit het
verleden op te volgen, tot toepassingen waarmee u het verbruik onmiddellijk (in real time) kan opvolgen en waaraan u besturingssyste-
men kan koppelen, bijvoorbeeld in het kader van piekbeheer (zie hoofdstuk 3, punt 3.6.2).
Er is een onderscheid tussen de verschillende systemen, zowel op niveau van de dataregistratie, van de dataverwerking als van de
beschikbare gegevens.

Dataregistratie :
        - telemetriesystemen, die via dataloggers die pulsen ontvangen van de energiemeters, automatisch de meetgegevens inlezen
        - systemen met manuele ingave waarbij de gebruiker zelf de meterstanden ingeeft in de software.

Dataverwerking :
       - internetsystemen, waarbij de software en de databank op een internetserver zijn geplaatst en de gebruiker zijn gegevens
       invoert en opvraagt via het internet. Let hierbij op dat het systeem werkt met een beveiligde internetverbinding en een
       persoonlijk paswoord.
       - systemen die geïnstalleerd zijn op lokale PC's.

Beschikbare gegevens
        - systemen waarbij u kan beschikken over uw verbruiksgegevens uit het verleden.
        Meestal zijn de gegevens beschikbaar na een dag. U kan dus telkens de gegevens tot en met de vorige dag bekijken.
        - Real-time systemen waarbij u de onmiddellijke verbruiksgegevens kan zien, naast de verbruiksgegevens uit het verleden

Bij de keuze van een softwaretoepassing kan u zich laten leiden door volgende aandachtspunten :
    - Is de softwaretoepassing gratis of dient u hiervoor een abonnement of een eenmalige kost te betalen?
    - Indien u het softwarepakket dient aan te kopen, wat kosten updates van het programma?
    - Is een aanpassing van uw elektriciteitsmeter(s) nodig en hoeveel kost deze aanpassing?
    - Draait de toepassing op uw pc’s (let op voor oudere besturingssystemen)?
    - Kan u in het systeem op een eenvoudige manier rapporten en grafieken opvragen?
    - Kan u gedetailleerde verbruiksgegevens opvragen, bijvoorbeeld tot op 15 minuten?
    - Kan u de tabellen en grafieken op een eenvoudige wijze kopiëren of exporteren zodat u deze kan gebruiken in een presentatie of
      eigen verslagen?
    - Is de invoer van gegevens niet te omslachtig?
    - Kan u terecht bij een helpdesk indien u vragen hebt?
    - Kan u andere verbruik opvolgen binnen hetzelfde pakket (vb. aardgas, water, stookolie, …)

Contacteer uw energieleverancier of uw installateur voor een overzicht van de mogelijkheden.


      2.3. REG-mogelijkheden in kaart brengen
         2.3.1. Principes

Om te weten waar u energie kan besparen, is het belangrijk inzicht te hebben in de verdeling van het elektriciteitsverbruik over de ver-
schillende installaties en toestellen in uw bedrijf.
Meestal denkt men de grootste verbruikers wel te kennen, maar het opstellen van een verbruikerslijst kan soms tot verrassende vast-
stellingen leiden.

Een inventaris van elektrische toestellen en hun verbruik verstrekt inzicht in de verdeling van het elektrische verbruik.
Ideaal zou zij als u het energieverbruik van elke installatie over een voldoende lange periode zou kunnen meten zodat u het gemid-
delde verbruik van elk van deze installaties kent.
Voor belangrijke energieverbruikers kan u overwegen afzonderlijke meters te plaatsen of kan u het verbruik gedurende een periode
laten opvolgen. U kan het verbruik van individuele toestellen gedurende een korte periode opvolgen door het gebruik van een
energiemeter. Deze energiemeters zijn te koop in de vakhandel of bij uw installateur. Meestal bestaat ook de mogelijkheid om
energiemeters te ontlenen voor een korte periode.
Voor de meeste installaties is het plaatsen van extra meters moeilijk en wegen de kosten en inspanningen niet op tegen de te
verwachten informatie. In dat geval kunnen we het verbruik theoretisch berekenen. Hou er echter rekening mee dat deze theoretische
berekeningen slechts indicaties zijn en zeker geen exacte gegevens zijn.
We splitsen de werkwijze op in drie delen : het machinepark, de verlichting en het kantoor (bureautica). Als voorbeeld nemen we de
inventaris van het bedrijf WATT-test, een klein bedrijf met 20 werknemers met als activiteit machinebouw.
In de bijlage vindt u een excel-werkblad dat als basis kan dienen voor de berekeningen voor uw eigen bedrijf.




                                                                                                                Steek WATT in je zak   19
2.3.1.1. Machinepark

Waarschijnlijk is in uw bedrijf reeds een lijst aanwezig van machines en hun geïnstalleerde vermogens. Deze lijst is immers nodig in het
kader van een milieuvergunningsaanvraag of een aangifte van de bedrijfsactiviteit.
Indien dergelijke lijst niet ter beschikking is kan u het vermogen terugvinden in de technische informatie van de machine of op het zil-
verkleurige plaatje met technische gegevens op de machine.

Voorbeeld inventaris machinepark


 Inventaris machinepark WATT-test
 Machine nummer                              Omschrijving machine             Geïnstalleerd vermogen
 M1                                          Draaibank                        0.75 kW
 M2                                          Draaibank                        1.00 kW
 M3                                          Plooibank                        7.50 kW

 M4                                          Lasinstallatie halfautomaat      0.50 kW

 M5                                          Kolomboor                        1.50 kW
 M6                                          Zaagmachine                      0.75 kW
 M7                                          Freesmachine                     0.90 kW
 M8                                          Plaatschaar                      7.80 kW
 M9                                          Compressor                       25 kW
 M10                                         Verwarming                       50 kW


Theoretisch zouden we het verbruik van elke installatie kunnen bepalen door het geïnstalleerde vermogen te vermenigvuldigen met
het aantal draaiuren.
Indien we dit theoretische vermogen zouden vergelijken met het werkelijk afgenomen vermogen, zouden we echter merken dat dit
veel te hoog is.
Dit is eenvoudig te verklaren. Een machine neemt niet steeds het maximale, geïnstalleerde, vermogen op. Het werkelijk opgenomen ver-
mogen is namelijk afhankelijk van de belasting van de motor. Vooral bij mechanisch toepassingen kan het werkelijk afgenomen vermo-
gen merkelijk lager zijn dan het geïnstalleerde vermogen.
Voor verlichting wordt het geïnstalleerde vermogen volledig benut gedurende de branduren.
Bij compressoren en verwarming wordt het geïnstalleerde vermogen enkel volledig benut tijdens de draaiuren, tenzij de compressor
voorzien is van een toerentalregeling.
In de berekening moet u dus rekening houden met een benuttingfactor, afhankelijk van het soort installatie. Deze factor ligt steeds
tussen 0 en 1.
Het inschatten van deze benuttingfactor is niet eenvoudig en kan enkel een raming zijn.
In elk geval dient u op het einde van alle berekeningen het berekende verbruik te vergelijken met het werkelijke verbruik. Op basis van
deze vergelijking kan u de benuttingfactoren nog aanpassen zodat het berekende en het werkelijke verbruik in overeenstemming zijn.
In de bijlage kan u een excel-file downloaden die als basis kan dienen voor de inventarisatie. U kan deze file aanpassen aan de
behoeften van uw bedrijf.
U kan de lijst vereenvoudigen door een aantal machines samen te vermelden. U kan bijvoorbeeld alle machines van de onderhoud-
safdeling of alle machines van een productielijn op een lijn vermelden, op voorwaarde dat het aantal draaiuren en de benuttingfactor
ongeveer gelijk zijn.




                                                                                                                Steek WATT in je zak   20
OPBOUW VAN DE FILE

De file bevat 4 tabbladen: een tabblad voor het machinepark, een voor de verlichting, een voor de kantoortoestellen en een samenvat-
ting.
De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen.
Enkel in de witte vakken komen gegevens.




Invullen van de gegevens

In de tabel worden volgende zaken ingevuld :
   - Interne code of machinenummer
   - Naam of omschrijving machine
   - Geïnstalleerd vermogen
   - Draaiuren per dag voor de betreffende machine
   - Werkdagen per jaar voor de betreffende machine
   - Benuttingfactor: factor tussen 0 en 1

De laatste kolom (verbruik per jaar) berekenen we op basis van de ingevulde gegevens.
Het verbruik per jaar bekomen we door het geïnstalleerde vermogen te vermenigvuldigen met de draaiuren per dag, het aantal
werkdagen per jaar en de benuttingfactor.
Bij de berekening maken we gebruik van een aantal geschatte waarden. De benuttingfactor is in elk geval reeds een raming en veel
bedrijven zullen ook een schatting van het aantal draaiuren moeten maken. Indien het aantal draaiuren van de verschillende machines
niet bekend is, kunnen sommige bedrijven dit wellicht inschatten op basis van productiegegevens .
Het aantal productie-eenheden per uur voor een bepaalde installatie geeft een indicatie van het aantal draaiuren, nodig voor een pro-
ductie-eenheid (of honderd eenheden) zodat op basis van het aantal geproduceerde eenheden per jaar een raming kan gemaakt wor-
den van het aantal draaiuren).
Het berekende verbruik is in elk geval slechts een indicatie van het werkelijke verbruik.
Indien voor bepaalde installaties een werkelijk gemeten verbruik beschikbaar is kan dit rechtstreeks in de laatste kolom ingevuld worden.




                                                                                                                 Steek WATT in je zak   21
2.3.1.2.Verlichting

Het opstellen van een inventaris van de verlichting vindt best plaats per afdeling of per lokaal.
Net zoals voor het opstellen van de inventaris van het machinepark stellen we een tabel op met de geïnstalleerde vermogens en de
branduren.




Invullen van de gegevens

Per lokaal of afdeling vullen we het aantal lampen, het type en het vermogen per lamp in. Voor het aantal branduren maken we een
schatting.
Indien in een afdeling of lokaal verschillende types lampen gebruikt, nemen we een lijn per type lamp.
Opgelet: vergeet het vermogen van de ballast niet in te vullen bij TL-lampen! Deze kolom vullen we niet in voor gloeilampen en halo-
geenlampen.

Het totaal vermogen berekenen we door het aantal lampen te vermenigvuldigen met de som van het vermogen van de lamp en de
ballast, en dit te delen door 1000. Het vermogen van lampen is immers uitgedrukt in W. Bij het berekenen van het totale vermogen in
kW dient u dus te delen door 1000.

Het verbruik per jaar berekenen we door het totale vermogen te vermenigvuldigen met het aantal branduren per dag en het aantal
werkdagen per jaar.

              2.3.1.3. Kantoortoestellen

U kan een vergelijkbare inventaris maken van het kantoormateriaal (PC’s, printers, kopiers, …) met de werkelijke vermogens voor elk van
de toestellen.
Een gedetailleerde inventaris van het verbruik van kantoormateriaal is echter enkel interessant als het elektriciteitsverbruik door kan-
toortoestellen een groot gedeelte uitmaakt van uw totaal verbruik.
In het andere geval kunt u een raming maken van het verbruik aan de hand van een aantal richtwaarden voor kantoorapparatuur.
                          Vermogen                        Vermogen
 Toestel
                          bij actief verbruik (in Watt)   in stand-by ( in Watt)
 PC                       40                              20-30

 Scherm (CRT)             80                              10-15

 Flatscreen               15-30

 Laserprinter             90-130                          20-30

 Kopieertoestel           120-1000                        30-250

 Faxtoestel               30-40                           10

 Drankautomaat            350-700                         300


                                                                                                               Steek WATT in je zak    22
Invullen van de gegevens

Per lokaal of afdeling inventariseren we de kantoortoestellen met gelijk of ongeveer gelijk vermogen.
Voor het vermogen kunnen we werkelijke vermogens of richtwaarden gebruiken. Het aantal uren zullen we waarschijnlijk moeten
schatten. De vermogens voeren we in Watt in.
Het totale verbruik berekenen we door het aantal toestellen te vermenigvuldigen met het vermogen per toestel, het aantal activiteit-
suren per dag en het aantal werkdagen per jaar en te delen door 1000 (omrekening naar kW). In het tabbladsamenvatting staat dan het
overzicht van de energiegebruikers.




Het totaal berekende verbruik kunnen we dan vergelijken met het werkelijke energiegebruik op jaarbasis.
Indien er een groot verschil is tussen het berekende en het werkelijke energiegebruik, dienen we te concluderen dat een aantal van
onze ramingen niet correct waren. We kunnen dan bijvoorbeeld de benuttingfactor voor een aantal installaties aanpassen zodat het
berekende verbruik beter in overeenstemming is met het werkelijke elektriciteitsverbruik.
Houd er steeds rekening mee dat deze inventarisatie slechts een indicatie is en enkel de bedoeling heeft de grootste energieverbruikers
te identificeren en de mogelijkheden voor energiebesparende maatregelen in kaart te brengen. In hoofdstuk 3 vindt u een overzicht
van de energiebesparende maatregelen (REG-maatregelen) voor verschillende toepassingen.
Op basis van het overzicht van de verbruikers en de REG-mogelijkheden voor de verschillende toepassingen kunnen we dan een REG-
actieplan uitgewerken, rekening houdend met de benodigde investering en terugverdientijd. Maatregelen, die invloed hebben op de
grootste verbruikers en maatregelen met beperkte investeringen (bvb. organisatorische maatregelen), hebben hierbij vanzelfsprekend
voorrang.
Voor het voorbeeldbedrijf Watt-test kunnen we concluderen dat REG-maatregelen voor het machinepark en de verlichting het meest
aangewezen zijn. Hiernaast kunnen we ook een aantal organisatorische maatregelen zoals het doven van lichten en het uitschakelen
van computers en kopieertoestellen bij afwezigheid doorvoeren.




                                                                                                              Steek WATT in je zak   23
3. REG-MAATREGELEN
        3.1. Inleiding

Dit hoofdstuk concentreert zich op breed toegepaste mogelijkheden van energiebesparing bij energie-intensieve voorzieningen. De
nadruk ligt hierbij op technische maatregelen. De informatie in dit hoofdstuk richt zich niet op toepassingen of maatregelen die speci-
fiek zijn voor een bepaalde bedrijfstak. Ze probeert een globaal overzicht te geven van mogelijke REG-maatregelen.
Naast het toepassen van bovengenoemde technische maatregelen is natuurlijk ook het sensibiliseren van de medewerkers rond zuinig
energieverbruik heel belangrijk om tot effectieve energiebesparing te komen. Energiezorg omvat immers maatregelen op het vlak van
communicatie, gedrag en techniek.

       3.2. Verlichting
Verlichting is in vele gevallen een grote energieverbruiker. In kantoren gaat gemiddeld 50% van het elektriciteitsverbruik naar verlicht-
ing; in montagehallen en magazijnen loopt het verbruik van verlichting vaak op tot 70 à 90% van het totale verbruik. Dankzij moderne
verlichtingstechnieken zoals hoogfrequente TL-lampen en elektronische voorschakelapparatuur kan het energiegebruik van de meeste
verlichting drastisch worden teruggeschroefd. Ook daglichtgestuurde regelingen en schakelingen in zones kunnen een grote
energiewinst opleveren.

De verlichtingssterkte heeft een belangrijke invloed hebben op het energieverbruik. Het is dus noodzakelijk een juiste keuze van ver-
lichtingsterkte te maken. Onderstaande tabel geeft de standaard verlichtingsterktes weer:


 Aard van de verlichting              typering van de taak                verlichtingsterkte (lux*)     Voorbeelden

 Oriëntatieverlichting (geen of
                                      Waarnemen van grote objecten
 incidentieel gebruik als                                                                 50            Opslagruimte, parkeergarage
                                      en beweging van personen
 werkruimte)
                                      Waarnemen van zeer grove
                                                                                         100            Gang, trappenhuis
                                      details

 Werkverlichting (permanent                                                                             Constructiewerk, smederij, mag-
                                      Waarnemen van grove details                        200
 gebruik als werkruimte)                                                                                azijn
                                      Lezen, schrijven en waarnemen
                                      van vergelijkbare details en con-                  400            Kantoor, leslokaal
                                      trasten
                                      Waarnemen van kleinere details
                                                                                         800            Tekenkamer, fijn montagewerk
                                      en zwakkere contrasten
                                      Waarnemen van zeer fijne
                                                                                                        Precisiewerk, kadastraal tekenen,
 Speciale werkverlichting             details en zwakke contrasten op                   1.600
                                                                                                        fijn inspectiewerk
                                      donkere achtergrond
                                      Waarnemen aan de grens van                                        Microminiaturisatie, operati-
                                                                                       >3.200
                                      het gezichtsvermogen                                              etafel


Tabel: Standaard verlichtingssterktes
*verlichtingssterkte (lux) = lichthoeveelheid per oppervlakte-eenheid (1 lx = 1 lm/m_)

           3.2.1. Binnenverlichting

Eerst en vooral moeten we nagaan op welke plaatsen en in welke mate licht noodzakelijk is. Het verlichtingsniveau is immers afhanke-
lijk van de werkzaamheden die in de ruimte gebeuren.
  TIP
   Gloeilampen mogen dan wel spotgoedkoop zijn en een aangenaam licht geven, toch produceren ze hoofdzakelijk warmte.
   Vervang daarom gloeilampen door spaarlampen. Dit levert een elektriciteitsbesparing op van 75% à 80%. De meeste spaarlampen
   passen in dezelfde fittings en armaturen als voor gloeilampen

Spaarlampen zijn in feite kleine, gebogen TL-buisjes met in de voet een ingebouwd voorschakelapparaat. Ze gebruiken veel minder
energie dan gloeilampen en kunnen in gewone armaturen gebruikt worden. Tegenwoordig hebben spaarlampen vaak dezelfde
afmetingen en dezelfde lichtkleur als gloeilampen.
Verder zijn er nu elektronische spaarlampen te koop die binnen een halve seconde zonder flikkeren opstarten en binnen 100 seconden
90% van de lichtsterkte bereiken. Dit verhoogt het comfort. Ze kunnen zonder bezwaar vaak in- en uitgeschakeld worden.

Regelmatig aan en uit doen van TL- en spaarlampen kost geen extra energie. Het kan wat extra slijtage geven. Vuistregel: verlaat u een
ruimte voor langer dan 3 minuten, dan loont het de lamp uit te doen.

Wilt u een gloeilamp vervangen door een spaarlamp, deel dan het vermogen van de gloeilamp (Watt) door vier.

                                                                                                                Steek WATT in je zak    23
Bron: Verlichting, Gedis 2004.




Praktijkvoorbeeld
Een spaarlamp kost gemiddeld 7 euro en een gloeilamp 0,90 euro. Een spaarlamp is in aanschaf dus duurder dan een gloeilamp.
Maar die extra kosten verdient u in een jaar weer terug. Op de lange duur zijn spaarlampen erg voordelig. Dat komt door de lage
energiekosten en de lange levensduur.
Een spaarlamp van 15 Watt geeft net zo veel licht als een gloeilamp van 60 Watt. De spaarlamp verbruikt per jaar (uitgaande van
1000 branduren) 15 kWh elektriciteit, de gloeilamp 60 kWh. Dat is een besparing 45 kWh, ofwel van 7,65. Binnen een jaar heeft u de
aanschafprijs van de spaarlamp er dus al uit. Vanaf dat moment gaat u verdienen op de spaarlamp.
Een goede spaarlamp brandt gemiddeld 10.000 uren, dat is ongeveer tien keer langer dan een gloeilamp (1000 branduren). In die 10.000
branduren betaalt u maar enmaal de aanschafkosten van een spaarlamp ( 7 ) en voor de gloeilamp doet u dat tien keer (10 X 0,909 ).


