2. G eachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Stilo.
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Fiat Stilo leert kennen en u uw auto op de juiste
manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto
gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van
uw Fiat Stilo volledig te benutten.
A ls uw Fiat Stilo buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt
aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Fiat-dealers uw voertuig milieuvriendelijk
(en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat. Voor
het milieu heeft dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen
nodig.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
– het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
– een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat Stilo beschreven worden,
dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting,
de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.
3. ABSOLUUT LEZEN!
BRANDSTOF TANKEN
K
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese
specificatie EN590.
MOTOR STARTEN
Benzinemotoren met handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrok-
ken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in;
draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Benzinemotoren met Selespeed versnellingsbak: trap het rempedaal volledig in; draai vervolgens de
start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat; de versnellingsbak staat
automatisch in de vrijstand.
Dieselmotoren: draai de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwingslampjes Y
en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren
boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
4. BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die
van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu lang-
zaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elek-
trische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik.
CODE-card
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code
van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van
de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploi-
tatiekosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het
onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming
van het milieu) en ! (conditie van de auto).
5. EN BEDIENING DASHBOARD EN BEDIENINGSKNOPPEN
DASHBOARD
DASHBOARD ...................................................................... 5 PLAFONDVERLICHTING ................................................ 127
INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 6 BEDIENING .......................................................................... 129
VEILIGHEID
SYMBOLEN ........................................................................... 8 INTERIEURUITRUSTING ................................................... 131
FIAT CODE .......................................................................... 8 “SKYWINDOW”
DE SLEUTELS ....................................................................... 10 (OPENDAK MET LAMELRUITEN) ................................. 137
EN RIJDEN
STARTEN
DIEFSTALALARM ................................................................ 21 PORTIEREN .......................................................................... 144
START-/CONTACTSLOT ................................................ 25 ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................... 145
INSTRUMENTEN ................................................................ 27 BAGAGERUIMTE ................................................................ 147
EN BERICHTEN
LAMPJES
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY .................................... 30 MOTORKAP ......................................................................... 161
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 162
DISPLAY ................................................................................. 62
KOPLAMPEN ....................................................................... 163
ZITPLAATSEN ..................................................................... 78
GEVALLEN
NOOD-
ABS .......................................................................................... 165
HOOFDSTEUNEN ............................................................. 86
STUURWIEL ......................................................................... 87 ESP ........................................................................................... 166
SPIEGELS ................................................................................ 88 ASR .......................................................................................... 168
ONDERHOUD
EN ZORG
KLIMAATREGELING .......................................................... 91 EOBD ...................................................................................... 170
VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 93 AUTORADIO ....................................................................... 171
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ...................... 95 EXTRA ACCESSOIRES ...................................................... 171
TECHNISCHE
GEGEVENS
AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH MET ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
GESCHEIDEN REGELING ................................................ 98 “DUALDRIVE” ..................................................................... 172
HULPVERWARMING ........................................................ 104 PARKEERSENSOREN ......................................................... 174
ALFABETISCH
BUITENVERLICHTING ..................................................... 109
REGISTER
EASY GO
RUITEN REINIGEN ............................................................ 112 (HERKENNINGSSYSTEEM) .............................................. 176
CRUISE-CONTROL ........................................................... 118 TANKEN MET DE FIAT STILO ...................................... 188
4 ADAPTIEVE CRUISE-CONTROL ................................... 121 BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 191
6. DASHBOARD
EN BEDIENING
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.
VEILIGHEID
EN RIJDEN
STARTEN
EN BERICHTEN
LAMPJES
GEVALLEN
NOOD-
F0C0155m
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
1. Uitstroomopening voor lucht naar de zijruiten - 2. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster - 3. Bedieningshendel bui-
tenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Verstelbaar en regelbaar luchtrooster - 6. Schakelaar waarschuwingsknip-
perlichten - 7. Bedieningsknoppen autoradio - 8. Airbag voor aan passagierszijde - 9. Bovenste dashboardkastje -
10. Onderste dashboardkastje - 11. Bedieningsknoppen verwarming, ventilatie en airconditioning - 12.
ALFABETISCH
REGISTER
Bedieningshendel ruitenwissers/achterruitwisser/trip computer- 13. Start-/contactslot - 14. Airbag voor aan bestuur-
derszijde - 15. Hendel voor stuurwielverstelling - 16. Toegangsklepje zekeringenkast - 17. Hendel voor motorkapont-
grendeling - 18. Schakelaarpaneel bediening verlichting en toegang tot en instelling van menu.
5
7. EN BEDIENING INSTRUMENTENPANEEL
DASHBOARD
UITVOERINGEN 1.416V - 1.616V -
VEILIGHEID
1.816V
A- Toerenteller
EN RIJDEN
B - Brandstofmeter met waarschu-
STARTEN
wingslampje brandstofreserve
C- Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
EN BERICHTEN
LAMPJES
koelvloeistoftemperatuur
D - Snelheidsmeter
F0C0008m
E - Multifunctioneel display.
GEVALLEN
NOOD-
UITVOERINGEN 1.9 JTD 80 -
1.9 JTD 115 - 1.9 Multijet
ONDERHOUD
A- Toerenteller
EN ZORG
B- Brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
C- Koelvloeistoftemperatuurmeter met
TECHNISCHE
GEGEVENS
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
D - Snelheidsmeter
ALFABETISCH
REGISTER
E - Multifunctioneel display.
F0C0009m
6
8. UITVOERINGEN 2.420V Selespeed
EN BEDIENING
DASHBOARD
ABARTH en 2.420V handgescha-
kelde versnellingsbak
A - Toerenteller
B - Brandstofmeter met waarschu-
VEILIGHEID
wingslampje brandstofreserve
C - Koelvloeistoftemperatuurmeter
met waarschuwingslampje voor te
hoge koelvloeistoftemperatuur
EN RIJDEN
D - Snelheidsmeter
STARTEN
E - Display kilometerteller (totaalstand,
inschakeling elektrische stuurbe-
krachtiging “City” en weergave kop- F0C0462m
EN BERICHTEN
lampafstelling)
LAMPJES
F - Multifunctioneel display
G - Display digitaal klokje (alleen uit-
voeringen 2.420V Selespeed
ABARTH).
