4. tientallen eenheden 3 Jeroen: “Eerst tel ik de 6 en de 7 bij elkaar, dat is 13. 13 bestaat uit de 10 en 3. Dus zet ik een 3 bij onderaan bij de eenheden.”
5. tientallen eenheden 3 Jeroen: “Eerst tel ik de 6 en de 7 bij elkaar, dat is 13. 13 bestaat uit de 10 en 3. Dus zet ik een 3 bij onderaan bij de eenheden. En een 1 bovenaan bij de tientallen.” 1
6. tientallen eenheden 83 Jeroen: “Daarna ga ik de tientallen optellen Dus 4 + 3 + 1 is 8, dus zet ik een 8 onderaan bij de tientallen. Nu heb ik dus 83 als antwoord. 1