  TIP

   De lichtopbrengst per armatuur (lichtbak) verbetert met spiegeloptiekarmaturen. Bij bestaande systemen kunnen we
   reflecterende kappen toevoegen. Hierdoor bekomen we met minder armaturen dezelfde lichtopbrengst. In een bestaande situatie
   kunnen we overgaan tot het halveren van het aantal TL-buizen wat dus ook een halvering van het energieverbruik oplevert.



De licht-efficiency kunnen we ook verhogen door het toepassen van hoogfrequente voorschakelapparatuur. Hierdoor kunnen we de
hoeveelheid armaturen verminderen. Bij deze armaturen met voorschakelapparaten kan ook de nieuwe TL5-lamp* worden toegepast.
Het elektriciteitsverbruik is 20 % tot 30 % lager dan van een conventionele armatuur. Bij een volledige relighting, waar we oudere
weinig efficiënte lampen én armaturen vervangen, kan de totale energiebesparing oplopen tot 60% en meer.
In ruimten, waar de omgevingscondities het gebruik van hoogfrequente voorschakelapparatuur niet toelaten (bv. temperaturen <5°C
en > 35°C), kunnen we ook verliesarme, magnetische ballasten gebruiken in plaats van de traditionele voorschakelapparaten.

  TIP
   Een goed onderhoud van uw verlichting zorgt voor efficiëntere verlichting. Door vuil en stof op de verlichting gaat de licht
   sterkte achteruit. Een regelmatige reiniging van de verlichting is dus noodzakelijk.


  TIP
   Streef voor ruimtes met een plafondhoogte van maximaal 3m, een energetisch verantwoord
   verbruik na van maximaal 2W/m_/100 lux.


ACCENTVERLICHTING
Spot- of accentverlichting is altijd energie-intensief en inefficiënt als basisverlichting. In representatieve ruimten of showrooms is
accentverlichting echter een veelgebruikte vorm. De volgende lamptypes zijn de meest efficiënte vormen van accentverlichting:
Voor kleine spots, bedoeld voor het verlichten van kleine voorwerpen vanaf korte afstand, zijn laagvolt halogeenlampen (20 W of 50 W)
geschikt. Het energiegebruik hiervan is 25% van dat van kopspiegellampen. Een nog veel beter alternatief voor de halogeenspots, zijn
de metaalhalogenidelampen. Deze zijn vanaf een vermogen van 38 W beschikbaar en geven 6x meer licht dan een halogeenspot van
hetzelfde vermogen. Wat ook kan, is gebruik maken van compacte fluorescentielampen (spaarlampvormige lampen). Deze zijn
ongeveer 5x zuiniger dan halogeenlampen. Voor grote spots komen de metaalhalogenide lamp (binnen en buitenverlichting) en de
superhogedruk natriumlamp (buitenverlichting) in aanmerking. Deze zijn extra aantrekkelijk omdat, vergeleken met reflector- en pers-
gaslampen, minder lampen nodig zijn. Bijkomend voordeel is de langere levensduur van de lampen. De kosten zijn afhankelijk van het
type. Een los halogeen reflectorlampje kost ongeveer 3,5 per stuk (20 of 50 Watt). De bijpassende steeklampjes zijn er vanaf 2 per
stuk. Besparing op het energieverbruik van de verlichting tot 25% Terugverdientijd 4-6 jaar. Daarnaast is de levensduur van halogeen-
lampen langer.


* TL5-lamp: relatief nieuwe generatie fluorescentielamp. Met zijn kleine diameter 16mm, 40% dunner dan de huidige TLD-generatie.
Ontworpen voor hoge lichtopbrengst (tot 7000 lm); gemiddelde levensduur van 20.000 branduren, hoge specifieke lichtstroom tot
104 lm/W, 8% zuiniger dan traditionele TL-buizen; zeer efficiënte fluorescerende laag, bevat absoluut de minimale waarde aan kwik,
specifiek ontworpen voor gebruik met een elektronisch hoogfrequent voorschakelapparaat en dimbaar.

                                                                                                                  Steek WATT in je zak   24
Sturing van de binnenverlichting

In ruimten waar niet continu personen aanwezig zijn, zoals een magazijn of een opslagruimte, kunnen we een aanwezigheidsschakelaar
plaatsen. Sensoren stellen vast of iemand in het vertrek aanwezig is. Is dit niet het geval, dan schakelt de verlichting na een bepaalde
tijd automatisch uit. De besparing kan oplopen van 10% tot 90% , afhankelijk van het gebruikspatroon.
Met behulp van daglichtafhankelijke regeling wordt de verlichting afgestemd op de lichtbehoefte, afhankelijk van de hoeveelheid
daglicht. Bijv. in een gang, kantine, magazijn. De besparing loopt snel op tot 50%! Natuurlijk is de beste en goedkoopste oplossing om
zoveel mogelijk gebruik te maken van het natuurlijke daglicht m.b.v. lichtkoepels en lichtstraten in loodsen en magazijnen.

De verlichting kan beter worden afgestemd op de aanwezigheid van mensen en/of de verlichtingsbehoefte door het aanbrengen van
meer lichtschakelgroepen (indelen in zones) die elk apart aan- of uitgezet kunnen worden. In ruimten waar niemand aanwezig is of in
gedeelten van een ruimte waar men geen licht nodig heeft, kan het licht dan uit.
Installeer bij voorkeur een raamzijdegroep en een binnenzijdegroep. Plaats de schakelknoppen iets uit elkaar zodat niet met een druk
alle verlichting ingeschakeld kan zijn. Deze maatregel bespaart al snel zo’n 15%.

Een tijdschakelklok kan de verlichting uitschakelen als er geen behoefte aan is. De schakelaar kan gekoppeld zijn aan een armatuur, aan
de verlichting in een ruimte of aan de verlichting van het gehele gebouw. In het specifieke geval van showroomverlichting, kan de ver-
lichting van modellen in de showroom opgedeeld zijn in verschillende groepen, gekoppeld aan een tijdschakelaar. Buiten bedrijfstijden
worden dan alleen nog die modellen verlicht, die van buiten zichtbaar moeten zijn. Een digitale tijdschakelaar met weekprogrammering
kost tussen de 15 en 35. Een met de hand instelbare tijdklok kost ongeveer 10. De besparing op het elektriciteitsverbruik ligt
tussen de 10% en 25% en is sterk situatieafhankelijk. Terugverdientijd 1-3 jaar.

Een andere vorm van de tijdschakelklok is de veegschakeling. Met een veegschakeling wordt op een zeker tijdstip (bijvoorbeeld bij aan-
vang van de pauze of bij einde van de werkdag) de gehele verlichting uitgeschakeld. Gebruikers dienen zelf de verlichting weer in te
schakelen. Deze veegschakeling kan ook voor bureautica gebruikt worden zodat ook computers en printers uitgeschakeld worden.
Deze techniek is vooral bij nieuwbouw een haalbare kaart: toestellen die niet mogen uitgeschakeld worden (zoals server, back-up, etc)
dienen immers op een andere netschakeling te staan die niet gestuurd wordt door de veegschakeling.

Praktijkvoorbeeld:
Cera Holding uit Heverlee, een kantoorsituatie met 42 medewerkers, maakte tot voor kort gebruik van de bestaande infrastructuur,
namelijk een schakelsysteem van de verlichting dat niet afgestemd was op de functionele entiteiten. Bovendien bleef de verlichting
gedurende de nacht branden omwille van de veiligheid. Het elektriciteitsverbruik lag vrij hoog: op jaarbasis werd ongeveer 155.000
kWh verbruikt.
Door zonering van de verlichting (een investering van 1.186 ), intensieve sensibilisatie van het personeel en een aanpassing van de
fysische en elektronische beveiliging, daalde het totale elektriciteitsverbruik 67.000 kWh per jaar, een vermindering met 56 %! Het
financiële resultaat was een minder uitgave van 9.536. Rekening houdende met de investering van 1.186, geeft dit een netto
resultaat van 8.350 op jaarbasis.

         3.2.2. Gebouw- en terreinverlichting

Ook de buitenverlichting wordt best zo energie-efficiënt mogelijk gekozen. De keuze van verlichting is afhankelijk van het doel:
beveiligingsverlichting heeft andere vereisten dan verlichting van bijvoorbeeld een parking.
In het algemeen moet men zich afvragen of de verlichting continu aan moet.
Wanneer verlichting alleen ter beveiliging is geïnstalleerd, hoeft deze alleen aan bij aanwezigheid van indringers aan te springen: de
zogenaamde schrikverlichting. Bij camerabeveiliging moet de soort verlichting afgestemd zijn op de soort camera. Tegenwoordig zijn er
camera´s op de markt, die voldoende kunnen registreren bij 1 lux of minder.
Voor buitenverlichting zijn verschillende soorten lampen beschikbaar, met elk hun eigen toepassingsgebied.
                                   Energieverbr
 Type                                                                Levensduur (uren)                 Kleurweergave
                                   [W/1000 lm] (**)
 lagedruk natriumlamp                            5-10                              7.500                              Geen

 hogedruk natriumlamp                           6,5-12,5                       5.000 - 7.500                   slecht tot matig

 langwerpige fluorescentielamp                  9,5-12,5                       6.000 - 12.500                   matig tot goed

 metaalhalogenidelamp                            12-15                             6.000                        matig tot goed

 compacte fluorescentielamp                      13-20                         5.000 - 8.000                          Goed

 inductielamp (*)                                14-15                            60.000                              Goed

 hogedruk kwiklamp                               17-25                             7.500                       slecht tot matig

 halogeenlamp                                   66-145                         2.000 - 3.500                       zeer goed

 gloeilamp                                      90-145                             1.000                           zeer goed

(*) Aanschafkosten zijn zeer hoog. Alleen rendabel voor moeilijk bereikbare plaatsen.
               Bron: Informatieblad Kantoorgebouwen, Infomil.
                                                                                                               Steek WATT in je zak   25
Kleurweergave geeft aan in hoeverre je kleuren kunt zien in het licht van een dergelijke lamp. Voor het aanlichten van een
representatief gebouw of op plekken waar gewerkt moet worden of waar mensen herkenbaar moeten zijn (toegangspoort) is
kleurweergave belangrijk. Voor het aanlichten van muren, trappen en dergelijke (inbraakpreventie, veiligheid) is kleurweergave echter
minder belangrijk.
Lagedruk natriumlampen zijn het energiezuinigst. Bij hogedruk natriumlampen ligt het energieverbruik 1,5 tot 2,0 keer hoger, bij
hogedruk kwiklampen ligt het energieverbruik 2,5 tot 3,0 keer hoger.
Lampen moeten vanaf 1 januari 2001 verplicht een energielabel hebben (behalve laagvoltage halogeenlampen en reflectorlampen,
zoals kopspiegellampen). Een lamp met de code ‘A’ is het zuinigst (spaarlamp), die met een ‘G’ verbruikt het meest (gloeilamp). Verder
vermeldt de label het vermogen en de lichtopbrengst (in lumen) en (niet verplicht) het aantal branduren.

Sturing van de gebouw- en terreinverlichting
Om te voorkomen dat buitenverlichting onnodig brandt, zijn verschillende regelingen mogelijk. De meest eenvoudige is het aansluiten
van de verlichting op een schakelklok. Dit bespaart energie als de schakelklok de verlichting ´s nachts automatisch uitzet en als de
inschakeltijd aangepast is aan de lengte van de dag (kan worden aangepast bij de overgang van zomer- naar wintertijd).
Een betere regeling krijg je door het aanzetten van de verlichting te koppelen aan een schemerschakelaar. Daardoor wordt de verlicht-
ing automatisch aangezet als het daglicht beneden een ingesteld niveau komt. Gemiddeld vermindert het aantal branduren van de
installatie met 180 uur per jaar (vergeleken met regeling d.m.v. een schakelklok).

Een optimale regeling van de verlichting is het aanzetten koppelen aan een schemerschakelaar, en het uitzetten aan een schakelklok.

Praktijkvoorbeeld:
De firma Grohe uit Herent liet een relighting-studie uitvoeren.Uit de studie bleek dat de verlichting een pak “energiezuiniger”kon.De oude
verlichtingsinstallatie bestond uit 443 armaturen voor een totaal vermogen van bijna 33 kW.De nieuwe verlichtingsinstallatie heeft een ver-
mogen van slechts 18,8 kW wat een besparing inhoud van 42%.De besparing zal echter nog groter worden door het invoeren van een licht-
sturingssysteem.Uit de totale berekening bleek dat maar liefst 75% bespaard kon worden op de energiefactuur.Grohe besloot dan ook de
voorgestelde investeringen van 32.000 euro in fases uit te voeren.

Praktijkvoorbeeld:
Autojet Technologies uit Gent voerde een relamping uit in haar kantoren. De 120 halogeenspots van 50Watt ( levensduur 2.000 uur,
kostprijs 4/spot ) werden geleidelijk vervangen door spaarlampen van 9Watt (levensduur 15.000 uur, kostprijs 11/lamp). Deze
aanpassingen leverden volgende besparing op:

         3.2.3 LED-verlichting
 Halogeenspots                              Spaarlampen                                  Besparing
 120 spots (50W) x 10h/dag x                120 lampen (9W) x 10h/dag x 220
  220 werkdagen/jaar                        werkdagen/jaar
 -> 13.200 kWh                              -> 2.376 kWh                                 10.824 kWh
                                            -> aankoop lampen: 1.320 (periode van 7jaar)

LED-verlichting is ongetwijfeld dé verlichting van de toekomst. LED staat voor 'Light Emitting Diode': een elektronische component die
oplicht als er een geringe stroom doorheen gaat. LED’s verbruiken tot 8 maal minder dan gewone klassieke verlichting (voor dezelfde
lichtintensiteit). Lager stroomverbruik vertaalt zich ook in een lagere elektriciteitsrekening. Brandt 1000 watt klassieke verlichting 4u per
dag, dan kost dit ongeveer 143 euro per jaar. Met LED-verlichting wordt dit 18euro.
LED’s hebben een zeer lange levensduur, tot 100.000 uren. Dit resulteert in een levensduur van 35 jaar wanneer men een armatuur met
LED’s 8 uur per dag laat branden.
LED’s zijn zeer veilig doordat ze werken op laagspanning en een zeer geringe warmteontwikkeling hebben. Door hun epoxy omhulsel
zijn ze slagvast, in tegenstelling tot een gewone gloeilamp die zeer kwetsbaar is.
Het aanbod van LED-verlichting is momenteel nog vrij beperkt maar de markt is in volle expansie. Houd deze markt dus zeker in de gaten!
Voor toepassingen zoals noodverlichting en verlichting in koel- en vriestunnels bestaan steunmaatregelen.
Energiebesparende mogelijkheden verlichting:

  TIP        Maatregel                                                                                   Besparing %
             Schakel het licht via het deurcontact uit                                                   1-3
             Verdeel de verlichting over meer groepen                                                    5 - 20
             Pas een centrale lichtbediening naar functionaliteit toe                                    5 - 40
             Plaats reflectoren achter open TL-lampen                                                    50
             Pas een centrale lichtbron toe met gasontladingslamp met lichttransporterende kabels        20 - 50
             Pas een kunststof lichttoetredingssysteem toe (reflecterende koker)                         5 - 20
             Maak armaturen en lichtsensoren regelmatig schoon                                           20 - 40
             Pas schakelklokinstellingen aan                                                             5 - 40
             Regel een lager verlichtingsniveau tijdens de nacht (bijv. hal)                             20 - 40
             Schilder muren en plafonds in heldere kleuren (optimale weerkaatsing licht)                 5 - 20
             Schakel verlichting uit in ongebruikte ruimten                                              20 - 40
             Schakel verlichting uit bij voldoende lichtinval                                            5 – 40

** Uitgedrukt in watt per 1000 lumen (W/1000 lm). Dit geeft aan hoeveel elektriciteit [W] men nodig heeft om een lichtstroom van
1000 lumen te bekomen. Een klassieke spaarlamp van 15 W geeft bijvoorbeeld 900 lm licht.

                                                                                                                   Steek WATT in je zak    26
3.3. Verwarming
         3.3.1. Verwarmen van grote ruimtes

De meest traditionele manier om grote bedrijfshallen te verwarmen is stoom of warm water in een centrale stookplaats op te wekken
en de warmte van daaruit te verdelen. Gecentraliseerde verwarming gaat echter gepaard met onvermijdbare warmteverliezen in de
stookplaats, in het distributienet en bij de eindtoepassing zelf. Vanuit energetisch oogpunt is het beter om een groot aantal toestellen
met klein vermogen te plaatsen i.p.v. één enkel toestel met een groot vermogen. Door het plaatsen van directe verwarmingstoestellen
in de ruimte waar de warmte effectief nodig is, kan een energiebesparing tot 50% worden bereikt. Bovendien zal in de meeste gevallen
het werkklimaat er aanzienlijk op verbeteren.

Bij de verwarming van grote industriële ruimten met een hoogte van tien meter of meer krijgt men te maken met het probleem van de
stijging van de warme lucht naar het dak. In dat geval treden er grote warmteverliezen op. Twee manieren van verwarming kunnen
deze verspilling voorkomen door de warmte precies te sturen naar de te verwarmen zones, namelijk convectie en straling.

Verwarming door convectie

De convectie bestaat erin, warme lucht te blazen door middel van luchtverhitters op aardgas. De luchtver-
hitter verdeelt de lucht op een toereikende manier over een niet al te hoog lokaal.

Rendement: 88% voor de moderne luchtverhitters op gas; 98% of meer voor de apparaten met conden-
satietoepassing.
                         Nadeel: accumulatie van de warme lucht onder het dak (stratificatie).


                             In gebouwen met een grote hoogte blijft de stratificatie van warme lucht onder het dak bestaan. Door
                             een ondersteunings-ventilator aan het plafond kan in hoge ruimtes, met een significante gradiënt van de
                             luchttemperatuur (zoals werkplaatsen), warme lucht van bovenin de hal naar werkplekniveau worden ges-
                             tuurd. De inregeling is bijzonder kritisch. Als de ventilatoren te langzaam draaien werkt het systeem niet,
                             maar ook niet als de ventilatoren te snel draaien (omdat dan op werkniveau een "koude wind" kan
                             waaien).

Verwarming door straling
In ruimtes waarvan de deur regelmatig openstaat of waar alleen op vaste plaatsen gewerkt wordt, kan stralingsverwarming aantrekke-
lijk zijn. Stralingsverwarming levert warmte in de vorm van infraroodstraling op die plaatsen waar gewerkt
wordt. Dit levert een verhoogde bijdrage aan de thermische behaaglijkheid, zodat een lagere luchttem-
peratuur in de omgeving kan volstaan. In gedeeltelijk of plaatselijk te verwarmen ruimten van 4 meter of
hoger waarvan de deur vaak open staat en/of de isolatie van muren en dak slecht en niet te verbeteren is,
is stralingsverwarming de beste oplossing.
De straling brengt de warmte tot bij de werknemers zonder dat de omgevingslucht eraan te pas komt.
Het thermische comfort is bevredigend, ondanks de lage temperatuur van de lucht.