GEVALLEN
NOOD-
UITVOERING 2.420V met adaptie-
ve Cruise-Control
A - Toerenteller
ONDERHOUD
B - Brandstofmeter met waarschu-
EN ZORG
wingslampje brandstofreserve
C - Koelvloeistoftemperatuurmeter
met waarschuwingslampje voor te
hoge koelvloeistoftemperatuur
TECHNISCHE
GEGEVENS
D - Snelheidsmeter
E - Display kilometerteller (totaalstand,
inschakeling elektrische stuurbe-
krachtiging “City” en weergave kop-
ALFABETISCH
REGISTER
lampafstelling)
F - Instelbaar multifunctioneel display
G - Display digitaal klokje F0C0011m
7
9. EN BEDIENING
DASHBOARD
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn specifiek
gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht
vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen
VEILIGHEID
als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.
Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte samenvatting
van de symbolen.
EN RIJDEN
STARTEN
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met
EN BERICHTEN
LAMPJES
een elektronische startblokkering (Fiat CODE). Het systeem schakelt
automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen.
In iedere sleutel zit een elektronisch component gemonteerd dat bij het
starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in
GEVALLEN
NOOD-
het start-/contactslot is ingebouwd. Het signaal wordt bij het starten
F0C0145m
omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid van
de Fiat CODE gezonden, die, als de code wordt herkend, het starten
van de motor mogelijk maakt.
ONDERHOUD
EN ZORG
WERKING
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait, dan
TECHNISCHE
stuurt het Fiat CODE-systeem een code naar de regeleenheid van de
GEGEVENS
motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de functies
opheft.
De code wordt alleen verzonden als de regeleenheid van het systeem de
ALFABETISCH
REGISTER
door de sleutel verzonden code heeft herkend.
Iedere keer als u de contactsleutel in de stand STOP zet, schakelt de Fiat
CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit.
8
10. Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat Als het lampje Y tijdens het rijden gaat branden
EN BEDIENING
DASHBOARD
op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje
Y (indien aanwezig) branden terwijl op het display ❒ Als het lampje Y gaat branden en tegelijkertijd een
een bericht verschijnt (zie het hoofdstuk “Lampjes en bericht op het display verschijnt (zie het hoofdstuk
berichten”). “Lampjes en berichten”), dan betekent dit dat het
systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een ver-
VEILIGHEID
In dat geval raden wij u aan de sleutel in stand STOP mindering van de spanning). Als u het systeem wilt
en vervolgens in stand MAR te draaien; als de motor controleren, moet u de auto stilzetten en de con-
geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de tactsleutel in stand STOP en vervolgens opnieuw in
andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aan- stand MAR draaien: als er geen enkele storing
EN RIJDEN
STARTEN
slaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie het hoofd- wordt gevonden, gaat het waarschuwingslampje Y
stuk “Noodgevallen”) en wendt u daarna tot de Fiat- niet branden.
dealer.
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,
EN BERICHTEN
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die in moet de hiervoor beschreven procedure herhaald
LAMPJES
de regeleenheid van het systeem moet worden opge- worden en de contactsleutel langer dan 30 secon-
slagen. Voor het opslaan van nieuwe sleutels ( maxi- den in stand STOP worden gezet. Als de storing
maal acht) moet u zich tot de Fiat-dealer wenden. blijft bestaan, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
❒ Als het waarschuwingslampje Y blijft branden,
GEVALLEN
NOOD-
wordt de code niet herkend. In dat geval moet u de
sleutel in stand STOP en vervolgens in stand MAR
draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer
ONDERHOUD
het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels.
EN ZORG
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een
noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”)
en wendt u daarna tot de Fiat-dealer.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
Bij krachtige stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden.
REGISTER
9
11. EN BEDIENING
DASHBOARD
DE SLEUTELS
CODE- CARD
Bij de auto worden twee sleutels (of, afhankelijk van de uitvoering, CID’s)
VEILIGHEID
geleverd en de CODE-card waarop staat aangegeven:
❒ de elektronische code (A) voor het uitvoeren van een noodstart (zie
de paragraaf “Noodstart” in het hoofdstuk “Starten en rijden”)
EN RIJDEN
❒ de mechanische code van de sleutels (B), die bij aanvraag van
STARTEN
F0C0001m
duplicaatsleutels aan de Fiat-dealer moet worden medegedeeld.
Wij raden u aan de elektronische code (A) altijd bij u te hebben omdat
EN BERICHTEN
deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
LAMPJES
BELANGRIJK Om schade aan de elektronische schakelingen in de sleutels
te voorkomen, mogen de sleutels niet aan directe zonnestraling worden
GEVALLEN
blootgesteld.
NOOD-
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels (of de CID’s) en de CODE-card overhandigd
REGISTER
worden aan de nieuwe eigenaar.
10
12. MECHANISCHE SLEUTEL (indien aanwezig)
EN BEDIENING
DASHBOARD
De sleutel is uitgerust met een metalen baard (A) en dient voor:
❒ het start-/contactslot
❒ de sloten van de portieren en de achterklep
VEILIGHEID
❒ het ver-/ontgrendelen van het tankklepje
❒ het openen/sluiten van de ruiten en het opendak met lamelruiten
(Skywindow) (indien aanwezig)
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0320m
❒ het dead lock-systeem
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde en de zij-airbags achter (indien aanwezig).
EN BERICHTEN
LAMPJES
Knop (B) dient voor het uitklappen van de metalen baard (A).
Houd voor het inklappen van de metalen baard in de handgreep knop (B)
ingedrukt en draai de baard in de richting van de pijl tot de baard
GEVALLEN
vastklikt. Laat hierna knop (B) los.
NOOD-
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Druk knop (B) alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de
ATTENTIE ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is
ALFABETISCH
verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat
REGISTER
iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt.