Opgelet: Stralingsverwarming is niet toegestaan in ruimten waar meer dan 10 ton rubber, textiel of papier/karton opgeslagen
wordt!
(zie ook hoofdstuk 6, punt 6.2.4.2)

Voordelen:
- Duidelijk verminderd warmteverlies
- Mogelijkheid om de verwarming te richten op duidelijk afgebakende zones
- Verwarmingsmodulatie van iedere zone, in functie van de warmte die de machines verspreiden


Verwarmingstechnieken op aardgas door straling


                             Bij een lichtgevend stralingspaneel maakt verbranding van aardgas een keramische plaat roodgloeiend,
                             die daardoor een thermische straling verspreid in de richting van de te verwarmen zone. Deze techniek
                             heeft een rendement van 50 à 70% naargelang het type apparaat.




De donkere stralingsbuis is een U-vormige buis waarvan een uiteinde is uitgerust met een brander en het
andere met een extractor. Deze techniek heeft een rendement van 50%




                                                                                                                Steek WATT in je zak   28
3.3.2. Verwarmen van kantoren
            3.3.2.1. Centrale verwarming

Bij gebouwen met een centrale verwarmingsinstallatie maken we tegenwoordig gebruik van een klassieke hoogrendementsketel, die
een rendement van 90% heeft. Bij deze ketels wordt de voelbare warmte in de verbrandingsproducten gerecupereerd en ze zijn
beduidend zuiniger dan de conventionele verwarmingsketels (rendement van < 90 %).
Er bestaan echter nog betere technieken dan de hoogrendementsketels. Condensatietechnieken kunnen het energieverbruik van de
installatie sterk verminderen doordat zowel ze de voelbare als de latente warmte in de verbrandingsproducten onttrekken. Bovendien
werken condensatieketels op lage temperaturen zodat ze de stralingsverliezen tot een minimum herleiden.
Voorwaarde dat de condensatieketels hun voordeel ten volle kunnen waar maken, is het toepassen van een lage temperatuurverwarm-
ing zoals vloerverwarming, luchtverwarming met geforceerde ventilatie of overgedimensioneerde radiatoren.

Bij vervanging van een conventionele ketel door een condensatieketel komen de volgende varianten in aanmerking:
• vervanging door een (grote) condensatieketel;
• vervanging door meer kleine condensatieketels, gecombineerd met een klassieke HR-ketel voor pieklasten (bijvoorbeeld tijdens het
opwarmen) opgenomen in een cascadeschakeling. De investeringskosten zijn in dit geval 3-5% lager dan die voor een grote conden-
satieketel. De cascaderegeling voorkomt het onnodig aanslaan van de tweede ketel. De meerinvesteringen in een condensatieketel
t.o.v. een HR-ketel verdienen zich gemiddeld in 2 tot 4 jaar terug. In deze berekening zijn extra kosten voor aanpassing van het
schoorsteenkanaal en de condensafvoer slechts beperkt (10% van de ketelkosten) meegenomen. De besparing bedraagt ca. 24% t.o.v.
het aardgasgebruik van een conventionele ketel en ca. 11% t.o.v. een gewone HR-ketel

Een mogelijk alternatief voor de klassieke verwarmingssystemen is de warmtepomp. Hierover lees je meer in het volgende hoofdstuk 4
“Duurzame energie” punt 4.9 Warmtepomp.
                   ,

Sturing van de centrale verwarming

Bij het instellen van regelingen en thermostaten moeten we ermee rekening houden dat niet alle ruimtes dezelfde warmtebehoefte
hebben. Door de ruimtes in groepen in te delen, is redelijk eenvoudig het warmteaanbod op de vraag te regelen. Deze maatregel werkt
in combinatie met thermostaatknoppen en optimaliserende regelingen. Soms kan het zelfs zinvol zijn een ruimte een eigen CV-instal-
latie te geven.

Toepassing van een schakelklok voorkomt dat de verwarming onnodig in bedrijf is. Voor een centrale verwarming is het beter een
schakelklok te combineren met een weersafhankelijke optimalisatieregeling.

Weersafhankelijke optimaliseringsregeling

De tijdklok van de cv-regeling schakelt de installatie geruime tijd van tevoren op een zeker tijdstip in. Als het buiten extra koud is, kan
dit ertoe leiden dat het gebouw te laat op de gewenste temperatuur komt. Als het buiten relatief warm is, zal het gebouw te vroeg op
temperatuur zijn. Een optimaliseringsregeling kan ervoor zorgen dat de opwarmtijd zo kort mogelijk is. Hierbij regelen we het tijdstip
van inschakelen van de cv-installatie op basis van:
• de heersende buitentemperatuur;
• de op een bepaald tijdstip gewenste binnentemperatuur; en
• de historische opstarttijden van voorgaande dagen.

De optimaliseringsregeling is ook uitermate geschikt om de verwarmingsinstallatie per groep te regelen. Per groep kunnen we,
afhankelijk van de gebruiksfunctie van de desbetreffende ruimten en de geveloriëntatie een aparte stooklijn en nachtverlaging
instellen. Hierdoor sluiten we nauwkeuriger aan bij de individuele warmtevraag per groep. De investering ligt tussen EUR 160,- en EUR
900,- (exclusief kosten voor montage). Terugverdientijd (en besparingen) afhankelijk van de huidige CV-regeling, de klimaateisen en
optimale instellingen, maar meestal 1-3 jaar. De besparing bedraagt ca. 5%-15% op het aardgasgebruik voor verwarming.
Belangrijk is ook dat de verwarming wordt uitgeschakeld op plaatsen waar ze niet nodig is. Dit lijkt een zeer voor de hand liggende
maatregel, maar in de praktijk blijkt toch dat in veel gevallen de verwarming onnodig blijft aanstaan. Dat komt bijvoorbeeld doordat
degene die de verwarming heeft aangedaan, vergat ze weer uit te zetten. Deze situatie kunnen we voorkomen door de radiatorknop-
pen of de thermostaat beter zichtbaar te maken. De investering voor thermosstatische radiatorknoppen ligt tussen EUR 45,- en EUR 70,-
(inclusief montage). De besparingen zijn afhankelijk van gebruik en ruimte, en de terugverdientijd ligt tussen de 4 en 6 jaar.

            3.3.2.2. Gedecentraliseerde verwarming

Soms kan het zinvol zijn, een ruimte een eigen cv-installatie of gedecentraliseerde (aardgas)toestellen te geven. Niet alle ruimtes
hebben immers dezelfde warmtebehoefte. Een pc-lokaal hoeft bijvoorbeeld zelden bij verwarmd te worden. Door elke ruimte een
aparte verwarmingsinstallatie te geven, kan de temperatuurregeling beter en efficiënter verlopen. Het is immers niet altijd zinvol een
grote centrale verwarmingsketel te installeren in een groot kantoorgebouw waar bijvoorbeeld in het weekend slechts enkele lokalen
verwarmd moeten zijn.




                                                                                                                   Steek WATT in je zak       29
3.3.2.3. Tips om te besparen

• Zorg voor een goede gebouwisolatie
• Stel de thermostaat en schakelklok correct in
• Zorg dat ramen en deuren gesloten zijn als de verwarming opstaat
• Door de thermostaat een graad lager te zetten, bespaart u gemiddeld 8% op uw energiegebruik voor verwarming.
• Leidingisolatie (20 mm rond een verwarmingsbuis van 22mm diameter) in onverwarmde ruimtes spaart in totaal ongeveer 3 m_gas
  per meter buislengte per jaar.
• Een goedwerkende CV-ketel gebruikt minder energie. Het loont dus om de ketel eens per jaar goed te laten nakijken (zie eveneens
  wettelijke verplichtingen hoofdstuk 6, punt 6.2.4)

         3.3.3. Productiegebonden verwarming

Gasgestookte apparaten zoals bakovens kunnen warmte terugwinnen als de rookgassen over een warmtewisselaar geleid zijn. De rest-
warmte van rookgassen kunnen we in twee stappen teruggewinnen. In een eerste stap met een economiser waar de rookgassen afkoe-
len tot ca. 100 °C, in de tweede stap kan condensatiewarmte worden teruggewonnen in een rookgascondensor of luchtvoorverwarmer.
Een economiser is een warmtewisselaar in het rookgaskanaal die warmte uit de rookgassen haalt. Deze warmtewisselaar bestaat uit een
bundel pijpen waarin water stroomt. Het warme water kan dienen voor bijvoorbeeld ruimteverwarming, procesverwarming of voorver-
warming van het ketelvoedingswater. Het aanbod aan warmte moet dus zo veel mogelijk gelijktijdig met de vraag plaatsvinden.
Bij voorverwarming van ketelvoedingswater is dit altijd het geval. Een andere uitvoering is luchtvoorverwarming. Hierin wordt de
warmte overgedragen van de rookgassen op lucht. Meestal is dit de aanzuiglucht voor de brander.
Een economiser of luchtvoorverwarming kan worden gecombineerd met een rookgascondensor. Een rookgascondensor kan de rook-
gassen achter de verwarmingsketel verder afkoelen en de vrijkomende warmte benutten voor verwarming. Bij voldoende lage temper-
atuur zal de in de rookgassen aanwezige waterdamp condenseren, waardoor de condensatiewarmte vrijkomt. De enkelvoudige con-
densor kan op de retourleiding worden aangesloten.
Toestellen als een economiser, maar zeker een rookgascondensor of een luchtvoorverwarmer, zijn echter enkel economisch interessant
bij voldoende grote verwarmingsvermogens.

      3.4. Koeling
         3.4.1. Inleiding

Koude is vanuit energieoogpunt een moeilijk onderwerp. Bij bestaande, maar ook bij nieuwe installaties is het elektriciteitsverbruik vaak
met tientallen procenten terug te dringen. Efficiënter koelen en vriezen kan bovendien samengaan met een betere productkwaliteit.
Daarnaast is het veelal mogelijk te besparen op perslucht en ventilatie.

         3.4.2. Het koelproces

De koelcel, koelkast of diepvries is een thermisch apparaat dat een hoeveelheid warmte onttrekt aan een ruimte met een lagere tem-
peratuur, om ze over te brengen naar een omgeving met een hogere temperatuur. Omdat warmte altijd overgaat van een warmer
lichaam naar een kouder, moet je hier dit natuurverschijnsel omkeren: er is dus een hoeveelheid energie nodig. Die nodige energie
wordt door de compressor geleverd.




Figuur 1: schematische voorstelling koelproces (Bron: Informatieblad Faciliteiten, Infomil )

Een klassieke elektrische koelinstallatie bestaat uit volgende onderdelen:
  •     Verdamper: deze ontrekt warmte aan het te koelen product (of ruimte), deze warmte wordt gebruikt bij de verdamping van het
        koelmiddel.
  •     De compressor brengt het koelmiddel onder hogere druk en daardoor ook op een hogere temperatuur.
  •     De condensor geeft onder condensatie van het koelmiddel de vrijkomende warmte af aan een ander medium (meestal aan de
        buitenlucht)
  •     Het expansieventiel verlaagt de druk en de temperatuur van het koelmiddel. Hierdoor koelt het koelmiddel af en kan warmte
        opgenomen worden.

Deze onderdelen vormen een gesloten circuit. De compressor perst het koelmiddel samen. Hierdoor stijgen druk en temperatuur van
de damp. In de condensor geeft het koelmiddel zijn warmte af aan een ander medium (meestal lucht, soms water). Hierbij condenseert

                                                                                                                Steek WATT in je zak   30
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei
Voka energei

Mais conteúdo relacionado

Mais procurados

2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap
2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap
2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap
Vanaken Energietechnieken
 
Ketenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-factureren
Ketenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-facturerenKetenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-factureren
Ketenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-factureren
Friso de Jong
 
Workshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de Praktijk
Workshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de PraktijkWorkshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de Praktijk
Workshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de Praktijk
Hogeschool Utrecht
 
Presentatie zonnepanelen reeshof
Presentatie zonnepanelen reeshofPresentatie zonnepanelen reeshof
Presentatie zonnepanelen reeshof
Energy-Guard
 
De Wereld In Een Ander Licht
De Wereld In Een Ander LichtDe Wereld In Een Ander Licht
De Wereld In Een Ander Licht
NIMA
 

Mais procurados (20)

Individuele houtverwarming - pratische gids
Individuele houtverwarming - pratische gidsIndividuele houtverwarming - pratische gids
Individuele houtverwarming - pratische gids
 
2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap
2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap
2010 Premies voor energiebesparing vlaams energieagentschap
 
Financiële analyse van 2 investeringsprojecten
Financiële analyse van 2 investeringsprojectenFinanciële analyse van 2 investeringsprojecten
Financiële analyse van 2 investeringsprojecten
 
Ketenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-factureren
Ketenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-facturerenKetenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-factureren
Ketenmaatregelen in de ict branche: Case 1 - E-factureren
 
Syllabus IA Warm Water heruitgevonden
Syllabus IA Warm Water heruitgevondenSyllabus IA Warm Water heruitgevonden
Syllabus IA Warm Water heruitgevonden
 
Academielezing Regie over je eigen energie
Academielezing Regie over je eigen energie Academielezing Regie over je eigen energie
Academielezing Regie over je eigen energie
 
Nuon zakelijke folder stadswarmte
Nuon zakelijke folder stadswarmteNuon zakelijke folder stadswarmte
Nuon zakelijke folder stadswarmte
 
Brochure Ebatech
Brochure EbatechBrochure Ebatech
Brochure Ebatech
 
Zonnekracht schiebroek 12 dec 2011
Zonnekracht schiebroek 12 dec 2011Zonnekracht schiebroek 12 dec 2011
Zonnekracht schiebroek 12 dec 2011
 
Groepsaankoop energie &rsquo;groot&rsquo; verbruik
Groepsaankoop energie &rsquo;groot&rsquo; verbruikGroepsaankoop energie &rsquo;groot&rsquo; verbruik
Groepsaankoop energie &rsquo;groot&rsquo; verbruik
 
Nieuwe financieringswijzer
Nieuwe financieringswijzerNieuwe financieringswijzer
Nieuwe financieringswijzer
 
Workshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de Praktijk
Workshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de PraktijkWorkshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de Praktijk
Workshop D2, Klimaatneutraal Bouwen in de Praktijk
 
Presentatie zonnepanelen reeshof
Presentatie zonnepanelen reeshofPresentatie zonnepanelen reeshof
Presentatie zonnepanelen reeshof
 
EPA advies standaard woning
EPA advies standaard woningEPA advies standaard woning
EPA advies standaard woning
 
Big report on using solar energy in greenhouses (in dutch!)
Big report on using solar energy in greenhouses (in dutch!)Big report on using solar energy in greenhouses (in dutch!)
Big report on using solar energy in greenhouses (in dutch!)
 
Informatieavond Zeehelden buurt Presentatie energieloket
Informatieavond Zeehelden buurt Presentatie energieloketInformatieavond Zeehelden buurt Presentatie energieloket
Informatieavond Zeehelden buurt Presentatie energieloket
 
Presentatie zon4ons 20180319
Presentatie zon4ons 20180319Presentatie zon4ons 20180319
Presentatie zon4ons 20180319
 
De Wereld In Een Ander Licht
De Wereld In Een Ander LichtDe Wereld In Een Ander Licht
De Wereld In Een Ander Licht
 
Brochure installect bedrijven
Brochure installect bedrijvenBrochure installect bedrijven
Brochure installect bedrijven
 
Thermisch Actief Bouwen
Thermisch Actief BouwenThermisch Actief Bouwen
Thermisch Actief Bouwen
 

Semelhante a Voka energei

Gijs Linthorst - Linthorst Installatietechniek
Gijs Linthorst - Linthorst InstallatietechniekGijs Linthorst - Linthorst Installatietechniek
Gijs Linthorst - Linthorst Installatietechniek
Pleisureworld1
 
managementscope-energiespecial8-17185
managementscope-energiespecial8-17185managementscope-energiespecial8-17185
managementscope-energiespecial8-17185
Cyril Widdershoven
 

Semelhante a Voka energei (20)

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: hernieuwbare energieproductie en (res...
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: hernieuwbare energieproductie en (res...Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: hernieuwbare energieproductie en (res...
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: hernieuwbare energieproductie en (res...
 
Gijs Linthorst - Linthorst Installatietechniek
Gijs Linthorst - Linthorst InstallatietechniekGijs Linthorst - Linthorst Installatietechniek
Gijs Linthorst - Linthorst Installatietechniek
 
Investeren in besparen loont
Investeren in besparen loontInvesteren in besparen loont
Investeren in besparen loont
 
Investeren In Besparen Loont
Investeren In Besparen LoontInvesteren In Besparen Loont
Investeren In Besparen Loont
 
Hoe elk bedrijf winst kan boeken op energie
Hoe elk bedrijf winst kan boeken op energieHoe elk bedrijf winst kan boeken op energie
Hoe elk bedrijf winst kan boeken op energie
 
2024 SMARTCirculair Beoordelingscriteria.pptx
2024 SMARTCirculair Beoordelingscriteria.pptx2024 SMARTCirculair Beoordelingscriteria.pptx
2024 SMARTCirculair Beoordelingscriteria.pptx
 
Zelfvoorzienend huis via Modulair Woning Energie Systeem (MWES)
Zelfvoorzienend huis via Modulair Woning Energie Systeem (MWES)Zelfvoorzienend huis via Modulair Woning Energie Systeem (MWES)
Zelfvoorzienend huis via Modulair Woning Energie Systeem (MWES)
 
Studenten Bouwkunde leren over lagetemperatuurverwarming
Studenten Bouwkunde leren over lagetemperatuurverwarmingStudenten Bouwkunde leren over lagetemperatuurverwarming
Studenten Bouwkunde leren over lagetemperatuurverwarming
 
Duurzaam ondernemen energiebesparing_industrie_frank_muthing
Duurzaam ondernemen energiebesparing_industrie_frank_muthingDuurzaam ondernemen energiebesparing_industrie_frank_muthing
Duurzaam ondernemen energiebesparing_industrie_frank_muthing
 
Energie monitoring bij Struik Foods.Besparingstip
Energie monitoring bij Struik Foods.BesparingstipEnergie monitoring bij Struik Foods.Besparingstip
Energie monitoring bij Struik Foods.Besparingstip
 
Het reduceren van het energieverbruik binnen Neopost Technologies (Industrial...
Het reduceren van het energieverbruik binnen Neopost Technologies (Industrial...Het reduceren van het energieverbruik binnen Neopost Technologies (Industrial...
Het reduceren van het energieverbruik binnen Neopost Technologies (Industrial...
 
20100401 lt corporate - philosophie
20100401 lt corporate - philosophie20100401 lt corporate - philosophie
20100401 lt corporate - philosophie
 
B6 Vondelparc verdient energie
B6 Vondelparc verdient energieB6 Vondelparc verdient energie
B6 Vondelparc verdient energie
 
Energietechnologieën Scenario’s tot 2050
Energietechnologieën Scenario’s tot 2050Energietechnologieën Scenario’s tot 2050
Energietechnologieën Scenario’s tot 2050
 
Microwarmtepomptechniek wint innovatieprijs 2015
Microwarmtepomptechniek wint innovatieprijs 2015Microwarmtepomptechniek wint innovatieprijs 2015
Microwarmtepomptechniek wint innovatieprijs 2015
 
WDP - Smart Energy Tool - Efficient Energy Event 2015
WDP - Smart Energy Tool - Efficient Energy Event 2015WDP - Smart Energy Tool - Efficient Energy Event 2015
WDP - Smart Energy Tool - Efficient Energy Event 2015
 
Energie Consultancy
Energie ConsultancyEnergie Consultancy
Energie Consultancy
 
managementscope-energiespecial8-17185
managementscope-energiespecial8-17185managementscope-energiespecial8-17185
managementscope-energiespecial8-17185
 
Unizo brussel hernieuwbare energie in uw onderneming
Unizo brussel   hernieuwbare energie in uw ondernemingUnizo brussel   hernieuwbare energie in uw onderneming
Unizo brussel hernieuwbare energie in uw onderneming
 
Milieuinfo VDAB 2012
Milieuinfo VDAB 2012Milieuinfo VDAB 2012
Milieuinfo VDAB 2012
 