11
13. EN BEDIENING
DASHBOARD SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
De sleutel is uitgerust met een metalen baard (A) en dient voor:
❒ het start-/contactslot
❒ de sloten van de portieren en de achterklep
VEILIGHEID
❒ het ver-/ontgrendelen van het tankklepje
❒ het openen/sluiten van de ruiten en het opendak met lamelruiten
(Skywindow) (indien aanwezig)
❒ het dead lock-systeem
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0327m
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde en de zij-airbags achter (indien aanwezig).
Knop Ë voor het op afstand ontgrendelen van de portieren, de achterklep
EN BERICHTEN
LAMPJES
en het tankklepje.
Knop Á voor het op afstand vergrendelen van de portieren, de achterklep
en het tankklepje.
Knop R voor het op afstand ontgrendelen van de achterklep.
GEVALLEN
NOOD-
Knop (B) voor het uitklappen van de metalen baard (A).
Houd voor het inklappen van de metalen baard in de handgreep, knop (B)
ingedrukt en draai de baard in de richting van de pijl tot de baard
ONDERHOUD
EN ZORG
vastklikt. Laat hierna knop (B) los.
Lampje (C) gaat branden als de opdracht naar de ontvanger van het
diefstalalarm is verzonden.
Zie voor de werking van de sleutel met afstandsbediening en alle te
TECHNISCHE
GEGEVENS
wijzigen instellingen, de paragraaf “Diefstalalarm” in dit hoofdstuk.
ALFABETISCH
Druk knop (B) alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de
REGISTER
ATTENTIE ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is
verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat
iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op de knop drukt.
12
14. Portieren en achterklep ontgrendelen
EN BEDIENING
DASHBOARD
Druk de knop Ë kort in voor het op afstand ontgrendelen van de
portieren, de achterklep en het tankklepje. Gelijktijdig wordt het
diefstalalarm (indien aanwezig) uitgeschakeld, de plafondverlichting
tijdelijk ingeschakeld en knipperen de richtingaanwijzers twee keer
VEILIGHEID
(bepaalde uitvoeringen/markten).
Druk de knop Ë langer dan 2 seconden in voor het openen van de ruiten
en het opendak met lamelruiten (Skywindow) (indien aanwezig).
Druk bij de Multiwagon-uitvoeringen twee keer snel achter elkaar op de
EN RIJDEN
STARTEN
knop Ë voor het openen van de opklapbare achterruit (indien aanwezig). F0C0408m
Als na het ontgrendelen van de portieren en de achterklep binnen enkele
seconden geen enkel portier noch de achterklep wordt geopend, dan
vergrendelt het systeem automatisch de portieren en de achterklep.
EN BERICHTEN
LAMPJES
Als de brandstofnoodschakelaar in werking treedt, worden de portieren
en de achterklep automatisch ontgrendeld.
In het “Instelmenu” op het display (zie de paragraaf “Multifunctioneel
display” in dit hoofdstuk) of het Connect/Navigatiesysteem (indien
GEVALLEN
aanwezig) op de middenconsole, is het mogelijk het systeem zo in te
NOOD-
stellen dat na het indrukken van de knop Ë alleen het bestuurdersportier
wordt ontgrendeld of alle portieren.
ONDERHOUD
EN ZORG
Portieren en achterklep vergrendelen
Druk de knop Á kort in voor het op afstand vergrendelen van de
portieren, de achterklep en het tankklepje. Gelijktijdig wordt het
diefstalalarm (indien aanwezig) ingeschakeld, de plafondverlichting
TECHNISCHE
GEGEVENS
uitgeschakeld en knipperen de richtingaanwijzers één keer.
Druk de knop Á langer dan 2 seconden in voor het sluiten van de ruiten
en het opendak met lamelruiten (indien aanwezig). Druk twee keer snel
achter elkaar op de knop voor het inschakelen van het dead lock-systeem
ALFABETISCH
REGISTER
(zie de paragraaf “Dead lock-systeem”).
Als één van de voorportieren geopend blijft, dan worden alleen de
achterportieren vergrendeld; controleer in dit geval of alle portieren
gesloten zijn en vergrendel de portieren opnieuw.
13
15. EN BEDIENING
DASHBOARD Achterklep op afstand ontgrendelen
Druk de knop R in en houd de knop ingedrukt om op afstand de
achterklep te ontgrendelen (openen); dit kan ook bij ingeschakeld
diefstalalarm (indien aanwezig).
VEILIGHEID
Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers twee
keer; bij het sluiten knipperen de richtingaanwijzers één keer (alleen bij
ingeschakeld diefstalalarm).
Als bij auto’s met diefstalalarm de achterklep wordt geopend, dan
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0408m worden de volumetrische beveiliging en de achterklepsensor
uitgeschakeld.
BELANGRIJK Als de afstandsbediening niet werkt, blijft het altijd mogelijk
EN BERICHTEN
de bovenstaande handelingen uit te voeren met de metalen baard van de
LAMPJES
sleutel.
Als de achterklep weer wordt vergrendeld, dan wordt de beveiliging
hersteld.
GEVALLEN
NOOD-
Lampje op bestuurdersportier
ONDERHOUD
Als de portieren worden vergrendeld, gaat lampje (A) ongeveer 3
EN ZORG
seconden branden en daarna knipperen (bewakingsfunctie).
Als de portieren worden vergrendeld en één of meer portieren en/of de
achterklep is/zijn niet goed gesloten, gaan het lampje en de
TECHNISCHE
GEGEVENS
richtingaanwijzers snel knipperen.
ALFABETISCH
REGISTER
F0C0138m
14
16. Batterij van de sleutel met afstandsbediening vervangen
EN BEDIENING
DASHBOARD
Als u de knop Ë, Á of R indrukt en lampje (F) op de sleutel knippert
slechts een keer kort, dan moet de batterij worden vervangen door een
nieuw exemplaar dat normaal in de handel verkrijgbaar is.