Voka energei

  • 1. Steek WATT in je zak!
  • 2. CREDITS COÖRDINATIE: Willy Ivens – Voka Kamer van Koophandel Mechelen ALGEMENE PROJECTLEIDING: Laetitia Lemahieu – Voka Kamer van Koophandel Kempen en Mechelen REDACTIE: An Maes – Voka - Kamer van Koophandel arr. Leuven Els Heyvaert – Voka - Kamer van Koophandel Halle-Vilvoorde Katrien Moens – Voka - Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen Laetitia Lemahieu – Voka - Kamer van Koophandel Kempen en Mechelen Lieven Dehandschutter – Voka - Kamer van Koophandel arr. Leuven en Halle-Vilvoorde EINDREDACTIE: Luc van Balberghe - Ready Press Agency BIJZONDERE DANK AAN DE LEDEN VAN DE BEGELEIDINGSCOMMISSIE EN DE TESTBEDRIJVEN VOOR HUN BEREIDWILLIGE MEDEWERKING AAN EN ONDERSTEUNING VAN HET PROJECT. Jeroen Persyn - OVAM Johan Liekens - VITO Katleen Marien - Voka - VEV Kirsten Loncke - GEDIS Paul Zeebroek - ANRE TESTBEDRIJVEN: Provincie Antwerpen: Bulo Kantoormeubelen NV Novotel Mechelen Centrum Sopraco NV Xeikon International NV Provincie Oost-Vlaanderen: Argo Reclame BVBA Autojet Technologies BVBA Confiserie Trefin NV De Cuyper – Robberecht Drukkerij NV Gates Europe NV Transport Mervielde NV Provincie Vlaams-Brabant: Antalis NV Carrosserie Celis NV Fithuis BVBA L.M.S. International NV Van Os - Sonnevelt BVBA Met dank aan Electrabel die het project ondersteunde met o.a. de uitvoering van energiescans bij de testbedrijven. Contactadres: milieu@kvkov.voka.be Steek WATT in je zak 01
  • 3. Een lichtpuntje zonder energieverbruik… Beste ondernemer, “Steek Watt in je zak!” Het klinkt leuk als slogan, maar eigenlijk zit er veel meer achter. Het betekent gewoon:‘Keep the money in your pocket'! Gewoontes en een gevoel van evidentie bepalen het leven van ons allemaal. Tot op zekere hoogte geeft dat ook een rust en een veiligheid. Maar boven een bepaalde grens, begint het geld te kosten. Erger, we zijn belangrijke dingen –van ons, van anderen, van de gemeenschap- aan 't verspillen. Dat is zeker het geval met energie. Staan we er nog bij stil dat het verklikkerlampje van ons pc-scherm elektriciteit verbruikt en geen hele nacht moet blijven branden? Beseffen we genoeg dat we ons in de winter bij 20°C behaaglijk voelen, maar dat we in de zomer tot minder dan 16°C zouden koelen en daarvoor heel wat dure energie verbruiken? Maakten we al de berekening dat een spaarlamp op een periode van 2 jaar eigenlijk veel goedkoper is dan een gewone gloeilamp, door de winst op minder verbruik en langere levensduur, ook al is ze bij de aankoop duurder? Dit werk is een uniek initiatief, uitgewerkt door de milieucellen van vijf Voka – Kamers van Koophandel, onder coördinatie van Voka – Kamer van Koophandel Mechelen, in het kader van Presti 5. Elke bedrijfsleider, hoe groot of hoe klein ook, heeft hier iets aan. Het werk is zeer volledig en bestrijkt zowat alle terreinen waarop een bedrijf energie verbruikt. Telkens staat uitgelegd hoe dat gebeurt, hoe bepaalde mechanismen in hun werk gaan, wat de alternatieven zijn. Praktische voorbeelden van energiebesparing zijn zeer herken- baar en zullen u ongetwijfeld aansporen om in uw eigen omgeving het energieverbruik bewust te evalueren. Ook aan de wetgeving terzake besteedt dit werk aandacht. Lees de volgende bladzijden aandachtig. De tijd die u daarvoor nodig heeft, is de beste investering van de laatste jaren! Dit werk bevat een lichtpunt dat zelfs geen energie verbruikt. Deze handleiding heeft een dubbel doel: u en de toekomst. Wat u nu bespaart, heeft u het eerst verdiend. Maar wat u bespaart, blijft over voor de volgende generatie. Veel succes! Willy Ivens Directeur Voka – Kamer van Koophandel Mechelen Steek WATT in je zak 02
  • 4. Inhoudsopgave INLEIDING 1. RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK 1.1. Wetgevend kader 1.1.1. Reductie van de broeikasgassen 1.1.2. Energiemarkt na de vrijmaking 1.2. Wat is rationeel energiegebruik? 1.2.1. Inleiding 1.2.2. Primair energiegebruik 1.2.3. Energiekosten 1.3. Algemene principes van REG 2. ENERGIEBOEKHOUDING 2.1. Energieboekhouding: wat en waarom? 2.1.1. Wat is een energieboekhouding? 2.1.2. Waarom een energieboekhouding bijhouden? 2.2. Elektriciteitsverbruiken in kaart brengen 2.2.1. Uw elektriciteitsinstallatie 2.2.2. Registratie van elektriciteitsverbruik 2.2.3. Opvolging van het hoogspanningsverbruik met behulp van softwareprogramma’s 2.3. REG-mogelijkheden in kaart brengen 2.3.1. Principes 3. REG-MAATREGELEN 3.1. Inleiding 3.2. Verlichting 3.2.1. Binnenverlichting 3.2.2. Gebouw- en terreinverlichting 3.2.3. LED-verlichting 3.2.4. Energiebesparende mogelijkheden verlichting 3.3. Verwarming 3.3.1. Verwarmen van grote ruimtes 3.3.2. Verwarmen van kantoren 3.3.3. Productiegebonden verwarming 3.4. Koeling 3.4.1. Inleiding 3.4.2. Het koelproces 3.4.3. Koel- & vriescel-installaties 3.4.4. Klimaatkoeling (airco) 3.5. Bureautica 3.5.1. Energiebesparende stand 3.5.2. Screensaver (schermbeveiliging) 3.5.3. Power-management 3.5.4. Voordelen 3.5.5. Energielabels 3.5.6. Besparingstips 3.6. Productiegerelateerde maatregelen 3.6.1. Actief - Reactief energieverbruik 3.6.2. Kwartuurpiekbewaking 3.6.3. Motoren 3.6.4. Perslucht Steek WATT in je zak 03
  • 5. 4. DUURZAME ENERGIE 4.1. Waarom is duurzame energie belangrijk? 4.2. Warmte uit zonlicht: passieve thermische zonne-energie 4.3. Warmte uit zonlicht: de zonneboiler 4.4. Elektriciteit uit zonlicht: fotovoltaïsche panelen of zonnecellen 4.5. Windenergie 4.6. Energie uit biomassa 4.7. Waterkracht 4.8. Warmtekrachtkoppeling (WKK) 4.9. Warmtepomp 5. REG-STEUNMAATREGELEN 5.1. Vlaams Gewest 5.1.1. Ecologiepremie 5.1.2. Steun voor demonstratieprojecten energietechnologieën 5.1.3. Adviescheques 5.1.4. PRODEM-steun 5.2. Acties van de distributienetbeheerders 5.3. Federale Overheid 5.3.1. Energie-investeringsaftrek 5.3.2. Acties van het IWT 6. WETGEVING 6.1. Acties in het kader van het Vlaams Klimaatsbeleidsplan 6.1.1. REG-decreet dd. 2 april 2004 6.1.2. Energieprestatiedecreet dd. 7 mei 2004 6.2. Wetgeving m.b.t de specifieke thema’s vermeld onder hoofdstuk 3 6.2.1. Verlichting 6.2.2. Elektrische installaties 6.2.3. PCB-houdende apparaten (condensatoren, transformatoren,…) 6.2.4. Verwarming 6.2.5. Koeling 6.2.6. Perslucht 6.2.7. Isolatie van gebouwen Bijlage 1 - Definities en eenheden Bijlage 2 - Spreadsheets hoofdstuk 2 Inventaris verbruikers.xls Steekkaart X1.doc Rekenblad primair energiegebruik.xls Registratieformulier laagspanning.xls Registratieformulier hoogspanning.xls Referenties Steek WATT in je zak 04
  • 6. INLEIDING Energie brengt welvaart en zorgt voor een comfortabel leven. Maar ons energiegebruik heeft ook nadelen: milieuvervuiling, kli- maatverandering, uitputting van de natuurlijke voorraden. Wat kunnen we daartegen doen? Allereerst het terugdringen van de energievraag, dus energie zo efficiënt mogelijk gebruiken. Vervolgens duurzame bronnen inzetten, zoals zon, wind en biomassa. Tenslotte, zolang ze nog niet kunnen worden gemist, de fossiele brandstoffen zo schoon mogelijk aanwenden. 1. Reduceer de vraag (energiebesparing) 2. Zet duurzame 3. Gebruik fossiele brand- energiebronnen in stoffen zo schoon mogelijk Energievraag Rationeel EnergieGebruik, kortweg REG, kadert precies binnen die maatregelen om het energieverbruik te verminderen. Rationeel energiegebruik is immers het zo efficiënt mogelijk omspringen met energie zodat het energieverbruik daalt zonder verlies aan produc- tiecapaciteit, veiligheid en comfort. Voor bedrijven heeft REG nog een ander belangrijk voordeel: minder energieverbruik betekent ook een lagere energierekening. Studies tonen immers aan dat de energiekost een groot aandeel vertegenwoordigt in de totale werkingskosten van de bedrijven. Zeker voor kmo’s kan deze kost zwaar doorwegen. Precies zij kunnen door rationalisering hun energieverbruik doen dalen. Binnen het door de Vlaamse Overheid gesubsidieerde Presti 5-project “Steek Watt in je zak !” hebben vijf Voka - Kamers van Koophandel deze handleiding opgesteld rond rationeel energiegebruik in een kmo. De handleiding is modulair opgebouwd rond 6 hoofdstukken: rationeel energiegebruik, energieboekhouding, REG-maatregelen, duurzame energie, REG-steunmaatregelen en wetgeving. Bedrijven kunnen dus rechtstreeks het hoofdstuk raadplegen waar hun inter- esse naar uitgaat. De handleiding is opgemaakt op maat van de kmo met veel tips en praktische voorbeelden, met een aantal direct bruikbare hulpmiddelen (spreadsheets) en met verwijzingen naar interessante websites. Steek WATT in je zak 05
  • 7. 1. RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK 1.1. Wetgevend kader 1.1.1. Reductie van de broeikasgassen Woestijnen in Spanje en Italië, tropische onweersbuien en tornado’s in onze streken, stijging van het zeeniveau met 5 meter,… u heeft die doemscenario’s over klimaatsveranderingen en de mogelijke gevolgen de laatste jaren vast ook gehoord. Broeikasgassen, CFK’s, Kyoto, ozon,… aan moeilijke woorden geen gebrek in deze materie. Wat houdt dit nu in, en vooral welke invloed heeft dit op uw bedrijf en kunnen we er misschien ook voordeel uit halen ? Klimaatverandering door broeikasgassen is een feit! Om te beginnen, broeikaseffect en klimaatverandering zijn natuurlijke fenomenen. Meer nog, zonder broeikaseffect zou er op aarde geen leven mogelijk zijn. De aarde wordt omgeven door een atmosfeer, bestaande uit stikstof en zuurstof, maar ook uit broeikasgassen zoals waterdamp, ozon, koolstofdioxide (CO2), methaan en andere. Zonder atmosfeer zou de temperatuur op aarde overdag zeer hoog en ’s nachts zeer laag zijn. De atmosfeer vermindert de hoeveelheid zonnewarmte die de aarde bereikt. Op aarde wordt de zonnewarmte gedeeltelijk geab- sorbeerd en gedeeltelijk teruggekaatst als infraroodstraling. Deze wordt door de broeikasgassen in de atmosfeer geabsorbeerd en teruggekaatst naar de aarde. Broeikasgassen zorgen er dus voor dat de warmte niet verloren gaat en ze ken als een serre. Zonder broeikasgassen zou de gemiddelde temperatuur op aarde –18°C zijn. Samen maken de broeikasgassen minder dan 1 procent van de atmosfeer uit, maar kleine verschillen in de concentraties kunnen grote gevolgen hebben voor het terugkaatsendevermogen en dus voor de gemiddelde temperatuur op aarde en ons klimaat. Klimaatveranderingen worden voor een groot deel veroorzaakt door natuurlijke fenomenen zoals de continentendrift, vulkaanuit- barstingen, bosbranden, … Ondertussen weten we met zekerheid dat ook menselijke activiteiten bijdragen aan klimaatveranderingen, onder meer door de pro- ductie van broeikasgassen en ozonafbrekende stoffen. Deze klimaatveranderingen zullen zeker hun invloed hebben op de wereldorganisatie, zowel sociaal als economisch. Tijd voor actie! De verandering van het wereldklimaat is per definitie een internationale zaak: elk land zal er vroeg of laat mee geconfronteerd worden. Daarom besliste het hoogste orgaan van de Verenigde Naties, de Algemene Vergadering, in 1990 om een verdrag voor te bereiden om iets aan het probleem te doen. In 1992, tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling, ondertekenden in Rio de Janeiro (Brazilië) de afgevaardigden van 150 landen het Verdrag van Rio. De EU speelde een belangrijke rol bij de onderhandelingen in Rio en heeft nog steeds een voortrekkersfunctie op wereldvlak. Reeds in 1986 keurde het Europese Parlement de eerste resoluties over klimaatbeheer goed. In 1990 besloot de Europese Unie om tegen het jaar 2000 de uitstoot van broeikasgassen te stabiliseren op het peil van 1990. Steek WATT in je zak 06
  • 8. De landen die het Klimaatverdrag ondertekenden, moeten: - een inventaris opmaken van hun emissie aan broeikasgassen; - nationale plannen uitwerken voor de stabilisering of vermindering van de uitstoot van broeikasgassen; - het wetenschappelijke en technische onderzoek steunen over het klimaatsysteem, evenals de ontwikkeling en verspreiding van relevante technologieën; - promotie voeren voor educatie- en sensibiliseringprogramma's over klimaatverandering. Het Verdrag duidt de geïndustrialiseerde landen aan als hoofdverantwoordelijke voor de uitstoot, nu en in het verleden. Zij moeten daarom de voortrekkersrol spelen bij het nemen van maatregelen en hebben een aantal bijkomende verplichtingen: - een beleid voeren zodat de netto emissie aan broeikasgassen in 2000 niet hoger is dan in 1990; - bijkomende financiële en technische ondersteuning aan ontwikkelingslanden geven, zodat ook zij aan hun verplichtingen kunnen voldoen; - ontwikkelingslanden die speciaal kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering financieel bijstaan, zodat zij zich aan deze gevolgen kunnen aanpassen. Reeds in 1995 bleek dat de verplichtingen, die de geïndustrialiseerde landen door het Verdrag van Rio kregen, niet volstaan. Daarom ondertekenden ze in december 1997 in het Japanse Kyoto een bijkomend Protocol. Dit Protocol van Kyoto bevat onder meer een concrete doelstelling voor de vermindering van de emissies van broeikasgassen door de geïndustrialiseerde landen. Het Kyoto protocol voorziet voor de EU een vermindering van de emissie van 8% ten opzichte van referentiejaar 1990 voor de volgende 2 gassen: CO , CH4, N2O, HFK's, PFK's en SF6 tegen de periode 2008-2012. Deze 8 % werd binnen de EU verdeeld over de Lidstaten. Ook Vlaanderen engageert zich! In Kyoto heeft België zich verbonden om een reductie te bekomen van 7,5 % broeikasgassen in 2010 t.o.v.. het referentiejaar 1990. Voor Vlaanderen werd een reductie van 5,2 % vooropgesteld. In 2004 zaten we aan 77.000 kton CO2 en de doelstelling die we moeten halen in 2010 is 62.000 kton. We hebben nog een lange weg voor de boeg, vooral omdat de prognoses nog wijzen op een stijging in plaats van op een daling op korte termijn. De overheid wil de reductie bewerkstelligen bij die groepen, die verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de CO2-uitstoot: de huishoudens, de energiesector en de industrie. Om de kloof tussen de doelstellingen en de reële emissies van CO2 te dichten, heeft Vlaanderen een Vlaams Klimaatsbeleidsplan (VKP) opgemaakt. Om dit plan te verwezenlijken kan de Vlaamse overheid verschillende beleidsinstrumenten inzetten die zowel de CO2-emissie aan de bron als het energieverbruik verminderen. Totale CO2-emissie = CO2-emissie aan de bron x energieverbruik De mogelijkheden om CO2 te reduceren aan de bron bestaan (vb. windenergie, zonne-energie, warmtekrachtcentrales,…), maar ze zijn beperkt. Ook kernenergie biedt mogelijkheden om een CO2-reductie te bekomen, maar heeft dan weer andere nadelen. De reductie zal dus vooral moeten komen door een vermindering van het energieverbruik. Rationeel energiegebruik is de boodschap! Om onze Kyoto-doelstellingen te behalen werkte de Vlaamse overheid een aantal acties om minder energie te verbruiken. Specifiek voor de sector Industrie voorziet de overheid in een aanpassing van de milieureglementering (wettelijke verplichtingen voor processen, installaties en gebouwen) en in het afsluiten van convenanten (vrijwillige overeenkomsten). Daarnaast houdt de overheid een fiscale stok achter de deur om de CO2-emissie te doen dalen: de CO2-taks. Als de doelstelling voor 2010 dan nog niet binnen handbereik is, kunnen we nog altijd emissierechten verhandelen met het buitenland. Ter ondersteuning van de industrie voorziet de overheid een aantal directe (vernieuwde ecologiesteun, fiscale aftrek, adviescheques,…) en indirecte (via de elektriciteitsnetbeheerders) steunmaatregelen. TIP Meer info over de Vlaamse acties in het kader van het Vlaamse Klimaatsbeleidsplan: raadpleeg hoofdstuk 6, punt 6.1. TIP Meer info over de steunmaatregelen op Vlaams en federaal niveau en de acties van de distributienetbeheerders: raadpleeg hoofdstuk 5. Steek WATT in je zak 07
  • 9. 1.1.2. Energiemarkt na de vrijmaking Vroeger was de band tussen u en uw elektriciteits- of gasleverancier een band voor het leven. Een gearrangeerd huwelijk, waar niemand zich echt vragen bij stelde. Die tijden zijn voorbij. Met de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt in Vlaanderen kan u zelf kiezen waar u uw energie vandaan haalt. Sinds 1 juli 2003 is de elektriciteits- en gasmarkt in het Vlaamse Gewest volledig vrijgemaakt. De vroegere energiemarkt, waarin de intercommunales/netbeheerders zowel voor de levering van de energie als het beheer van het distributienetwerk zorgden, ligt nu al een tijdje achter ons. In de vrije markt zijn beide activiteiten strikt gescheiden. Aan de ene kant zijn er de netbeheerders die het distributienet uitbaten, onderhouden en ontwikkelen. De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (kortweg VREG) wijst deze netbeheerders aan voor een periode van 12 jaar. Het beheer van het distributienet blijft een monopolieactiviteit. Dit laat toe, het bestaande net zo efficiënt mogelijk te gebruiken en voorkomt dat verschillende elektriciteits- en gasnetten naast elkaar zouden bestaan, zoals in de telecomsector wel het geval was. Aan de andere kant is de levering of de verkoop van elektriciteit en gas in de vrijgemaakte markt een concurrentiële activiteit. In tegen- stelling tot vroeger, kunt u dus kiezen tussen diverse leveranciers, onder andere op basis van de prijs en de kwaliteit van dienstverlening. De bevoegdheden van de VREG zijn beperkt door de Vlaamse energiebevoegdheid. De VREG zorgt voor een efficiënte organisatie en werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt. Ze wijst de netbeheerders aan en reikt leveringsvergunningen uit aan de lever- anciers. Daarnaast geeft ze adviezen aan de Vlaamse overheid om de organisatie en de werking van de energiemarkt te optimaliseren. Het Vlaamse gewest blijft ook aandacht schenken aan de bevordering van het rationele energiegebruik en de promotie van hernieuw- bare energiebronnen. Dergelijke, belangrijke elementen mogen door de vrije markt zeker niet in het gedrang komen. De elektriciteits- en aardgasprijs in de vrijgemaakte markt Als vrije afnemer heeft u een leverancier en een netbeheerder. Uw leverancier levert u elektriciteit en/of aardgas, uw netbeheerder stelt zijn distributienet ter beschikking om deze energie te vervoeren tot bij u op het bedrijf. Beiden hebben recht op een vergoeding voor hun prestaties. Toch krijgt u net zoals vroeger, maar een factuur. De vergoeding van de netbeheerder is een onderdeel van de elektriciteits- en aardgasprijs die de leverancier u aanrekent op uw factuur. De leverancier stort deze vergoeding door naar de betrokken netbeheerder. TIP Meer info over de voordelen en andere aspecten van de vrijmaking van de elektriciteits- en gasmarkt of wil u de verschillende leveranciers voor elektriciteit en aardgas vergelijken: surf naar http://www.vreg.be 1.2. Wat is rationeel energiegebruik? 1.2.1. Inleiding Rationeel EnergieGebruik, kortweg REG, is een onderdeel van een beleid van duurzame ontwikkeling. REG tracht dit te doen door enerzijds minder energie te gebruiken en anderzijds over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen. Economische groei op lange termijn is enkel houdbaar wanneer we rekening houden met de draagkracht van het milieu en de eindigheid van de fossiele brandstoffen aardolie, aardgas en steenkool. REG = energieverspilling, waar mogelijk, elimineren met behoud (of verbetering) van prestatie, veiligheid en comfort 1.2.2. Primair energiegebruik Om de verschillende energievormen met elkaar te vergelijken, moet we meten met dezelfde maten. Bijgevolg dienen we steeds alles te herleiden tot primair energiegebruik. Primaire energie omvat de ingekochte brandstoffen zoals aardgas en stookolie. Voor de opwekking van ingekochte, secundaire energiedragers zoals elektriciteit is echter eveneens een hoeveelheid brandstof nodig. Ook deze hoeveelheid brandstof dienen we in rekening te brengen. Voor de omrekening van secundaire naar primaire energie, gaan we uit van een energetisch rendement van 40% voor elektriciteit en 90% voor warmte. Op bedrijfsniveau bedrijf ligt dit energetisch rendement lager door van de verliezen bij het over- brengen van de elektriciteit van de centrale naar de machines (o.a. door transport en transformeren). Steek WATT in je zak 08
  • 10. Aangezien de percentages van een elektrische centrale algemeen gelden binnen Europa in het kader van de CO2-problematiek en de benchmarkconvenanten (zie ook hoofdstuk 6, punt 6.1.1.2 Energiebeleidsovereenkomsten), gebruiken we in deze handleiding de pri- maire energetische rendementen van 40% voor elektriciteit en 90% voor warmte, om de secundaire energie naar primaire energie te berekenen. Gebruik dus steeds volgende omrekeningsfactoren bij het vergelijken van secundaire energievormen en primaire energievormen. Herleiden tot primair energiegebruik (voor een preciezer berekening van de waarden kan u gebruik maken van het “rekenblad voor de berekening van het primair energiegebruik” in bijlage 1): • Elektriciteit: 1,0 kWhe = 2,5 kWhprim (OPGELET: DE KWH VERMELD OP DE ELEKTRICITEITSFACTUUR IS STEEDS UITGEDRUKT ALS HET SECUNDAIRE VERBRUIK EN DIENT DUS OMGEREKEND NAAR PRIMAIR VERBRUIK) ∑ • Stoom: 1,0 kWhth = 1,1 kWhprim ∑ • Aardgas: 1,0 kWhB = 1,0 kWhprim ~ 0,1 m3 gas ∑ • Stookolie: 1,0 kWhB = 1,0 kWhprim ~ 0,1 liter 1.2.3. Energiekosten In de vrijgemaakte elektriciteits- en aardgasmarkt zijn het de leveranciers die de elektriciteits- en aardgasprijzen factureren aan de bedrijven, de eindafnemers. De prijs die de leveranciers aanrekenen hangt meestal af van verschillende factoren: het totale jaarlijkse verbruik van de afnemer, het aansluitvermogen, de netbeheerder, het aantal tellers,... De onderstaande tabel geeft indicatief de kostprijs voor een aantal energievormen weer. Voor de juiste energieprijzen die de leveranciers aanrekenen, kunnen we best contact opnemen met de leveranciers zelf. Zij vragen dan de nodige gegevens op en bieden een aangepaste offerte. In de tabel zien we een onderscheid tussen de energievorm die het bedrijf toegeleverd krijgt en ook direct moet betalen (energievorm direct) en de energievorm die het bedrijf zelf produceert (energievorm indirect). Energievorm Gemiddelde kostprijs (EUR/kWh)* Energievorm direct Elektriciteit hoogspanning 0,04 … 0,12 (de zogenaamde Elia klanten en klanten recht- (gemiddeld 0,07 … 0,1) streeks aangesloten op het distributienet) Elektriciteit laagspanning 0,12 … 0,17 Aardgas niet-huishoudelijk 0,012 … 0,021 gebruik Aardgas huishoudelijk gebruik 0,021 … 0,025 Stookolie 0,017 … 0,045 Energievorm indirect Warm water uit CV 1,2 ...1,4 x brandstofprijs 0,015 … 0,05 Koeling op –20°C 0,4 x elektriciteitsprijs (0,015 …) 0,03 … 0,04 (…0,07) Koeling op –40°C 0,6 x elektriciteitsprijs (0,025 …) 0,045 … 0,06 (… 0,1) Perslucht op 7 bar 5 … 7 x elektriciteitsprijs (0,2 …) 0,37 … 0,7 (… 1,2) * De elektriciteits- en aardgasprijzen die door de leveranciers aangerekend worden, bestaan uit verschillende factoren, niet altijd afhankelijk van de leverancier. Ze zijn de som van de transmissiekost, de distributiekost, de heffingen en de energiekost. Steek WATT in je zak 09