VEILIGHEID
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:
❒ druk op knop (A) en klap de metalen baard (B) uit;
❒ draai met een kleine schroevendraaier de sluiting (C) op :;
EN RIJDEN
STARTEN
❒ trek de batterijhouder (D) naar buiten en vervang de batterij (E); let F0C0037m
daarbij goed op de polariteit;
❒ plaats de batterijhouder (D) in de sleutel en draai de sluiting (C) op ;.
EN BERICHTEN
LAMPJES
Extra afstandsbedieningen bestellen
Het systeem kan tot 8 afstandsbedieningen herkennen. Als u na verloop
van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, kunt u zich tot een Fiat-
GEVALLEN
dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een identiteitsbewijs en de
NOOD-
autopapieren mee.
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze dienen in speciaal daarvoor bestemde containers
REGISTER
te worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgt vervolgens
voor de afvoer.
15
17. EN BEDIENING
DASHBOARD CID (Customer Identification Device)
(alleen voor uitvoeringen met Easy Go)
De CID is de “elektronische sleutel” die u altijd bij u moet hebben om
door de auto automatisch geïdentificeerd te worden als rechthebbende
op het gebruik ervan. Met de CID worden de portieren automatisch
VEILIGHEID
ontgrendeld als u de auto nadert.
De sleutel is bovendien uitgerust met drie knoppen:
❒ knop Ë voor het op afstand ontgrendelen van de portieren, de
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0330m
achterklep en het tankklepje.
❒ knop Á voor het op afstand vergrendelen van de portieren, de
achterklep en het tankklepje.
EN BERICHTEN
❒ knop R voor het op afstand ontgrendelen van de achterklep.
LAMPJES
De sleutel beschikt bovendien over een metalen baard (A) waarmee in
geval van nood het volgende bediend kan worden:
GEVALLEN
❒ de sloten van de portieren en de achterklep
NOOD-
❒ het ver-/ontgrendelen van het tankklepje
❒ het openen/sluiten van de ruiten en het opendak met lamelruiten
ONDERHOUD
EN ZORG
(Skywindow) (indien aanwezig)
❒ het dead lock-systeem
❒ de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan
TECHNISCHE
GEGEVENS
passagierszijde en de zij-airbags achter (indien aanwezig).
Druk op het ontgrendelknopje (B) en laat de baard rustig naar buiten
komen, zoals is aangegeven in de figuur.
ALFABETISCH
REGISTER
F0C0291m
16
18. Batterij van de CID vervangen
EN BEDIENING
DASHBOARD
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk:
❒ draai de drie schroeven (A) los
❒ verwijder het deksel (B)
VEILIGHEID
❒ verwijder de batterij (C) (type CR2032) en vervang deze door een
batterij van hetzelfde type
❒ plaats het deksel (B) en draai de drie schroeven (A) vast.
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0292m
Als de batterij van het CID bijna leeg is, verminderen de prestaties van
het Easy Go-systeem; het blijft in dit geval wel mogelijk de motor te
starten (zie “Starten van de motor” in de paragraaf “Easy Go
EN BERICHTEN
(herkenningssysteem)” in dit hoofdstuk). Wij raden u wel aan de batterij
LAMPJES
zo snel mogelijk te vervangen.
BELANGRIJK Het verwijderen en bevestigen van deksel (B) moet
voorzichtig worden uitgevoerd om beschadiging aan het
GEVALLEN
bevestigingssysteem en/of het omhulsel van de CID te voorkomen. Raak
NOOD-
de elektrische contacten in de CID niet aan en voorkom dat er vloeistof
of stof in de CID komt.
ONDERHOUD
Extra CID’s bestellen
EN ZORG
Het systeem kan tot 4 CID’s herkennen. Als u na verloop van tijd een
nieuwe CID nodig hebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wenden. Neem
dan de CODE-card, een identiteitsbewijs en de autopapieren mee.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze dienen in speciaal daarvoor bestemde containers
REGISTER
te worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgt vervolgens
voor de afvoer.
17
19. EN BEDIENING
DASHBOARD DEAD LOCK-SYSTEEM
Dit veiligheidssysteem verhindert de werking van:
❒ de interne handgrepen en de veiligheidsknop van de auto;
❒ knop (A) voor het ver-/ontgrendelen van de portieren op het
VEILIGHEID
portierpaneel aan bestuurderszijde.
Hierdoor kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend bij
een inbraakpoging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een ruit).
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0142m
Het dead lock-systeem biedt dus de best mogelijke bescherming tegen
inbraakpogingen. Daarom raden wij u aan om iedere keer als de u de
auto verlaat, het systeem in te schakelen.
EN BERICHTEN
LAMPJES
GEVALLEN
NOOD-
Als het dead lock-systeem is ingeschakeld, kunnen de portieren op geen enkele
ONDERHOUD
ATTENTIE
EN ZORG
wijze van binnenuit worden geopend. Controleer daarom, voordat u de auto
verlaat, of er geen personen meer aan boord zijn.
TECHNISCHE
GEGEVENS
Als de batterij van de sleutel met afstandsbediening of van de CID leeg is, kan het
ATTENTIE systeem alleen worden ingeschakeld door de metalen baard van de sleutel/CID in
ALFABETISCH
REGISTER
het slot van de portieren te steken en te draaien, zoals hiervoor is beschreven: in
dat geval blijft het systeem alleen op de achterportieren ingeschakeld.
18
20. Systeem inschakelen
EN BEDIENING
DASHBOARD
Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren
automatisch in:
❒ als u de mechanische sleutel (A) (indien aanwezig) twee keer in de
VEILIGHEID
vergrendelstand zet;
❒ als u twee keer op de knop Á van de sleutel met
afstandsbediening/CID drukt.
EN RIJDEN
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen de richtingaanwijzers 3 keer
STARTEN
F0C0329m
en knippert het lampje op het portierpaneel aan bestuurderszijde (zie de
tabel op de volgende pagina).
Het systeem schakelt niet in als één of meerdere portieren niet goed
EN BERICHTEN
LAMPJES
gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon via het geopende
portier het interieur van de auto kan betreden en, als het portier
vervolgens wordt gesloten, de auto niet meer kan verlaten.
GEVALLEN
Systeem uitschakelen
NOOD-
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle
portieren uit:
❒ als de portieren worden ontgrendeld;
ONDERHOUD
F0C0408m
EN ZORG
❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld;
❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
19
21. EN BEDIENING
DASHBOARD Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):
Type Openen Sluiten portieren Openen ruiten Sluiten ruiten Dead lock Openen
sleutel portieren en en vergrendelen en openen Sky- en sluiten Sky- achterklep
ontgrendelen tank- window(indien window(indien
VEILIGHEID
tankklepje klepje aanwezig) aanwezig)
Sleutel linksom Sleutel Langer dan 2 secon- Langer dan 2 secon- Sleutel twee keer Sleutel
(bestuurderszijde) rechtsom draaien den in ontgrendel- den in vergrendel- in vergrendelstand rechtsom draaien
Mechanische draaien (rechtsom
sleutel of rechtsom (bestuurderszijde) stand draaien (links- stand draaien
bestuurderszijde;
EN RIJDEN
om bestuurderszij-
STARTEN
(indien (passagierszijde) of linksom (rechtsom bestuur-
draaien (passagierszijde) de; rechtsom passa- derszijde; linksom linksom passagiers-
aanwezig) zijde)
gierszijde) passagierszijde)
Sleutel Sleutel Langer dan 2 secon- Langer dan 2 secon- Sleutel twee keer Sleutel
EN BERICHTEN
linksom rechtsom draaien den in ontgrendel- den in vergrendel- in vergrendelstand rechtsom draaien
LAMPJES
(bestuurderszijde) (bestuurderszijde) stand draaien (links- stand draaien draaien (rechtsom
Sleutel met of of linksom om bestuurderszij- (rechtsom bestuur- bestuurderszijde;
afstandsbe- rechtsom (passagierszijde) de; rechtsom passa- derszijde; linksom linksom passagiers-
diening/ (passagierszijde) gierszijde) passagierszijde) zijde)
GEVALLEN
draaien
NOOD-
CID
Knop R
Knop Knop Knop Ë langer dan Knop Á langer dan Knop Á 2 keer in-
langer dan 2 secon-
Ë kort indrukken Á kort indrukken 2 seconden indruk- 2 seconden indruk- drukken
den indrukken
ONDERHOUD
ken ken
EN ZORG
Knipperen 1 x Knipperen
richting- 2 x Knipperen 2 x Knipperen 1 x Knipperen 3 x Knipperen 2 x Knipperen
aanwijzers
TECHNISCHE
(alleen met
GEGEVENS
sleutel met
afstandsbe-
diening)
Lampje be-
ALFABETISCH
Doven bewakings- 3 Seconden continu Twee x knipperen
REGISTER
stuurders- Doven bewakings- Knipperen
lampje branden en vervol- en vervolgens knip- Knipperen
portier lampje bewakingslampje bewakingslampje
gens knipperen be- peren
wakingslampje bewakingslampje
20
22. DIEFSTALALARM (indien Toch is een maximum aantal cycli voorzien voor de
EN BEDIENING
DASHBOARD
akoestische en zichtbare signalen. Na een
aanwezig) alarmsignalering schakelt het systeem over naar de
normale bewakingsfunctie.
Het diefstalalarm, een aanvulling op alle reeds
beschreven functies van de afstandsbediening, wordt De volumetrische beveiliging en de kantelsensor
VEILIGHEID
bediend door de ontvanger die onder het dashboard kunnen met de betreffende bedieningsknoppen op de
nabij het zekeringenkastje is geplaatst. plafondverlichting voor worden uitgeschakeld (zie de
paragrafen “Volumetrische beveiliging” en
WANNEER GAAT HET ALARM AF “Kantelsensor” op de volgende pagina’s).
EN RIJDEN
STARTEN
Het diefstalalarm wordt in de volgende gevallen BELANGRIJK De startblokkering wordt uitgevoerd
geactiveerd: door de Fiat CODE en wordt automatisch
ingeschakeld als de contactsleutel uit het start-/
❒ als één van de portieren, de motorkap of de
EN BERICHTEN
contactslot wordt genomen.
LAMPJES
achterklep ongeoorloofd wordt geopend
(omtrekbeveiliging);
❒ bij een startpoging (contactsleutel in stand MAR );
❒ als de kabels van de accu worden onderbroken;
GEVALLEN
NOOD-
❒ als er bewegende voorwerpen in het interieur
aanwezig zijn (volumetrische beveiliging);
ONDERHOUD
❒ bij het optillen/kantelen van de auto.
EN ZORG
Als het alarm in werking treedt, wordt, afhankelijk van
het land, de sirene geactiveerd en gaan de
richtingaanwijzers knipperen (ongeveer 26 seconden).
TECHNISCHE
GEGEVENS
De wijze waarop het systeem werkt en het aantal cycli
kunnen per land verschillen.
ALFABETISCH
REGISTER
21
23. EN BEDIENING
DASHBOARD ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep en motorkap en contactslot in
stand STOP of met uitgenomen sleutel, de sleutel met afstandsbediening
of, afhankelijk van de uitvoering, de CID in de richting van de auto. Druk
op de knop Á en laat de knop weer los.
VEILIGHEID
Bij de meeste uitvoeringen geeft het systeem een akoestisch signaal
(“BIEP”) en wordt de portiervergrendeling ingeschakeld.
Het inschakelen van het alarm wordt voorafgegaan door een zelfdiagnose:
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0335m als het systeem een storing vindt, dan klinkt nogmaals een akoestisch
signaal en verschijnt op het display een bericht (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
EN BERICHTEN
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit door de knop Ë in te drukken,
LAMPJES
controleer of de portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten
zijn en schakel het alarm opnieuw in met de knop Á.
Als de portieren, de motorkap en de achterklep niet goed gesloten zijn,
GEVALLEN
worden ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.