  • 11. TIP Perslucht is een zeer dure vorm van energie. Enige acties rond het persluchtverbruik leveren dan ook een mooie besparing op, want een persluchtlek van 1 mm3 kost algauw zo’n 325 EUR per jaar. Ga naar hoofdstuk 3 en bekijk onder het punt 3.6.4 de mogelijkheden om energie te besparen op een persluchtinstallatie. 1.3. Algemene principes van REG Om te komen tot rationeel energiegebruik binnen een onderneming, dienen we steeds de volgende stappen en in de onderschreven volgorde, te respecteren: Stap 1: Minimaliseer de energiebehoefte Stap 2: Maximaliseer de energierecuperatie Stap 3: Optimaliseer de energieconversie REG vergt een kritische kijk op het proces en het bedrijf, maar met gezond boerenverstand en met behulp van de onderstaande “regels van de goede huisvader” ligt REG binnen handbereik. Regel 1: Onderhoud de machines: een slecht onderhoud leidt tot een kwalitatief slecht product en een enorme energieverspilling Regel 2: Schakel uit wat niet moet werken: denk aan de verlichting overdag, afzetten van doseerunits, menglijnen, enz. Regel 3: Doe niet meer dan nodig: produceren met overbodige handelingen leidt tot een overdreven slijtage van de machines, een capaciteitsdaling en een hoger energiegebruik In hoofdstuk 3 “REG-maatregelen” bespreken we een aantal mogelijkheden van energiebesparing rond de specifieke thema’s: verlicht- ing, verwarming, koeling, bureautica en productiegerelateerde maatregelen (waaronder perslucht). TIP Wanneer u rond de specifieke thema’s aan de slag gaat, vergeet dan niet dat er voor elk van de besproken faciliteiten in hoofdstuk 3 regelgevingen bestaan die een aantal verplichtingen opleggen aan de bedrijven zoals een vergunningsplicht, periodieke keuringen en metingen. Volledigheidshalve worden de belangrijkste wettelijke verplichtingen voor elk van de faciliteiten onder hoofdstuk 6, punt 6.2 besproken. Steek WATT in je zak 10
  • 12. 2. ENERGIEBOEKHOUDING 2.1. Energieboekhouding: wat en waarom? 2.1.1. Wat is een energieboekhouding ? Een energieboekhouding volgt het energieverbruik kritisch op. De doelstelling van een energieboekhouding is immers, inzicht verwer- ven in het energieverbruik om het op te volgen en te optimaliseren. De basis voor een energieboekhouding is een analyse van het energieverbruik gedurende een representatieve en voldoende lange periode. Deze analyse is mogelijk met een systeem dat het verbruik met een vaste regelmaat registreert (wekelijks, maandelijks,…) . Dit kan handmatig, door het noteren van de meterstanden van de energiemeters in een tabel, of automatisch via energiemeters die aan een verwerkingspakket op pc (intern of bij de energieleverancier) gekoppeld zijn. Een hoogspanningsklant kan bij zijn elektriciteitsleverancier zijn verbruiksprofiel opvragen. Ook deze gegevens leveren veel informatie. Een energieboekhouding omvat naast de registratie van de verbruiken ook het kritisch opvolgen van de geregistreerde gegevens. Voorstelling van de gegevens in grafieken over een voldoende ruime periode is hiervoor het meest geschikt. In de softwarepakketten voor energieopvolging zijn steeds grafieken voorzien, voor handmatig geregistreerde gegevens kan dit vrij eenvoudig in Excel. In deze handleiding beperken we ons tot het elektriciteitsverbruik. De registratie ervan bespreken we uitvoerig met uitgewerkte voor- beelden in punt 2.2.2. Vanzelfsprekend kunnen we deze principes ook toepassen om het verbruik van andere soorten energie op te volgen (aardgas, brand- stof, …). Deze registraties gebeuren analoog maar we behandelen ze niet verder in deze handleiding. 2.1.2. Waarom een energieboekhouding bijhouden? Het regelmatig opvolgen van het energieverbruik maakt energieverbruikpatronen zichtbaar. Voordelen hiervan zijn : • U kan afwijkende verbruiken snel opsporen door het geregistreerde verbruik te vergelijken met het verbruik in vergelijkbare periodes, komen onregelmatigheden sneller aan het licht en kunnen we fouten lokaliseren. • Door het kritisch analyseren van de verbruiksgegevens kan u verbeter-mogelijkheden in kaart brengen. Hoge piekvermogens kunnen bij voorbeeld leiden tot maatregelen zoals piekuurbewaking. Bij hoog verbruik gedurende de nacht, kan u nagaan of alle toestellen die gedurende de nacht blijven opstaan, noodzakelijk zijn. • U kan de doeltreffendheid van maatregelen voor energiebesparing opvolgen. Door het energieverbruik na de maatregel te vergelijken met de vroegere verbruiken kan u de gerealiseerde energiebesparing in kaart brengen en vergelijken met de verwachte besparing. Indien het gaat om organisatorische maatregelen (vb. doven van lichten, uitschakelen van niet gebruikte toestellen, …) kan u door het opvolgen van het verbruik ook nagaan of de instructies na enkele maanden nog steeds worden opgevolgd. • U kan de gegevens gebruiken om uw medewerkers te motiveren voor energiebesparingen. Veel energiebesparingen zijn afhankelijk van de inzet van de verbruikers, bijvoorbeeld het doven van lichten of uitschakelen van niet gebruikte apparatuur. Het zichtbaar maken van de gerealiseerde besparingen overtuigt hen van het nut van de geleverde inspanningen en motiveert hen. • U krijgt een beter zicht op uw energieverbruik. Door het opvolgen van een energieboekhouding krijgt u een beter zicht op uw energieverbruik en kan u eventuele fouten in de facturatie opsporen. Bovendien kan u deze kennis gebruiken bij tariefonderhandelingen met uw elektriciteitsleverancier. • Door het opvolgen van uw elektriciteitsverbruik, gekoppeld aan productiecijfers kan u correlaties tussen elektriciteitsverbruik en productie ontdekken, waardoor u een beter zicht krijgt op de elektriciteitskosten, veroorzaakt door bepaalde niet-continue producties. Bij het in kaart brengen van uw energieverbruik merken we nogal wat begrippen uit de wereld van energie en elektriciteit. Indien u hierin niet thuis bent, kan u in bijlage 1 uitleg vinden over de meest gebruikte termen en eenheden. 2.2. Elektriciteitsverbruik in kaart brengen 2.2.1. Uw elektriciteitsinstallatie De eerste stap bij het in kaart brengen van uw energieverbruik, is de elektriciteitsinstallatie zelf. De antwoorden op volgende vragen zullen u reeds heel wat informatie geven. Hoogspanning of laagspanning ? Indien hoogspanning : - Welke transformator is aanwezig, wat is het vermogen (in kVA) van deze transformator? Opgelet : transformatoren zijn vergunningplichtig vanaf een individueel nominaal vermogen van 100 kVA – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.2 Steek WATT in je zak 11
  • 13. - Indien er een transformator aanwezig is, hoe wordt deze gekoeld? Olie, PCB-olie of luchtgekoeld? PCB-houdende toestellen zijn niet meer toegelaten tenzij u een afwijking hebt verkregen. In het laatste geval moet u bij verwijdering een strikte reglementering volgen – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.3 - Zijn er cos-phi batterijen aanwezig? Zijn deze PCB-vrij? Opgelet: PCB-houdende toestellen zijn slechts in bepaalde gevallen nog toegelaten en dienen volgens een strikte reglementering verwijderd te worden – zie hoofdstuk 6, punt 6.2.3 - Wordt de installatie regelmatig gekeurd? Zijn de laatste keuringsattesten ter beschikking? Indien laagspanning ; - Wat is het aansluitvermogen? (terug te vinden op de factuur van uw elektriciteitsleverancier) - Beschikt u over drijfkracht (380 V)? U kunt hierbij gebruik maken van de voorbeeld-steekkaart in bijlage 2. Indien u verscheidene aansluitingen hebt, moet u voor elke aansluiting een steekkaart opmaken. VOORBEELD STEEKKAART X1 Steek WATT in je zak 13
  • 14.
  • 15. 2.2.2. Registratie van elektriciteitsverbruik Een systematische en regelmatige registratie van elektriciteitsverbruik vormt de basis van een goede energieboekhouding. De voordelen van een energieboekhouding kwamen reeds eerder aan bod. Registratie van elektriciteitsverbruik gebeurt best met een vaste regelmaat, bijvoorbeeld dagelijks, wekelijks of maandelijks. Welke periodiciteit u voor uw bedrijf best hanteert, is afhankelijk van de activiteiten en het elektriciteitsverbruik. Voor kleine verbruikers met een vrij stabiel verbruikspatroon, volstaat een maandelijkse registratie. Voor grotere verbruikers kan een wekelijkse of zelfs dagelijkse registratie aangewezen zijn. Voor verbruikers met een stabiel verbruikspatroon geeft het bijhouden van een tabel met de verbruiksgegevens voldoende informatie. Visuele voorstelling van de gegevens in een grafiek, maakt het eenvoudiger om afwijkingen vast te stellen en eventuele acties op te volgen. In de volgende hoofdstukken bespreken we met enkele voorbeelden hoe een dergelijke registratie kan gebeuren. U kan bij de bijlagen een excel-file downloaden om direct te gebruiken of eventueel aan uw eigen behoeften aan te passen. Verbruikers met een sterk wisselend verbruikspatroon zullen uit deze eenvoudige tabellen niet voldoende informatie halen. Voor deze bedrijven bestaat een gamma softwarepakketten om hun elektriciteitsverbruik op te volgen. De mogelijkheden hiervan bespreken we verder. Ook bedrijven die een sterk wisselend piekvermogen hebben en aan piekvermogenbeheer – zie hoofdstuk 3, punt 3.6.2 - willen doen, zijn wellicht gebaat met een softwarepakket. Om te beoordelen of een dergelijk pakket interessant is, maakt u een afweging tussen de kosten voor het pakket en de bijkomende informatie die u erdoor verkrijgt. Bij de beoordeling van de kosten houdt u niet alleen rekening met de aankoop- of abonnementskosten voor het pakket, maar ook met de noodzakelijke aanpassingen aan de elektriciteits- of andere meters, de kosten voor het invoeren van gegevens, de eventuele kosten voor aanpassingen (updates) of technische bijstand, …. De meeste van de aangeboden pakketten kunnen naast het elektriciteitsverbruik ook het aardgasverbruik en stookolieverbruik opvol- gen, waardoor u een volledige energieboekhouding kunt voeren. Onder het punt 2.2.3 vindt u meer informatie over deze pakketten. 2.2.2.1. Registratie van het elektriciteitsverbruik voor laagspanningsverbruikers Registratie van het elektriciteitsverbruik op basis van meterstanden Het regelmatig aflezen van de elektriciteitsmeters en het noteren van deze gegevens in een tabel, geeft veel informatie over het verloop van het elektriciteitsverbruik. Bij het noteren van de meterstanden is het belangrijk, de periodiciteit te respecteren. U kan bijvoorbeeld telkens de eerste werkdag van de maand de meterstanden noteren. TIP Noteer dit als taak in uw elektronische of papieren agenda! De meterstanden noteert u vervolgens in een tabel, samen met de datum van de opname. Om een correcte vergelijking te maken tussen de verschillende maanden kan u rekening houden met het aantal werkdagen in de afgelopen periode en het gemiddeld verbruik per werkdag berekenen. U kan het elektriciteitsverbruik ook koppelen aan productiegegevens en in plaats van ‘aantal werkdagen’, ‘productieaantallen’ als refer- entie gebruiken. Hieronder staat een voorbeeld gegeven van een dergelijke opvolgingstabel voor maandelijkse registratie van de meterstanden. U kan dit formulier – opgemaakt in Excel - downloaden bij de bijlagen. Gebruik van de excel-file voor het registreren van elektriciteitsverbruik per maand Deze file kan als basis dienen voor uw registraties. U kan deze file aanpassen aan de eigen behoeften van uw bedrijf. Let op: indien u meer aansluitingen hebt, kan u een afzonderlijke registratie starten voor elk van de meters (bijvoorbeeld dag en nacht- meter). U kan elk afzonderlijk verbruik samentellen zodat u een overzicht hebt van het totale verbruik. Opbouw van de file De file bevat een afzonderlijk tabblad voor 5 jaren (2002 –2006) en een tabblad met grafieken. U kan de tabbladen aanpassen om ook de gegevens van andere jaren te noteren. U kan het jaartal gewoon vervangen in het vak J7, waardoor alle vermeldingen van jaartallen aangepast worden. U kan dan ook de naam van het tabblad wijzigen (op de tab – rechtermuisklik – naam wijzigen – nieuw jaartal intypen). De grafieken worden automatisch opgemaakt bij het invullen van de gegevens. Steek WATT in je zak 14
  • 16. INVULLEN VAN DE GEGEVENS De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen. Enkel in de witte vakken dienen gegevens ingevuld te worden. In de 2de kolom (datum opname begin maand) vult u de datum van de eerste meteropname voor januari in. Voor de volgende maanden wordt telkens de datum van de meteropname op het einde van de vorige maand overgenomen. In de 3de kolom (datum opname einde maand) vermeldt u de datum van de meteropname op het einde van de maand. In de 4de kolom (meterstand begin maand) vult u voor de maand januari de meterstand van het begin van de maand in. Voor de andere maanden wordt telkens de meterstand van het einde van de vorige maand overgenomen. In de 5de kolom (meterstand einde maand) vult u telkens de meterstand op het einde van de maand in. In de 6de kolom ( jaartal Verbruik per maand (kWh)) wordt het verbruik automatisch berekend door het verschil te maken tussen de meterstand op het einde van de maand en bij het begin van de maand. In de 7de kolom (aantal gewerkte dagen) vult u het aantal werkdagen in voor de periode tussen de twee meteropnames (dag van de laatste meteropname inbegrepen). U kan in deze kolom ook een andere parameter invoeren, zoals bijvoorbeeld productiehoeveel- heden. Let wel op dat de gebruikte parameter een eenduidig verband heeft met het energieverbruik. In de 8ste kolom (jaartal Verbruik / werkdag (kWh)) wordt het gemiddeld verbruik per werkdag voor de betreffende periode berekend. In de 9de kolom (jaartal Kost per maand in euro) kan u de kost voor de betreffende periode noteren. Indien u slechts jaarlijks een afrekeningfactuur krijgt, kan u op basis van deze afrekeningfactuur de totale kost per kWh berekenen en deze kost vermenigvuldigen met het totale verbruik voor de betreffende periode. Dit kan u slechts berekenen na afloop van de facturatieperiode. U kan natuurlijk van tevoren de berekeningen uitvoeren met de kostprijs per kWh van de vorige facturatieperiode en de gegevens updaten na ontvangst van de factuur. In de 10de kolom (Opmerkingen) hebt u de mogelijkheid om abnormale omstandigheden of nieuwigheden te noteren. Voorbeeld: plaatsing van een nieuwe installatie, storing van de airco-installatie, vervanging van installatie, in werking treding van een REG-maatregel,… Steek WATT in je zak 15
  • 17. Volgende grafieken worden dan automatisch aangemaakt : - Verbruik per maand - Gemiddeld verbruik per werkdag - Elektriciteitskost / maand UW VERBRUIK REGISTREREN OP BASIS VAN FACTUREN * Verbruik opvolgen op basis van jaarlijkse afrekeningen Indien u slechts jaarlijks een afrekening ontvangt waarop ook meterstanden zijn vermeld, zal u hieruit weinig informatie halen. U kan dan enkel een gemiddeld maandelijks verbruik over het volledige jaar bepalen. De maandelijkse of driemaandelijkse voorschotfacturen die u ontvangt, zijn berekend op basis van het verbruik van het vorige jaren en bevatten geen informatie over de huidige verbruiken. We raden u dan ook aan om minimaal maandelijks de meterstanden op te nemen en te registreren zodat u een beter zicht krijgt op de schommelingen in het verbruik . Verbruiksgegevens op basis van jaarlijkse afrekeningen uit het recente verleden (1 tot 2 jaar) kunnen u evenwel nuttige informatie geven en als vergelijkingsbasis dienen voor de geregistreerde gegevens. Indien u niet de beschikking hebt over maandelijkse registraties van meterstanden van de vorige jaren, kan u in elk geval op basis van de elektriciteitsfacturen een gemiddeld maandelijks verbruik voor deze periode bepalen. U kan deze informatie invoeren in de Excel-file voor opvolging van de maandelijkse meteropnames. De kolommen 2 tot en met 5 (data en meterstanden) blijven dan blanco. In kolom 6 (verbruik per maand in kW) voert u het gemiddeld maandelijks verbruik over de facturatieperiode in. * Verbruik opvolgen op basis van maandelijkse afrekeningsfacturen Indien u maandelijks een factuur ontvangst met vermelding van meterstanden kan u deze gegevens invoeren in de Excel-file voor reg- istratie van de maandelijkse meteropnames. TIP Bij laagspanning bepaalt het aansluitvermogen het maximale vermogen dat u kan afnemen. Indien u meer vermogen afneemt, zal de zekering springen. Indien u uw machinepark uitbreidt, kan het dus nodig zijn om het aansluitvermogen te laten verhogen. Ga echter eerst na of de stroombanen gelijkmatig verdeeld zijn over de drie fasen. Misschien kan u door een gelijkmatige verdeling vermijden dat u een verzwaring van het aansluitvermogen moet vragen en kan u besparen op uw elektriciteitskost. Voor het aansluitvermogen wordt immers een vaste vergoeding per maand aangerekend. Steek WATT in je zak 16
  • 18. 2.2.2.2. Registratie van energieverbruik voor hoogspanningsverbruikers Voor hoogspanningsverbruikers geeft het aflezen van de meterstand slechts een deel van de informatie. De waarde van cos-phi en het kwartiervermogen (piekvermogen) kan u immers niet op de meters aflezen. In bijlage 1 vindt u een omschrijving van een aantal vaak gebruikte termen, zoals cos phi en piekvermogen. Indien u van uw elektriciteitsleverancier maandelijks afrekeningfacturen ontvangt, kan u deze gegevens gebruiken om uw elek- triciteitsverbruik op te volgen. Volgende gegevens zal u op uw factuur terugvinden : - verbruik normale uren (in kWhnu) - verbruik stille uren (in kWhsu) - reactief verbruik (in kVAhr), eventueel opgesplitst naar inductief en capacitief verbruik - cos phi - kwartiervermogen (in kW) of piekvermogen - maximale kwartuurpiek (in kW, soms ook opgedeeld in een piekvermogen tijdens de stille uren en een piekvermogen tijdens de normale uren) Deze gegevens kan u opvolgen in een Excel werkblad. U kan in bijlage een excelwerkblad downloaden waarin u deze gegevens over een periode van vijf jaar kan invullen. De file bevat afzonderlijke tabbladen voor 5 jaren (2002 –2006) en drie tabbladen met grafieken. Het tabblad Tabellen dient enkel om de grafieken op te maken – u hoeft hierin niets in te vullen. De grafieken worden automatisch opgemaakt bij het invullen van de gegevens. U kan de tabbladen aanpassen om ook de gegevens van andere jaren te noteren. U kan het jaartal gewoon vervangen in het vak J7, waardoor alle vermeldingen van jaartallen aangepast worden. U kan dan ook de naam van het tabblad wijzigen (op de tab – rechtermuisklik – naam wijzigen – nieuw jaartal intypen). Invullen van de gegevens De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen. Enkel in de witte vakken dienen gegevens ingevuld te worden. In de 2de kolom (jaartal verbruik Normale uren (kWh nu) komt het verbruik gedurende de normale uren (op de factuur vermeld als verbruik normale uren of verbruik dag) In de 3de kolom (jaartal verbruik stille uren (kWh su) komt het verbruik gedurende de stille uren (nacht – weekend), op de factuur ver- meld als verbruik stille uren, verbruik nacht of verbruik weekend. In de 4de kolom (jaartal Totaal verbruik) komt het totale elektriciteitsverbruik, berekend door de som te maken van kolom 2 en kolom 3 In de 5de kolom (Aantal werkdagen) vult u het aantal werkdagen in voor de periode tussen de twee meteropnames (dag van de laatste meteropname inbegrepen). Steek WATT in je zak 17
  • 19. U kan in deze kolom ook een andere parameter invoeren, zoals bijvoorbeeld productiehoeveelheden. Let wel op dat de gebruikte parameter een eenduidig verband heeft met het energieverbruik. In de 6de kolom ( jaartal Verbruik per werkdag normale uren) komt het verbruik per werkdag voor de normale uren automatisch, berek- end door het verbruik normale uren te delen door het aantal werkdagen. In de 7de kolom ( jaartal Verbruik per werkdag stille uren) komt het verbruik per werkdag voor de stille uren, automatisch berekend door het verbruik stille uren te delen door het aantal werkdagen. In de 8ste kolom (jaartal totaal verbruik per werkdag) wordt het verbruik automatisch berekend door het totaal verbruik te delen door het aantal werkdagen. In de 9de kolom (cos phi) vult u de cos phi waarde in. In de 10de kolom (maximaal vermogen) noteert u het piekvermogen. In de 11de kolom (Opmerkingen) hebt u de mogelijkheid om abnormale omstandigheden of nieuwigheden te noteren. Voorbeeld: plaatsing van een nieuwe installatie, storing van de airco-installatie, vervanging van installatie, inwerkingtreding van een REG-maatregel, … Volgende grafieken worden automatisch aangemaakt : - verbruik normale uren - verbruik stille uren - totaal verbruik - gemiddeld verbruik per werkdag - Overzicht elektriciteitsverbruik (tab overzicht – grafieken) - Overzicht cos phi (tab grafieken – cos phi –piekv) - Overzicht piekvermogens (tab grafieken – cos phi –piekv) Steek WATT in je zak 18