NOOD-
Als bij goed gesloten portieren, motorkap en achterklep het akoestisch
signaal wordt herhaald, dan is er een storing gesignaleerd in de werking
van het systeem. Wendt u in dat geval tot de Fiat-dealer.
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen baard van de sleutel (A)
centraal worden vergrendeld, schakelt het alarm niet in.
BELANGRIJK De werking van het diefstalalarm verschilt per land.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
22
24. ALARM UITSCHAKELEN
EN BEDIENING
DASHBOARD
Druk op de knop Ë van de sleutel met afstandsbediening of, afhankelijk
van de uitvoering, van de CID.
Het volgende gebeurt (met uitzondering van bepaalde markten):
VEILIGHEID
❒ de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
❒ u hoort twee korte akoestische signalen (“BIEP’s”);
❒ de portieren worden ontgrendeld.
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0408m
BELANGRIJK Als u de portieren centraal ontgrendelt met de metalen
baard van de sleutel of, afhankelijk van de uitvoering, van de CID, dan
schakelt het alarm niet uit.
EN BERICHTEN
LAMPJES
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING
In de plafondverlichting voor bevinden zich de volumetrische sensoren.
Voor de juiste werking van de volumetrische sensoren moeten de
GEVALLEN
portieren, de zijruiten en het opendak met lamelruiten (Skywindow)
NOOD-
(indien aanwezig) geheel gesloten zijn.
Beveiliging uitschakelen
ONDERHOUD
EN ZORG
Indien nodig, als het alarm moet worden ingeschakeld als er personen of
dieren aan boord van de auto zijn, moet de volumetrische beveiliging
worden uitgeschakeld door knop (A) op de plafondverlichting voor in te
drukken.
TECHNISCHE
GEGEVENS
De uitschakeling is ook nodig wanneer met de afstandsbediening de
hulpverwarming wordt ingeschakeld.
De beveiliging blijft uitgeschakeld totdat de portieren centraal worden
ALFABETISCH
REGISTER
ontgrendeld.
F0C0286m
23
25. EN BEDIENING
DASHBOARD KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere verandering in de hellingshoek van de auto
en signaleert daardoor het geheel of gedeeltelijk optillen van de auto
(bijv. bij het verwijderen van een wiel).
VEILIGHEID
De kantelsensor signaleert een minimale verandering in de hellingshoek
van de auto, zowel langs de lengte- als de dwarsas.
Veranderingen in de hellingshoek worden niet gesignaleerd als de
snelheid lager is dan 0,5°/min. (bijvoorbeeld: als een band langzaam
leegloopt).
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0287m
Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsensor (bijvoorbeeld bij het slepen
EN BERICHTEN
LAMPJES
van de auto met ingeschakeld diefstalalarm) moet u knop (A) op de
plafondverlichting voor indrukken. De sensor blijft uitgeschakeld totdat
de portieren centraal worden ontgrendeld.
GEVALLEN
MELDINGEN VAN INBRAAKPOGINGEN
NOOD-
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven door het branden van het
controlelampje Y (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel en het
tegelijk verschijnen van een bericht op het display (zie het hoofdstuk
ONDERHOUD
EN ZORG
“Lampjes en berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN
TECHNISCHE
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt stellen (bijv. als de auto langere
GEGEVENS
tijd niet wordt gebruikt), dan hoeft u slechts de auto af te sluiten door de
metalen baard van de sleutel met afstandsbediening of de CID (afhankelijk
van de uitvoering) in het portierslot te draaien.
ALFABETISCH
BELANGRIJK Als de batterijen van de sleutels met afstandsbediening
REGISTER
of de CID (afhankelijk van de uitvoering) leeg zijn, of als er een storing is in
het diefstalalarm, dan kunt u het systeem buiten werking stellen door de
contactsleutel in het contactslot te steken en deze in stand MAR te draaien.
24
26. START-/CONTACTSLOT
EN BEDIENING
DASHBOARD
De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid:
❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd. Enkele
elektrische installaties werken (bijv. autoradio, centrale
VEILIGHEID
portiervergrendeling, diefstalalarm).
❒ MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.
❒ AVV: starten van de motor.
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0164m
Het contactslot is voorzien van een herstartbeveiliging. Als de motor bij
de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand
STOP en nogmaals starten.
EN BERICHTEN
LAMPJES
GEVALLEN
NOOD-
ONDERHOUD
EN ZORG
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u,
ATTENTIE voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren
bij een Fiat-dealer.
TECHNISCHE
GEGEVENS
Neem altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt verlaten, om
ATTENTIE onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de
ALFABETISCH
handrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoog of
REGISTER
de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen in de auto achter.
25
27. EN BEDIENING
DASHBOARD STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit en draai het stuur totdat
het vergrendelt.
VEILIGHEID
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0164m
draait.
EN BERICHTEN
LAMPJES
GEVALLEN
NOOD-
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
Verwijder de sleutel nooit als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag
ALFABETISCH
REGISTER
ATTENTIE blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt altijd, ook als de auto gesleept wordt.
26
28. INSTRUMENTEN
EN BEDIENING
DASHBOARD
De achtergrondkleur en de vormgeving van de instrumenten kunnen per
uitvoering verschillen.
VEILIGHEID
TOERENTELLER
De toerenteller geeft het toerental van de motor aan. Als de wijzernaald
in de gevarenzone staat (rood), dan betekent dit dat de motor met
extreem hoge toerentallen draait. Deze toerentallen mogen slechts kort
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0224m
worden aangehouden.
BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert
tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen
EN BERICHTEN
draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.
LAMPJES
Bij stationair draaiende motor kan de toerenteller een geleidelijke of
plotselinge toerentalstijging aangeven afhankelijk van de omstandigheden.
Dit is normaal en vindt plaats als bijvoorbeeld de airconditioning of de
GEVALLEN
NOOD-
elektroventilateur inschakelt. Een langzame wijziging in toerental dient
vooral voor het behoud van de lading van de accu.
Op enkele uitvoeringen is de toerenteller uitgerust met:
ONDERHOUD
EN ZORG
❒ een schaal tot 6000 toeren/min.
❒ een display voor weergave van het digitale klokje.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
27
29. EN BEDIENING
DASHBOARD BRANDSTOFMETER
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof aan die in de tank aanwezig is.
Het waarschuwingslampje van de reservebrandstof (A) gaat branden (op
het display verschijnt ook een bericht) als er nog ongeveer 9 liter brand-
VEILIGHEID
stof in de tank aanwezig is.
E- brandstoftank leeg.
F- brandstoftank vol.
EN RIJDEN
STARTEN
F0C0389m
Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoe-
voer kan de katalysator beschadigen.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
EN BERICHTEN
LAMPJES
De wijzer geeft de temperatuur aan van de motorkoelvloeistof, zodra de
koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan ongeveer 50°C.
Onder normale omstandigheden kan de wijzernaald op verschillende
GEVALLEN
posities in het bereik staan, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden
NOOD-
van de auto en de zelfregulerende werking van het motorkoelsysteem.
Als het waarschuwingslampje (B) gaat branden (op het display verschijnt
ook een bericht), dan is koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in dat
ONDERHOUD
EN ZORG
geval de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de wijzernaald in het rode gebied komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de
Fiat-dealer.
28
30. BEDIENINGSKNOPPEN
EN BEDIENING
DASHBOARD
Om gebruik te maken van de informatie die het “Multifunctionele display” en het “Instelbare multifunctionele dis-
play” kunnen leveren (met de contactsleutel in stand MAR), dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen (op
het schakelaarpaneel naast de stuurkolom en op de rechter hendel voor de werking van de “Trip computer”). De
werking wordt hierna beschreven.
VEILIGHEID
Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk helemaal door te lezen.
Toetsen Õ, Ô
EN RIJDEN
STARTEN
Om de menuschermen en de keuzemogelijkheden van
boven naar onder te doorlopen of om de weergegeven
waarde te verhogen/verlagen.
EN BERICHTEN
LAMPJES
Toets MODE
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met
b in de volgende beschrijvingen, om de keuze te bevesti-
GEVALLEN
gen en/of naar het volgende scherm te gaan of het menu te
NOOD-
F0C0022m
openen.
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met c in de
volgende beschrijvingen, om de keuze te bevestigen en
ONDERHOUD
EN ZORG
terug te keren naar het vorige scherm.
Toets TRIP
Korter dan 2 seconden indrukken (impuls), aangegeven met
TECHNISCHE
GEGEVENS
h in de volgende beschrijvingen, om de verschillende
schermen van de Trip computer te doorlopen.
Langer dan 2 seconden indrukken, aangegeven met i in de
ALFABETISCH
volgende beschrijvingen, om de informatie van de Trip com-
REGISTER
puter op nul te zetten (reset) voor een nieuwe rit.
F0C0023m
29
31. EN BEDIENING
DASHBOARD
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
Het “multifunctionele display” kan alle nuttige en noodzakelijke informa-
tie tijdens de rit weergeven:
VEILIGHEID
INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM
❒ Totaal aantal afgelegde km’s (H).
❒ Klokje (E).
EN RIJDEN
STARTEN
❒ Buitentemperatuur (C).
F0C3238i
❒ Datum (A).
EN BERICHTEN
Bij uitgenomen contactsleutel wordt alleen het klokje weergegeven; bij
LAMPJES
het openen van een voorportier wordt het display verlicht en wordt ook
de kilometerteller weergegeven.
INFORMATIE OVER DE AUTO
GEVALLEN
NOOD-
❒ Afstand tot volgende servicebeurt.
❒ Informatie Trip computer.
❒ Lichtsterkteregeling bedieningsknoppen.
ONDERHOUD
EN ZORG
❒ Weergave storingen.
❒ Weergave waarschuwingen met bijbehorend symbool (bijv.: mogelijke
ijsvorming op de weg (B) of Engelse sleutel (F)).
TECHNISCHE
GEGEVENS
❒ Weergave city-functie (indien ingeschakeld) (D).
❒ Weergave koplampafstelling (alleen als het dimlicht is ingeschakeld)
(G).
ALFABETISCH
REGISTER
❒ Motoroliepeil (uitvoeringen JTD en Multijet).
30
32. Er is ook een menu aanwezig waarin met de bedie- ❒ ACHTERKLEP ONAFHANKELIJK ONTGRENDE-
EN BEDIENING
DASHBOARD
ningsknoppen (zie “Bedieningsknoppen” op de vorige LEN
pagina’s) de volgende instellingen kunnen worden uit-
gevoerd: ❒ BESTUURDERSPORTIER ONTGRENDELEN
❒ CENTRALE PORTIERVERGRENDELING BIJ RIJ-
VEILIGHEID
“MY CAR” INSTELMENU DENDE AUTO
Het aantal menu-instellingen is afhankelijk van de uit- ❒ AUTOCLOSE (uitvoeringen met Easy go)
voering van de auto. Als de auto is uitgerust met het ❒ EENHEID “AFSTAND”
Connect Navigatiesysteem, worden de menu-instellin-
EN RIJDEN
STARTEN
gen op het betreffende display weergegeven met uit- ❒ EENHEID “VERBRUIK”
zondering van “Snelheidslimiet” en “Gevoeligheid ❒ EENHEID “TEMPERATUUR”
schemersensor instellen” die op het multifunctionele
display worden weergegeven. ❒ VOLUMEREGELING TOETSEN
EN BERICHTEN
LAMPJES
Met het “Instelmenu” kunnen met de bedieningsknop- ❒ VOLUMEREGELING WAARSCHUWINGSZOE-
pen (zie “Bedieningsknoppen” op de vorige pagina’s) MER
de volgende instellingen worden uitgevoerd: ❒ TAAL INSTELLEN
❒ SNELHEIDSLIMIET
GEVALLEN
❒ WAARSCHUWINGSZOEMER SBR (Seat Belt
NOOD-
❒ SCHEMERSENSOR INSTELLEN AUTOMATISCHE Reminder) WEER ACTIVEREN (*)
KOPLAMPEN (indien aanwezig) ❒ GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
❒ TRIP B
ONDERHOUD
EN ZORG
❒ MENU VERLATEN
❒ KLOK INSTELLEN Als de auto is uitgerust met het Connect
❒ TIJDWEERGAVE Navigatiesysteem kunnen “Herhaling informatie audio-
TECHNISCHE
systeem” en “Telefooninformatie” op het multifunctio-
GEGEVENS
❒ DATUM INSTELLEN nele display van het instrumentenpaneel worden inge-
❒ INFORMATIE AUDIOSYSTEEM HERHALEN steld.