  • 20. 2.2.3. Opvolging van het hoogspanningsverbruik met behulp van softwareprogramma’s Er bestaat een heel gamma softwareprogramma’s voor opvolging van energiegebruik, zowel aangeboden door elektriciteitsleveranciers als door softwareleveranciers. Met behulp van deze softwaretoepassingen kan u uw (hoogspannings)verbruik opvolgen en er een beter inzicht in krijgen. Voor laagspanning zijn deze toepassingen niet geschikt. Beter inzicht in uw elektriciteitsverbruik laat u toe om uw verbruik bij te sturen en een efficiënt energiebeleid uit te werken. De aangeboden softwaretoepassingen variëren van zeer eenvoudige toepassingen die slechts toelaten het elektriciteitsverbruik uit het verleden op te volgen, tot toepassingen waarmee u het verbruik onmiddellijk (in real time) kan opvolgen en waaraan u besturingssyste- men kan koppelen, bijvoorbeeld in het kader van piekbeheer (zie hoofdstuk 3, punt 3.6.2). Er is een onderscheid tussen de verschillende systemen, zowel op niveau van de dataregistratie, van de dataverwerking als van de beschikbare gegevens. Dataregistratie : - telemetriesystemen, die via dataloggers die pulsen ontvangen van de energiemeters, automatisch de meetgegevens inlezen - systemen met manuele ingave waarbij de gebruiker zelf de meterstanden ingeeft in de software. Dataverwerking : - internetsystemen, waarbij de software en de databank op een internetserver zijn geplaatst en de gebruiker zijn gegevens invoert en opvraagt via het internet. Let hierbij op dat het systeem werkt met een beveiligde internetverbinding en een persoonlijk paswoord. - systemen die geïnstalleerd zijn op lokale PC's. Beschikbare gegevens - systemen waarbij u kan beschikken over uw verbruiksgegevens uit het verleden. Meestal zijn de gegevens beschikbaar na een dag. U kan dus telkens de gegevens tot en met de vorige dag bekijken. - Real-time systemen waarbij u de onmiddellijke verbruiksgegevens kan zien, naast de verbruiksgegevens uit het verleden Bij de keuze van een softwaretoepassing kan u zich laten leiden door volgende aandachtspunten : - Is de softwaretoepassing gratis of dient u hiervoor een abonnement of een eenmalige kost te betalen? - Indien u het softwarepakket dient aan te kopen, wat kosten updates van het programma? - Is een aanpassing van uw elektriciteitsmeter(s) nodig en hoeveel kost deze aanpassing? - Draait de toepassing op uw pc’s (let op voor oudere besturingssystemen)? - Kan u in het systeem op een eenvoudige manier rapporten en grafieken opvragen? - Kan u gedetailleerde verbruiksgegevens opvragen, bijvoorbeeld tot op 15 minuten? - Kan u de tabellen en grafieken op een eenvoudige wijze kopiëren of exporteren zodat u deze kan gebruiken in een presentatie of eigen verslagen? - Is de invoer van gegevens niet te omslachtig? - Kan u terecht bij een helpdesk indien u vragen hebt? - Kan u andere verbruik opvolgen binnen hetzelfde pakket (vb. aardgas, water, stookolie, …) Contacteer uw energieleverancier of uw installateur voor een overzicht van de mogelijkheden. 2.3. REG-mogelijkheden in kaart brengen 2.3.1. Principes Om te weten waar u energie kan besparen, is het belangrijk inzicht te hebben in de verdeling van het elektriciteitsverbruik over de ver- schillende installaties en toestellen in uw bedrijf. Meestal denkt men de grootste verbruikers wel te kennen, maar het opstellen van een verbruikerslijst kan soms tot verrassende vast- stellingen leiden. Een inventaris van elektrische toestellen en hun verbruik verstrekt inzicht in de verdeling van het elektrische verbruik. Ideaal zou zij als u het energieverbruik van elke installatie over een voldoende lange periode zou kunnen meten zodat u het gemid- delde verbruik van elk van deze installaties kent. Voor belangrijke energieverbruikers kan u overwegen afzonderlijke meters te plaatsen of kan u het verbruik gedurende een periode laten opvolgen. U kan het verbruik van individuele toestellen gedurende een korte periode opvolgen door het gebruik van een energiemeter. Deze energiemeters zijn te koop in de vakhandel of bij uw installateur. Meestal bestaat ook de mogelijkheid om energiemeters te ontlenen voor een korte periode. Voor de meeste installaties is het plaatsen van extra meters moeilijk en wegen de kosten en inspanningen niet op tegen de te verwachten informatie. In dat geval kunnen we het verbruik theoretisch berekenen. Hou er echter rekening mee dat deze theoretische berekeningen slechts indicaties zijn en zeker geen exacte gegevens zijn. We splitsen de werkwijze op in drie delen : het machinepark, de verlichting en het kantoor (bureautica). Als voorbeeld nemen we de inventaris van het bedrijf WATT-test, een klein bedrijf met 20 werknemers met als activiteit machinebouw. In de bijlage vindt u een excel-werkblad dat als basis kan dienen voor de berekeningen voor uw eigen bedrijf. Steek WATT in je zak 19
  • 21. 2.3.1.1. Machinepark Waarschijnlijk is in uw bedrijf reeds een lijst aanwezig van machines en hun geïnstalleerde vermogens. Deze lijst is immers nodig in het kader van een milieuvergunningsaanvraag of een aangifte van de bedrijfsactiviteit. Indien dergelijke lijst niet ter beschikking is kan u het vermogen terugvinden in de technische informatie van de machine of op het zil- verkleurige plaatje met technische gegevens op de machine. Voorbeeld inventaris machinepark Inventaris machinepark WATT-test Machine nummer Omschrijving machine Geïnstalleerd vermogen M1 Draaibank 0.75 kW M2 Draaibank 1.00 kW M3 Plooibank 7.50 kW M4 Lasinstallatie halfautomaat 0.50 kW M5 Kolomboor 1.50 kW M6 Zaagmachine 0.75 kW M7 Freesmachine 0.90 kW M8 Plaatschaar 7.80 kW M9 Compressor 25 kW M10 Verwarming 50 kW Theoretisch zouden we het verbruik van elke installatie kunnen bepalen door het geïnstalleerde vermogen te vermenigvuldigen met het aantal draaiuren. Indien we dit theoretische vermogen zouden vergelijken met het werkelijk afgenomen vermogen, zouden we echter merken dat dit veel te hoog is. Dit is eenvoudig te verklaren. Een machine neemt niet steeds het maximale, geïnstalleerde, vermogen op. Het werkelijk opgenomen ver- mogen is namelijk afhankelijk van de belasting van de motor. Vooral bij mechanisch toepassingen kan het werkelijk afgenomen vermo- gen merkelijk lager zijn dan het geïnstalleerde vermogen. Voor verlichting wordt het geïnstalleerde vermogen volledig benut gedurende de branduren. Bij compressoren en verwarming wordt het geïnstalleerde vermogen enkel volledig benut tijdens de draaiuren, tenzij de compressor voorzien is van een toerentalregeling. In de berekening moet u dus rekening houden met een benuttingfactor, afhankelijk van het soort installatie. Deze factor ligt steeds tussen 0 en 1. Het inschatten van deze benuttingfactor is niet eenvoudig en kan enkel een raming zijn. In elk geval dient u op het einde van alle berekeningen het berekende verbruik te vergelijken met het werkelijke verbruik. Op basis van deze vergelijking kan u de benuttingfactoren nog aanpassen zodat het berekende en het werkelijke verbruik in overeenstemming zijn. In de bijlage kan u een excel-file downloaden die als basis kan dienen voor de inventarisatie. U kan deze file aanpassen aan de behoeften van uw bedrijf. U kan de lijst vereenvoudigen door een aantal machines samen te vermelden. U kan bijvoorbeeld alle machines van de onderhoud- safdeling of alle machines van een productielijn op een lijn vermelden, op voorwaarde dat het aantal draaiuren en de benuttingfactor ongeveer gelijk zijn. Steek WATT in je zak 20
  • 22. OPBOUW VAN DE FILE De file bevat 4 tabbladen: een tabblad voor het machinepark, een voor de verlichting, een voor de kantoortoestellen en een samenvat- ting. De oranje gekleurde vlakken bevatten formules. U moet deze niet aanpassen. Enkel in de witte vakken komen gegevens. Invullen van de gegevens In de tabel worden volgende zaken ingevuld : - Interne code of machinenummer - Naam of omschrijving machine - Geïnstalleerd vermogen - Draaiuren per dag voor de betreffende machine - Werkdagen per jaar voor de betreffende machine - Benuttingfactor: factor tussen 0 en 1 De laatste kolom (verbruik per jaar) berekenen we op basis van de ingevulde gegevens. Het verbruik per jaar bekomen we door het geïnstalleerde vermogen te vermenigvuldigen met de draaiuren per dag, het aantal werkdagen per jaar en de benuttingfactor. Bij de berekening maken we gebruik van een aantal geschatte waarden. De benuttingfactor is in elk geval reeds een raming en veel bedrijven zullen ook een schatting van het aantal draaiuren moeten maken. Indien het aantal draaiuren van de verschillende machines niet bekend is, kunnen sommige bedrijven dit wellicht inschatten op basis van productiegegevens . Het aantal productie-eenheden per uur voor een bepaalde installatie geeft een indicatie van het aantal draaiuren, nodig voor een pro- ductie-eenheid (of honderd eenheden) zodat op basis van het aantal geproduceerde eenheden per jaar een raming kan gemaakt wor- den van het aantal draaiuren). Het berekende verbruik is in elk geval slechts een indicatie van het werkelijke verbruik. Indien voor bepaalde installaties een werkelijk gemeten verbruik beschikbaar is kan dit rechtstreeks in de laatste kolom ingevuld worden. Steek WATT in je zak 21
  • 23. 2.3.1.2.Verlichting Het opstellen van een inventaris van de verlichting vindt best plaats per afdeling of per lokaal. Net zoals voor het opstellen van de inventaris van het machinepark stellen we een tabel op met de geïnstalleerde vermogens en de branduren. Invullen van de gegevens Per lokaal of afdeling vullen we het aantal lampen, het type en het vermogen per lamp in. Voor het aantal branduren maken we een schatting. Indien in een afdeling of lokaal verschillende types lampen gebruikt, nemen we een lijn per type lamp. Opgelet: vergeet het vermogen van de ballast niet in te vullen bij TL-lampen! Deze kolom vullen we niet in voor gloeilampen en halo- geenlampen. Het totaal vermogen berekenen we door het aantal lampen te vermenigvuldigen met de som van het vermogen van de lamp en de ballast, en dit te delen door 1000. Het vermogen van lampen is immers uitgedrukt in W. Bij het berekenen van het totale vermogen in kW dient u dus te delen door 1000. Het verbruik per jaar berekenen we door het totale vermogen te vermenigvuldigen met het aantal branduren per dag en het aantal werkdagen per jaar. 2.3.1.3. Kantoortoestellen U kan een vergelijkbare inventaris maken van het kantoormateriaal (PC’s, printers, kopiers, …) met de werkelijke vermogens voor elk van de toestellen. Een gedetailleerde inventaris van het verbruik van kantoormateriaal is echter enkel interessant als het elektriciteitsverbruik door kan- toortoestellen een groot gedeelte uitmaakt van uw totaal verbruik. In het andere geval kunt u een raming maken van het verbruik aan de hand van een aantal richtwaarden voor kantoorapparatuur. Vermogen Vermogen Toestel bij actief verbruik (in Watt) in stand-by ( in Watt) PC 40 20-30 Scherm (CRT) 80 10-15 Flatscreen 15-30 Laserprinter 90-130 20-30 Kopieertoestel 120-1000 30-250 Faxtoestel 30-40 10 Drankautomaat 350-700 300 Steek WATT in je zak 22
  • 24. Invullen van de gegevens Per lokaal of afdeling inventariseren we de kantoortoestellen met gelijk of ongeveer gelijk vermogen. Voor het vermogen kunnen we werkelijke vermogens of richtwaarden gebruiken. Het aantal uren zullen we waarschijnlijk moeten schatten. De vermogens voeren we in Watt in. Het totale verbruik berekenen we door het aantal toestellen te vermenigvuldigen met het vermogen per toestel, het aantal activiteit- suren per dag en het aantal werkdagen per jaar en te delen door 1000 (omrekening naar kW). In het tabbladsamenvatting staat dan het overzicht van de energiegebruikers. Het totaal berekende verbruik kunnen we dan vergelijken met het werkelijke energiegebruik op jaarbasis. Indien er een groot verschil is tussen het berekende en het werkelijke energiegebruik, dienen we te concluderen dat een aantal van onze ramingen niet correct waren. We kunnen dan bijvoorbeeld de benuttingfactor voor een aantal installaties aanpassen zodat het berekende verbruik beter in overeenstemming is met het werkelijke elektriciteitsverbruik. Houd er steeds rekening mee dat deze inventarisatie slechts een indicatie is en enkel de bedoeling heeft de grootste energieverbruikers te identificeren en de mogelijkheden voor energiebesparende maatregelen in kaart te brengen. In hoofdstuk 3 vindt u een overzicht van de energiebesparende maatregelen (REG-maatregelen) voor verschillende toepassingen. Op basis van het overzicht van de verbruikers en de REG-mogelijkheden voor de verschillende toepassingen kunnen we dan een REG- actieplan uitgewerken, rekening houdend met de benodigde investering en terugverdientijd. Maatregelen, die invloed hebben op de grootste verbruikers en maatregelen met beperkte investeringen (bvb. organisatorische maatregelen), hebben hierbij vanzelfsprekend voorrang. Voor het voorbeeldbedrijf Watt-test kunnen we concluderen dat REG-maatregelen voor het machinepark en de verlichting het meest aangewezen zijn. Hiernaast kunnen we ook een aantal organisatorische maatregelen zoals het doven van lichten en het uitschakelen van computers en kopieertoestellen bij afwezigheid doorvoeren. Steek WATT in je zak 23
  • 25. 3. REG-MAATREGELEN 3.1. Inleiding Dit hoofdstuk concentreert zich op breed toegepaste mogelijkheden van energiebesparing bij energie-intensieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op technische maatregelen. De informatie in dit hoofdstuk richt zich niet op toepassingen of maatregelen die speci- fiek zijn voor een bepaalde bedrijfstak. Ze probeert een globaal overzicht te geven van mogelijke REG-maatregelen. Naast het toepassen van bovengenoemde technische maatregelen is natuurlijk ook het sensibiliseren van de medewerkers rond zuinig energieverbruik heel belangrijk om tot effectieve energiebesparing te komen. Energiezorg omvat immers maatregelen op het vlak van communicatie, gedrag en techniek. 3.2. Verlichting Verlichting is in vele gevallen een grote energieverbruiker. In kantoren gaat gemiddeld 50% van het elektriciteitsverbruik naar verlicht- ing; in montagehallen en magazijnen loopt het verbruik van verlichting vaak op tot 70 à 90% van het totale verbruik. Dankzij moderne verlichtingstechnieken zoals hoogfrequente TL-lampen en elektronische voorschakelapparatuur kan het energiegebruik van de meeste verlichting drastisch worden teruggeschroefd. Ook daglichtgestuurde regelingen en schakelingen in zones kunnen een grote energiewinst opleveren. De verlichtingssterkte heeft een belangrijke invloed hebben op het energieverbruik. Het is dus noodzakelijk een juiste keuze van ver- lichtingsterkte te maken. Onderstaande tabel geeft de standaard verlichtingsterktes weer: Aard van de verlichting typering van de taak verlichtingsterkte (lux*) Voorbeelden Oriëntatieverlichting (geen of Waarnemen van grote objecten incidentieel gebruik als 50 Opslagruimte, parkeergarage en beweging van personen werkruimte) Waarnemen van zeer grove 100 Gang, trappenhuis details Werkverlichting (permanent Constructiewerk, smederij, mag- Waarnemen van grove details 200 gebruik als werkruimte) azijn Lezen, schrijven en waarnemen van vergelijkbare details en con- 400 Kantoor, leslokaal trasten Waarnemen van kleinere details 800 Tekenkamer, fijn montagewerk en zwakkere contrasten Waarnemen van zeer fijne Precisiewerk, kadastraal tekenen, Speciale werkverlichting details en zwakke contrasten op 1.600 fijn inspectiewerk donkere achtergrond Waarnemen aan de grens van Microminiaturisatie, operati- >3.200 het gezichtsvermogen etafel Tabel: Standaard verlichtingssterktes *verlichtingssterkte (lux) = lichthoeveelheid per oppervlakte-eenheid (1 lx = 1 lm/m_) 3.2.1. Binnenverlichting Eerst en vooral moeten we nagaan op welke plaatsen en in welke mate licht noodzakelijk is. Het verlichtingsniveau is immers afhanke- lijk van de werkzaamheden die in de ruimte gebeuren. TIP Gloeilampen mogen dan wel spotgoedkoop zijn en een aangenaam licht geven, toch produceren ze hoofdzakelijk warmte. Vervang daarom gloeilampen door spaarlampen. Dit levert een elektriciteitsbesparing op van 75% à 80%. De meeste spaarlampen passen in dezelfde fittings en armaturen als voor gloeilampen Spaarlampen zijn in feite kleine, gebogen TL-buisjes met in de voet een ingebouwd voorschakelapparaat. Ze gebruiken veel minder energie dan gloeilampen en kunnen in gewone armaturen gebruikt worden. Tegenwoordig hebben spaarlampen vaak dezelfde afmetingen en dezelfde lichtkleur als gloeilampen. Verder zijn er nu elektronische spaarlampen te koop die binnen een halve seconde zonder flikkeren opstarten en binnen 100 seconden 90% van de lichtsterkte bereiken. Dit verhoogt het comfort. Ze kunnen zonder bezwaar vaak in- en uitgeschakeld worden. Regelmatig aan en uit doen van TL- en spaarlampen kost geen extra energie. Het kan wat extra slijtage geven. Vuistregel: verlaat u een ruimte voor langer dan 3 minuten, dan loont het de lamp uit te doen. Wilt u een gloeilamp vervangen door een spaarlamp, deel dan het vermogen van de gloeilamp (Watt) door vier. Steek WATT in je zak 23
  • 26. Bron: Verlichting, Gedis 2004. Praktijkvoorbeeld Een spaarlamp kost gemiddeld 7 euro en een gloeilamp 0,90 euro. Een spaarlamp is in aanschaf dus duurder dan een gloeilamp. Maar die extra kosten verdient u in een jaar weer terug. Op de lange duur zijn spaarlampen erg voordelig. Dat komt door de lage energiekosten en de lange levensduur. Een spaarlamp van 15 Watt geeft net zo veel licht als een gloeilamp van 60 Watt. De spaarlamp verbruikt per jaar (uitgaande van 1000 branduren) 15 kWh elektriciteit, de gloeilamp 60 kWh. Dat is een besparing 45 kWh, ofwel van 7,65. Binnen een jaar heeft u de aanschafprijs van de spaarlamp er dus al uit. Vanaf dat moment gaat u verdienen op de spaarlamp. Een goede spaarlamp brandt gemiddeld 10.000 uren, dat is ongeveer tien keer langer dan een gloeilamp (1000 branduren). In die 10.000 branduren betaalt u maar enmaal de aanschafkosten van een spaarlamp ( 7 ) en voor de gloeilamp doet u dat tien keer (10 X 0,909 ). TIP De lichtopbrengst per armatuur (lichtbak) verbetert met spiegeloptiekarmaturen. Bij bestaande systemen kunnen we reflecterende kappen toevoegen. Hierdoor bekomen we met minder armaturen dezelfde lichtopbrengst. In een bestaande situatie kunnen we overgaan tot het halveren van het aantal TL-buizen wat dus ook een halvering van het energieverbruik oplevert. De licht-efficiency kunnen we ook verhogen door het toepassen van hoogfrequente voorschakelapparatuur. Hierdoor kunnen we de hoeveelheid armaturen verminderen. Bij deze armaturen met voorschakelapparaten kan ook de nieuwe TL5-lamp* worden toegepast. Het elektriciteitsverbruik is 20 % tot 30 % lager dan van een conventionele armatuur. Bij een volledige relighting, waar we oudere weinig efficiënte lampen én armaturen vervangen, kan de totale energiebesparing oplopen tot 60% en meer. In ruimten, waar de omgevingscondities het gebruik van hoogfrequente voorschakelapparatuur niet toelaten (bv. temperaturen <5°C en > 35°C), kunnen we ook verliesarme, magnetische ballasten gebruiken in plaats van de traditionele voorschakelapparaten. TIP Een goed onderhoud van uw verlichting zorgt voor efficiëntere verlichting. Door vuil en stof op de verlichting gaat de licht sterkte achteruit. Een regelmatige reiniging van de verlichting is dus noodzakelijk. TIP Streef voor ruimtes met een plafondhoogte van maximaal 3m, een energetisch verantwoord verbruik na van maximaal 2W/m_/100 lux. ACCENTVERLICHTING Spot- of accentverlichting is altijd energie-intensief en inefficiënt als basisverlichting. In representatieve ruimten of showrooms is accentverlichting echter een veelgebruikte vorm. De volgende lamptypes zijn de meest efficiënte vormen van accentverlichting: Voor kleine spots, bedoeld voor het verlichten van kleine voorwerpen vanaf korte afstand, zijn laagvolt halogeenlampen (20 W of 50 W) geschikt. Het energiegebruik hiervan is 25% van dat van kopspiegellampen. Een nog veel beter alternatief voor de halogeenspots, zijn de metaalhalogenidelampen. Deze zijn vanaf een vermogen van 38 W beschikbaar en geven 6x meer licht dan een halogeenspot van hetzelfde vermogen. Wat ook kan, is gebruik maken van compacte fluorescentielampen (spaarlampvormige lampen). Deze zijn ongeveer 5x zuiniger dan halogeenlampen. Voor grote spots komen de metaalhalogenide lamp (binnen en buitenverlichting) en de superhogedruk natriumlamp (buitenverlichting) in aanmerking. Deze zijn extra aantrekkelijk omdat, vergeleken met reflector- en pers- gaslampen, minder lampen nodig zijn. Bijkomend voordeel is de langere levensduur van de lampen. De kosten zijn afhankelijk van het type. Een los halogeen reflectorlampje kost ongeveer 3,5 per stuk (20 of 50 Watt). De bijpassende steeklampjes zijn er vanaf 2 per stuk. Besparing op het energieverbruik van de verlichting tot 25% Terugverdientijd 4-6 jaar. Daarnaast is de levensduur van halogeen- lampen langer. * TL5-lamp: relatief nieuwe generatie fluorescentielamp. Met zijn kleine diameter 16mm, 40% dunner dan de huidige TLD-generatie. Ontworpen voor hoge lichtopbrengst (tot 7000 lm); gemiddelde levensduur van 20.000 branduren, hoge specifieke lichtstroom tot 104 lm/W, 8% zuiniger dan traditionele TL-buizen; zeer efficiënte fluorescerende laag, bevat absoluut de minimale waarde aan kwik, specifiek ontworpen voor gebruik met een elektronisch hoogfrequent voorschakelapparaat en dimbaar. Steek WATT in je zak 24
  • 27. Sturing van de binnenverlichting In ruimten waar niet continu personen aanwezig zijn, zoals een magazijn of een opslagruimte, kunnen we een aanwezigheidsschakelaar plaatsen. Sensoren stellen vast of iemand in het vertrek aanwezig is. Is dit niet het geval, dan schakelt de verlichting na een bepaalde tijd automatisch uit. De besparing kan oplopen van 10% tot 90% , afhankelijk van het gebruikspatroon. Met behulp van daglichtafhankelijke regeling wordt de verlichting afgestemd op de lichtbehoefte, afhankelijk van de hoeveelheid daglicht. Bijv. in een gang, kantine, magazijn. De besparing loopt snel op tot 50%! Natuurlijk is de beste en goedkoopste oplossing om zoveel mogelijk gebruik te maken van het natuurlijke daglicht m.b.v. lichtkoepels en lichtstraten in loodsen en magazijnen. De verlichting kan beter worden afgestemd op de aanwezigheid van mensen en/of de verlichtingsbehoefte door het aanbrengen van meer lichtschakelgroepen (indelen in zones) die elk apart aan- of uitgezet kunnen worden. In ruimten waar niemand aanwezig is of in gedeelten van een ruimte waar men geen licht nodig heeft, kan het licht dan uit. Installeer bij voorkeur een raamzijdegroep en een binnenzijdegroep. Plaats de schakelknoppen iets uit elkaar zodat niet met een druk alle verlichting ingeschakeld kan zijn. Deze maatregel bespaart al snel zo’n 15%. Een tijdschakelklok kan de verlichting uitschakelen als er geen behoefte aan is. De schakelaar kan gekoppeld zijn aan een armatuur, aan de verlichting in een ruimte of aan de verlichting van het gehele gebouw. In het specifieke geval van showroomverlichting, kan de ver- lichting van modellen in de showroom opgedeeld zijn in verschillende groepen, gekoppeld aan een tijdschakelaar. Buiten bedrijfstijden worden dan alleen nog die modellen verlicht, die van buiten zichtbaar moeten zijn. Een digitale tijdschakelaar met weekprogrammering kost tussen de 15 en 35. Een met de hand instelbare tijdklok kost ongeveer 10. De besparing op het elektriciteitsverbruik ligt tussen de 10% en 25% en is sterk situatieafhankelijk. Terugverdientijd 1-3 jaar. Een andere vorm van de tijdschakelklok is de veegschakeling. Met een veegschakeling wordt op een zeker tijdstip (bijvoorbeeld bij aan- vang van de pauze of bij einde van de werkdag) de gehele verlichting uitgeschakeld. Gebruikers dienen zelf de verlichting weer in te schakelen. Deze veegschakeling kan ook voor bureautica gebruikt worden zodat ook computers en printers uitgeschakeld worden. Deze techniek is vooral bij nieuwbouw een haalbare kaart: toestellen die niet mogen uitgeschakeld worden (zoals server, back-up, etc) dienen immers op een andere netschakeling te staan die niet gestuurd wordt door de veegschakeling. Praktijkvoorbeeld: Cera Holding uit Heverlee, een kantoorsituatie met 42 medewerkers, maakte tot voor kort gebruik van de bestaande infrastructuur, namelijk een schakelsysteem van de verlichting dat niet afgestemd was op de functionele entiteiten. Bovendien bleef de verlichting gedurende de nacht branden omwille van de veiligheid. Het elektriciteitsverbruik lag vrij hoog: op jaarbasis werd ongeveer 155.000 kWh verbruikt. Door zonering van de verlichting (een investering van 1.186 ), intensieve sensibilisatie van het personeel en een aanpassing van de fysische en elektronische beveiliging, daalde het totale elektriciteitsverbruik 67.000 kWh per jaar, een vermindering met 56 %! Het financiële resultaat was een minder uitgave van 9.536. Rekening houdende met de investering van 1.186, geeft dit een netto resultaat van 8.350 op jaarbasis. 3.2.2. Gebouw- en terreinverlichting Ook de buitenverlichting wordt best zo energie-efficiënt mogelijk gekozen. De keuze van verlichting is afhankelijk van het doel: beveiligingsverlichting heeft andere vereisten dan verlichting van bijvoorbeeld een parking. In het algemeen moet men zich afvragen of de verlichting continu aan moet. Wanneer verlichting alleen ter beveiliging is geïnstalleerd, hoeft deze alleen aan bij aanwezigheid van indringers aan te springen: de zogenaamde schrikverlichting. Bij camerabeveiliging moet de soort verlichting afgestemd zijn op de soort camera. Tegenwoordig zijn er camera´s op de markt, die voldoende kunnen registreren bij 1 lux of minder. Voor buitenverlichting zijn verschillende soorten lampen beschikbaar, met elk hun eigen toepassingsgebied. Energieverbr Type Levensduur (uren) Kleurweergave [W/1000 lm] (**) lagedruk natriumlamp 5-10 7.500 Geen hogedruk natriumlamp 6,5-12,5 5.000 - 7.500 slecht tot matig langwerpige fluorescentielamp 9,5-12,5 6.000 - 12.500 matig tot goed metaalhalogenidelamp 12-15 6.000 matig tot goed compacte fluorescentielamp 13-20 5.000 - 8.000 Goed inductielamp (*) 14-15 60.000 Goed hogedruk kwiklamp 17-25 7.500 slecht tot matig halogeenlamp 66-145 2.000 - 3.500 zeer goed gloeilamp 90-145 1.000 zeer goed (*) Aanschafkosten zijn zeer hoog. Alleen rendabel voor moeilijk bereikbare plaatsen. Bron: Informatieblad Kantoorgebouwen, Infomil. Steek WATT in je zak 25
  • 28. Kleurweergave geeft aan in hoeverre je kleuren kunt zien in het licht van een dergelijke lamp. Voor het aanlichten van een representatief gebouw of op plekken waar gewerkt moet worden of waar mensen herkenbaar moeten zijn (toegangspoort) is kleurweergave belangrijk. Voor het aanlichten van muren, trappen en dergelijke (inbraakpreventie, veiligheid) is kleurweergave echter minder belangrijk. Lagedruk natriumlampen zijn het energiezuinigst. Bij hogedruk natriumlampen ligt het energieverbruik 1,5 tot 2,0 keer hoger, bij hogedruk kwiklampen ligt het energieverbruik 2,5 tot 3,0 keer hoger. Lampen moeten vanaf 1 januari 2001 verplicht een energielabel hebben (behalve laagvoltage halogeenlampen en reflectorlampen, zoals kopspiegellampen). Een lamp met de code ‘A’ is het zuinigst (spaarlamp), die met een ‘G’ verbruikt het meest (gloeilamp). Verder vermeldt de label het vermogen en de lichtopbrengst (in lumen) en (niet verplicht) het aantal branduren. Sturing van de gebouw- en terreinverlichting Om te voorkomen dat buitenverlichting onnodig brandt, zijn verschillende regelingen mogelijk. De meest eenvoudige is het aansluiten van de verlichting op een schakelklok. Dit bespaart energie als de schakelklok de verlichting ´s nachts automatisch uitzet en als de inschakeltijd aangepast is aan de lengte van de dag (kan worden aangepast bij de overgang van zomer- naar wintertijd). Een betere regeling krijg je door het aanzetten van de verlichting te koppelen aan een schemerschakelaar. Daardoor wordt de verlicht- ing automatisch aangezet als het daglicht beneden een ingesteld niveau komt. Gemiddeld vermindert het aantal branduren van de installatie met 180 uur per jaar (vergeleken met regeling d.m.v. een schakelklok). Een optimale regeling van de verlichting is het aanzetten koppelen aan een schemerschakelaar, en het uitzetten aan een schakelklok. Praktijkvoorbeeld: De firma Grohe uit Herent liet een relighting-studie uitvoeren.Uit de studie bleek dat de verlichting een pak “energiezuiniger”kon.De oude verlichtingsinstallatie bestond uit 443 armaturen voor een totaal vermogen van bijna 33 kW.De nieuwe verlichtingsinstallatie heeft een ver- mogen van slechts 18,8 kW wat een besparing inhoud van 42%.De besparing zal echter nog groter worden door het invoeren van een licht- sturingssysteem.Uit de totale berekening bleek dat maar liefst 75% bespaard kon worden op de energiefactuur.Grohe besloot dan ook de voorgestelde investeringen van 32.000 euro in fases uit te voeren. Praktijkvoorbeeld: Autojet Technologies uit Gent voerde een relamping uit in haar kantoren. De 120 halogeenspots van 50Watt ( levensduur 2.000 uur, kostprijs 4/spot ) werden geleidelijk vervangen door spaarlampen van 9Watt (levensduur 15.000 uur, kostprijs 11/lamp). Deze aanpassingen leverden volgende besparing op: 3.2.3 LED-verlichting Halogeenspots Spaarlampen Besparing 120 spots (50W) x 10h/dag x 120 lampen (9W) x 10h/dag x 220 220 werkdagen/jaar werkdagen/jaar -> 13.200 kWh -> 2.376 kWh 10.824 kWh -> aankoop lampen: 1.320 (periode van 7jaar) LED-verlichting is ongetwijfeld dé verlichting van de toekomst. LED staat voor 'Light Emitting Diode': een elektronische component die oplicht als er een geringe stroom doorheen gaat. LED’s verbruiken tot 8 maal minder dan gewone klassieke verlichting (voor dezelfde lichtintensiteit). Lager stroomverbruik vertaalt zich ook in een lagere elektriciteitsrekening. Brandt 1000 watt klassieke verlichting 4u per dag, dan kost dit ongeveer 143 euro per jaar. Met LED-verlichting wordt dit 18euro. LED’s hebben een zeer lange levensduur, tot 100.000 uren. Dit resulteert in een levensduur van 35 jaar wanneer men een armatuur met LED’s 8 uur per dag laat branden. LED’s zijn zeer veilig doordat ze werken op laagspanning en een zeer geringe warmteontwikkeling hebben. Door hun epoxy omhulsel zijn ze slagvast, in tegenstelling tot een gewone gloeilamp die zeer kwetsbaar is. Het aanbod van LED-verlichting is momenteel nog vrij beperkt maar de markt is in volle expansie. Houd deze markt dus zeker in de gaten! Voor toepassingen zoals noodverlichting en verlichting in koel- en vriestunnels bestaan steunmaatregelen. Energiebesparende mogelijkheden verlichting: TIP Maatregel Besparing % Schakel het licht via het deurcontact uit 1-3 Verdeel de verlichting over meer groepen 5 - 20 Pas een centrale lichtbediening naar functionaliteit toe 5 - 40 Plaats reflectoren achter open TL-lampen 50 Pas een centrale lichtbron toe met gasontladingslamp met lichttransporterende kabels 20 - 50 Pas een kunststof lichttoetredingssysteem toe (reflecterende koker) 5 - 20 Maak armaturen en lichtsensoren regelmatig schoon 20 - 40 Pas schakelklokinstellingen aan 5 - 40 Regel een lager verlichtingsniveau tijdens de nacht (bijv. hal) 20 - 40 Schilder muren en plafonds in heldere kleuren (optimale weerkaatsing licht) 5 - 20 Schakel verlichting uit in ongebruikte ruimten 20 - 40 Schakel verlichting uit bij voldoende lichtinval 5 – 40 ** Uitgedrukt in watt per 1000 lumen (W/1000 lm). Dit geeft aan hoeveel elektriciteit [W] men nodig heeft om een lichtstroom van 1000 lumen te bekomen. Een klassieke spaarlamp van 15 W geeft bijvoorbeeld 900 lm licht. Steek WATT in je zak 26
  • 29. 3.3. Verwarming 3.3.1. Verwarmen van grote ruimtes De meest traditionele manier om grote bedrijfshallen te verwarmen is stoom of warm water in een centrale stookplaats op te wekken en de warmte van daaruit te verdelen. Gecentraliseerde verwarming gaat echter gepaard met onvermijdbare warmteverliezen in de stookplaats, in het distributienet en bij de eindtoepassing zelf. Vanuit energetisch oogpunt is het beter om een groot aantal toestellen met klein vermogen te plaatsen i.p.v. één enkel toestel met een groot vermogen. Door het plaatsen van directe verwarmingstoestellen in de ruimte waar de warmte effectief nodig is, kan een energiebesparing tot 50% worden bereikt. Bovendien zal in de meeste gevallen het werkklimaat er aanzienlijk op verbeteren. Bij de verwarming van grote industriële ruimten met een hoogte van tien meter of meer krijgt men te maken met het probleem van de stijging van de warme lucht naar het dak. In dat geval treden er grote warmteverliezen op. Twee manieren van verwarming kunnen deze verspilling voorkomen door de warmte precies te sturen naar de te verwarmen zones, namelijk convectie en straling. Verwarming door convectie De convectie bestaat erin, warme lucht te blazen door middel van luchtverhitters op aardgas. De luchtver- hitter verdeelt de lucht op een toereikende manier over een niet al te hoog lokaal. Rendement: 88% voor de moderne luchtverhitters op gas; 98% of meer voor de apparaten met conden- satietoepassing. Nadeel: accumulatie van de warme lucht onder het dak (stratificatie). In gebouwen met een grote hoogte blijft de stratificatie van warme lucht onder het dak bestaan. Door een ondersteunings-ventilator aan het plafond kan in hoge ruimtes, met een significante gradiënt van de luchttemperatuur (zoals werkplaatsen), warme lucht van bovenin de hal naar werkplekniveau worden ges- tuurd. De inregeling is bijzonder kritisch. Als de ventilatoren te langzaam draaien werkt het systeem niet, maar ook niet als de ventilatoren te snel draaien (omdat dan op werkniveau een "koude wind" kan waaien). Verwarming door straling In ruimtes waarvan de deur regelmatig openstaat of waar alleen op vaste plaatsen gewerkt wordt, kan stralingsverwarming aantrekke- lijk zijn. Stralingsverwarming levert warmte in de vorm van infraroodstraling op die plaatsen waar gewerkt wordt. Dit levert een verhoogde bijdrage aan de thermische behaaglijkheid, zodat een lagere luchttem- peratuur in de omgeving kan volstaan. In gedeeltelijk of plaatselijk te verwarmen ruimten van 4 meter of hoger waarvan de deur vaak open staat en/of de isolatie van muren en dak slecht en niet te verbeteren is, is stralingsverwarming de beste oplossing. De straling brengt de warmte tot bij de werknemers zonder dat de omgevingslucht eraan te pas komt. Het thermische comfort is bevredigend, ondanks de lage temperatuur van de lucht. Opgelet: Stralingsverwarming is niet toegestaan in ruimten waar meer dan 10 ton rubber, textiel of papier/karton opgeslagen wordt! (zie ook hoofdstuk 6, punt 6.2.4.2) Voordelen: - Duidelijk verminderd warmteverlies - Mogelijkheid om de verwarming te richten op duidelijk afgebakende zones - Verwarmingsmodulatie van iedere zone, in functie van de warmte die de machines verspreiden Verwarmingstechnieken op aardgas door straling Bij een lichtgevend stralingspaneel maakt verbranding van aardgas een keramische plaat roodgloeiend, die daardoor een thermische straling verspreid in de richting van de te verwarmen zone. Deze techniek heeft een rendement van 50 à 70% naargelang het type apparaat. De donkere stralingsbuis is een U-vormige buis waarvan een uiteinde is uitgerust met een brander en het andere met een extractor. Deze techniek heeft een rendement van 50% Steek WATT in je zak 28
  • 30. 3.3.2. Verwarmen van kantoren 3.3.2.1. Centrale verwarming Bij gebouwen met een centrale verwarmingsinstallatie maken we tegenwoordig gebruik van een klassieke hoogrendementsketel, die een rendement van 90% heeft. Bij deze ketels wordt de voelbare warmte in de verbrandingsproducten gerecupereerd en ze zijn beduidend zuiniger dan de conventionele verwarmingsketels (rendement van < 90 %). Er bestaan echter nog betere technieken dan de hoogrendementsketels. Condensatietechnieken kunnen het energieverbruik van de installatie sterk verminderen doordat zowel ze de voelbare als de latente warmte in de verbrandingsproducten onttrekken. Bovendien werken condensatieketels op lage temperaturen zodat ze de stralingsverliezen tot een minimum herleiden. Voorwaarde dat de condensatieketels hun voordeel ten volle kunnen waar maken, is het toepassen van een lage temperatuurverwarm- ing zoals vloerverwarming, luchtverwarming met geforceerde ventilatie of overgedimensioneerde radiatoren. Bij vervanging van een conventionele ketel door een condensatieketel komen de volgende varianten in aanmerking: • vervanging door een (grote) condensatieketel; • vervanging door meer kleine condensatieketels, gecombineerd met een klassieke HR-ketel voor pieklasten (bijvoorbeeld tijdens het opwarmen) opgenomen in een cascadeschakeling. De investeringskosten zijn in dit geval 3-5% lager dan die voor een grote conden- satieketel. De cascaderegeling voorkomt het onnodig aanslaan van de tweede ketel. De meerinvesteringen in een condensatieketel t.o.v. een HR-ketel verdienen zich gemiddeld in 2 tot 4 jaar terug. In deze berekening zijn extra kosten voor aanpassing van het schoorsteenkanaal en de condensafvoer slechts beperkt (10% van de ketelkosten) meegenomen. De besparing bedraagt ca. 24% t.o.v. het aardgasgebruik van een conventionele ketel en ca. 11% t.o.v. een gewone HR-ketel Een mogelijk alternatief voor de klassieke verwarmingssystemen is de warmtepomp. Hierover lees je meer in het volgende hoofdstuk 4 “Duurzame energie” punt 4.9 Warmtepomp. , Sturing van de centrale verwarming Bij het instellen van regelingen en thermostaten moeten we ermee rekening houden dat niet alle ruimtes dezelfde warmtebehoefte hebben. Door de ruimtes in groepen in te delen, is redelijk eenvoudig het warmteaanbod op de vraag te regelen. Deze maatregel werkt in combinatie met thermostaatknoppen en optimaliserende regelingen. Soms kan het zelfs zinvol zijn een ruimte een eigen CV-instal- latie te geven. Toepassing van een schakelklok voorkomt dat de verwarming onnodig in bedrijf is. Voor een centrale verwarming is het beter een schakelklok te combineren met een weersafhankelijke optimalisatieregeling. Weersafhankelijke optimaliseringsregeling De tijdklok van de cv-regeling schakelt de installatie geruime tijd van tevoren op een zeker tijdstip in. Als het buiten extra koud is, kan dit ertoe leiden dat het gebouw te laat op de gewenste temperatuur komt. Als het buiten relatief warm is, zal het gebouw te vroeg op temperatuur zijn. Een optimaliseringsregeling kan ervoor zorgen dat de opwarmtijd zo kort mogelijk is. Hierbij regelen we het tijdstip van inschakelen van de cv-installatie op basis van: • de heersende buitentemperatuur; • de op een bepaald tijdstip gewenste binnentemperatuur; en • de historische opstarttijden van voorgaande dagen. De optimaliseringsregeling is ook uitermate geschikt om de verwarmingsinstallatie per groep te regelen. Per groep kunnen we, afhankelijk van de gebruiksfunctie van de desbetreffende ruimten en de geveloriëntatie een aparte stooklijn en nachtverlaging instellen. Hierdoor sluiten we nauwkeuriger aan bij de individuele warmtevraag per groep. De investering ligt tussen EUR 160,- en EUR 900,- (exclusief kosten voor montage). Terugverdientijd (en besparingen) afhankelijk van de huidige CV-regeling, de klimaateisen en optimale instellingen, maar meestal 1-3 jaar. De besparing bedraagt ca. 5%-15% op het aardgasgebruik voor verwarming. Belangrijk is ook dat de verwarming wordt uitgeschakeld op plaatsen waar ze niet nodig is. Dit lijkt een zeer voor de hand liggende maatregel, maar in de praktijk blijkt toch dat in veel gevallen de verwarming onnodig blijft aanstaan. Dat komt bijvoorbeeld doordat degene die de verwarming heeft aangedaan, vergat ze weer uit te zetten. Deze situatie kunnen we voorkomen door de radiatorknop- pen of de thermostaat beter zichtbaar te maken. De investering voor thermosstatische radiatorknoppen ligt tussen EUR 45,- en EUR 70,- (inclusief montage). De besparingen zijn afhankelijk van gebruik en ruimte, en de terugverdientijd ligt tussen de 4 en 6 jaar. 3.3.2.2. Gedecentraliseerde verwarming Soms kan het zinvol zijn, een ruimte een eigen cv-installatie of gedecentraliseerde (aardgas)toestellen te geven. Niet alle ruimtes hebben immers dezelfde warmtebehoefte. Een pc-lokaal hoeft bijvoorbeeld zelden bij verwarmd te worden. Door elke ruimte een aparte verwarmingsinstallatie te geven, kan de temperatuurregeling beter en efficiënter verlopen. Het is immers niet altijd zinvol een grote centrale verwarmingsketel te installeren in een groot kantoorgebouw waar bijvoorbeeld in het weekend slechts enkele lokalen verwarmd moeten zijn. Steek WATT in je zak 29
  • 31. 3.3.2.3. Tips om te besparen • Zorg voor een goede gebouwisolatie • Stel de thermostaat en schakelklok correct in • Zorg dat ramen en deuren gesloten zijn als de verwarming opstaat • Door de thermostaat een graad lager te zetten, bespaart u gemiddeld 8% op uw energiegebruik voor verwarming. • Leidingisolatie (20 mm rond een verwarmingsbuis van 22mm diameter) in onverwarmde ruimtes spaart in totaal ongeveer 3 m_gas per meter buislengte per jaar. • Een goedwerkende CV-ketel gebruikt minder energie. Het loont dus om de ketel eens per jaar goed te laten nakijken (zie eveneens wettelijke verplichtingen hoofdstuk 6, punt 6.2.4) 3.3.3. Productiegebonden verwarming Gasgestookte apparaten zoals bakovens kunnen warmte terugwinnen als de rookgassen over een warmtewisselaar geleid zijn. De rest- warmte van rookgassen kunnen we in twee stappen teruggewinnen. In een eerste stap met een economiser waar de rookgassen afkoe- len tot ca. 100 °C, in de tweede stap kan condensatiewarmte worden teruggewonnen in een rookgascondensor of luchtvoorverwarmer. Een economiser is een warmtewisselaar in het rookgaskanaal die warmte uit de rookgassen haalt. Deze warmtewisselaar bestaat uit een bundel pijpen waarin water stroomt. Het warme water kan dienen voor bijvoorbeeld ruimteverwarming, procesverwarming of voorver- warming van het ketelvoedingswater. Het aanbod aan warmte moet dus zo veel mogelijk gelijktijdig met de vraag plaatsvinden. Bij voorverwarming van ketelvoedingswater is dit altijd het geval. Een andere uitvoering is luchtvoorverwarming. Hierin wordt de warmte overgedragen van de rookgassen op lucht. Meestal is dit de aanzuiglucht voor de brander. Een economiser of luchtvoorverwarming kan worden gecombineerd met een rookgascondensor. Een rookgascondensor kan de rook- gassen achter de verwarmingsketel verder afkoelen en de vrijkomende warmte benutten voor verwarming. Bij voldoende lage temper- atuur zal de in de rookgassen aanwezige waterdamp condenseren, waardoor de condensatiewarmte vrijkomt. De enkelvoudige con- densor kan op de retourleiding worden aangesloten. Toestellen als een economiser, maar zeker een rookgascondensor of een luchtvoorverwarmer, zijn echter enkel economisch interessant bij voldoende grote verwarmingsvermogens. 3.4. Koeling 3.4.1. Inleiding Koude is vanuit energieoogpunt een moeilijk onderwerp. Bij bestaande, maar ook bij nieuwe installaties is het elektriciteitsverbruik vaak met tientallen procenten terug te dringen. Efficiënter koelen en vriezen kan bovendien samengaan met een betere productkwaliteit. Daarnaast is het veelal mogelijk te besparen op perslucht en ventilatie. 3.4.2. Het koelproces De koelcel, koelkast of diepvries is een thermisch apparaat dat een hoeveelheid warmte onttrekt aan een ruimte met een lagere tem- peratuur, om ze over te brengen naar een omgeving met een hogere temperatuur. Omdat warmte altijd overgaat van een warmer lichaam naar een kouder, moet je hier dit natuurverschijnsel omkeren: er is dus een hoeveelheid energie nodig. Die nodige energie wordt door de compressor geleverd. Figuur 1: schematische voorstelling koelproces (Bron: Informatieblad Faciliteiten, Infomil ) Een klassieke elektrische koelinstallatie bestaat uit volgende onderdelen: • Verdamper: deze ontrekt warmte aan het te koelen product (of ruimte), deze warmte wordt gebruikt bij de verdamping van het koelmiddel. • De compressor brengt het koelmiddel onder hogere druk en daardoor ook op een hogere temperatuur. • De condensor geeft onder condensatie van het koelmiddel de vrijkomende warmte af aan een ander medium (meestal aan de buitenlucht) • Het expansieventiel verlaagt de druk en de temperatuur van het koelmiddel. Hierdoor koelt het koelmiddel af en kan warmte opgenomen worden. Deze onderdelen vormen een gesloten circuit. De compressor perst het koelmiddel samen. Hierdoor stijgen druk en temperatuur van de damp. In de condensor geeft het koelmiddel zijn warmte af aan een ander medium (meestal lucht, soms water). Hierbij condenseert Steek WATT in je zak 30