(*) Functie wordt alleen weergegeven als het systeem
ALFABETISCH
door de Fiat-dealer is uitgeschakeld.
REGISTER
31
33. EN BEDIENING
DASHBOARD STARTCONTROLE
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, wordt op het multifunctionele display “Check bezig” weergegeven:
de fase waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto is begonnen; deze fase
duurt enkele seconden (alleen bij de JTD- en Multijet-uitvoeringen wordt op het display ook het motoroliepeil
weergegeven; zie de volgende paragraaf). Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart,
VEILIGHEID
dan verschijnt het bericht “Check ok” op het display.
Als op het display een storing wordt
EN RIJDEN
STARTEN
weergegeven, zie dan de paragraaf
“Lampjes en berichten” in dit hoofd-
stuk.
EN BERICHTEN
LAMPJES
Motor
gestart? JA
GEVALLEN
Geen storingen
NOOD-
aanwezig
NEE
ONDERHOUD
EN ZORG
Alleen JTD-
en Multijet-uitvoe-
ringen of Weergave
standaardscherm
TECHNISCHE
GEGEVENS
Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automa-
tisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen voor de servicebeurt. De weergave wordt elke 200 km
ALFABETISCH
(of elke 124 mijl) of om de drie dagen weergegeven. Als u dicht bij de volgende servicebeurt bent en u de contactsleutel in stand MAR
REGISTER
draait, verschijnt op het display het opschrift service gevolgd door het aantal kilometers of dagen dat resteert tot de volgende service-
beurt. De informatie van het “Geprogrammeerd onderhoud” wordt aangegeven in kilometers (km) of mijlen (mijl) of dagen (dd), afhanke-
lijk van de eerstvolgende servicebeurt. Wendt u tot de Fiat-dealer voor het uitvoeren van de werkzaamheden van het
“Onderhoudsschema” of van het “Jaarlijks inspectieschema”, en voor het op nul zetten van deze weergave (reset).
32
34. Motoroliepeil controleren (uitvoeringen JTD en Multijet)
EN BEDIENING
DASHBOARD
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, wordt op het multifunctio-
nele display enkele seconden het motoroliepeil weergegeven. Tijdens
deze fase kan de weergave worden onderbroken en naar het volgende
scherm worden doorgegaan door b in te drukken.
VEILIGHEID
F0C2002i
BELANGRIJK Het motoroliepeil wordt alleen juist weergegeven als de
auto op een vlakke ondergrond staat.
Deze weergave toont het juiste oliepeil. Naarmate het oliepeil daalt, ver-
EN RIJDEN
STARTEN
anderen de dichte rondjes in open rondjes.
EN BERICHTEN
LAMPJES
Deze weergave toont het oliepeil onder de voorgeschreven minimum
waarde. Herstel het juiste motoroliepeil (zie “Niveaus controleren” in
GEVALLEN
het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”).
NOOD-
F0C2111i
ONDERHOUD
EN ZORG
Deze weergave toont het oliepeil boven de voorgeschreven maximum
TECHNISCHE
waarde. Wendt u tot de Fiat-dealer voor het herstellen van het juiste
GEGEVENS
motoroliepeil.
F0C2003i
ALFABETISCH
REGISTER
33
35. EN BEDIENING
DASHBOARD BESCHRIJVING VAN HET MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies dat “cyclisch” wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen Õ
en Ô worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de voor-
beelden “Taal” en “Instel. datum” in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm” op
de volgende pagina’s.
VEILIGHEID
Frans Dag
Engels Duits Bijvoorbeeld:
EN RIJDEN
Jaar Maand
STARTEN
Italiaans Spaans
Portugees
EN BERICHTEN
TRIP B REG. KLOK
b
LAMPJES
SCHEMERSENSOR
Bijvoorbeeld: SNELH. LIM. WEERG. KLOK
MENU VERLATEN
b
INSTELLEN DATUM
SERVICE
GEVALLEN
NOOD-
TAAL AUDIO HERH.
ONDERHOUD
EN ZORG
VOL. ZOEMER ACHTERKLEP ONAFH.
TECHNISCHE
GEGEVENS
ONTGR. BEST. PORT.
VOL. TOETSEN
VERGR. PORT.
EENHEID TEMP.
ALFABETISCH
AUTOCLOSE
REGISTER
VERBRUIK EENHEID AFST.
34
36. TOEGANG TOT MENUSCHERM
EN BEDIENING
DASHBOARD
Na de “Startcontrole” kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door de knop b in te drukken.
Druk op de knop Õ of Ô om in het menu te navigeren.
BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen enkele handeling wordt uitgevoerd, dan wordt automatisch het
VEILIGHEID
menu verlaten en het vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd
is (met de knop b), niet opgeslagen. De handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd.
Als de auto in beweging is, kan alleen toegang worden verkregen tot een beperkt menu (instellen van
EN RIJDEN
“Snelheidslimiet” en “Gevoeligheid schemersensor instellen”).
STARTEN
Als de auto stilstaat, kan toegang worden verkregen tot het uitgebreide menu.
Als de auto is uitgerust met het Connect Navigatiesysteem, is het menu beperkt: alle andere instellingen kunnen
EN BERICHTEN
worden gewijzigd in het Connect Navigatiesysteem zelf.
LAMPJES
In het volgende schema worden de beschreven mogelijkheden weergegeven.
GEVALLEN
NOOD-
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
35